JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

1. Bijbelse gegevens

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1. Bijbelse gegevens

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Algemeen

De bijbelse gegevens over Maria zijn vrijwel uitsluitend te vinden in de beschrijvingen van het evangelie naar Matthéüs, Markus, Lukas en Johannes.

In de vier evangeliën lezen we over het leven en sterven van de Heere Jezus op de aarde.

In verband hiermee is het belangrijk dat we het karakter van de evangeliebeschrijvingen voor ogen houden.

De vier evangelisten tezamen geven echter geen volledig geschiedkundig beeld van Jezus' leven en sterven. Over het algemeen krijgt Jezus' lijden en sterven in de evangeliën veel aandacht. Daarentegen wordt van de jaren voordat Hij in het openbaar treedt, verreweg de langste tijd van Zijn leven op aarde, nauwelijks iets vermeld. Wat Zijn driejarige ambtsbediening betreft ligt weer het aksent op de laatste weken van Zijn leven op aarde. Het karakter van de evangeliebeschrijvingen moet daarom worden gezien in het licht van het doel dat de evangelisten bij het schrijven voor ogen stond. Zo gaat het bij Johannes erom de lezers bekend te maken dat Jezus Christus de Zoon van God is, Die naar deze aarde gekomen is en gestorven is aan het kruis om zondaren met God te verzoenen.

"Deze dingen zijn geschreven, opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam" (Joh. 20:31).

Het karakter van de evangeliebeschrijvingen heeft ook konsekwenties voor het aantal en de aard van de bijbelse gegevens over Maria. Zij koncentreren zich met name op de geboorte van Christus, omdat Maria de moeder van Christus is.

Hoewel Maria ook tijdens Christus' omwandeling op aarde nog wel eens naar voren komt, treedt ze als het ware steeds meer terug. Het gaat niet om haar, maar om haar Zoonl

Zo hebben wij in de Nieuw Testamentische gegevens over Maria te doen met een reeks momentopnamen. Het is daarom niet mogelijk op basis hiervan een komplete levensbeschrijving van Maria te geven. We moeten beseffen dat voor ons voldoende moet zijn, wat in de Bijbel over haar verteld wordt. We hebben dan ook de vele verhalen uit de (rooms-katholieke) overlevering niet nodig! De Heere geeft ons in Zijn Woord zoveel te kennen als ons van node is in dit leven, tot Zijn eer, en de zaligheid van de Zijnen (art. 2 N.G.B.).

 

2. De naam

De naam Maria is de griekse vorm van het hebreeuwse Mirjam. Denk aan Mirjam, de zuster van Mozes en Aäron. De betekenis van deze naam is niet zeker. Men denkt wel eens aan "de wederspannige". In het Nieuwe Testament komen verscheidene vrouwen voor met de naam Maria.

Naast Maria, de moeder des Heeren, worden nog genoemd:

a. Maria Magdaléna

Waarschijnlijk afkomstig uit Magdala, ten zuidwesten van het meer van Genesareth. De Heere Jezus heeft uit haar zeven duivelen geworpen (Mark. 16:9; Luk. 8:2).

Zij dient dan de Heere Jezus door in Zijn levensonderhoud te voorzien (Luk. 8:3). Zij is getuige van Jezus' kruisiging en begrafenis en bezoekt op de opstandingsmorgen het graf. Na Zijn opstanding verschijnt Christus aan haar (Joh. 20:11-18) en gebiedt haar om Zijn opstanding aan de discipelen te verkondigen.

b. Maria van Bethanië

Zij is de zuster van Martha en Lazarus (Luk. 10:39,42; Joh. 11:1,2). Door de Heere Jezus wordt zij geprezen boven haar zuster Martha, omdat zij het goede deel heeft uitgekozen, nl. zitten aan de voeten van Jezus om Zijn Woord te horen. Zij heeft de Heere Jezus gezalfd met kostelijke zalf als voorbereiding op Zijn begrafenis (Matth. 26:6-13; Mark. I4:3-9; Joh. 12:1-11).

c. Maria van Klopas

Wij weten van deze Maria niet meer, dan dat zij één van de vrouwen is die bij het kruis staan (Joh. 19:25). Zij verzorgt mede Jezus' begrafenis (Matth. 27:61; Mark. 15:47). Sommigen nemen aan dat zij de moeder is van Jakobus en Joses (Matth. 27:56; Mark. 15:40 en 16:1).

d. Maria, de moeder van Johannes Marcus

Deze Maria (Hand. 12:12) is blijkbaar een bemiddelde vrouw die in haar huis de gemeente ontvangt en tot wie Petrus zich na zijn bevrijding uit de gevangenis begeeft.

e. Maria van Rome

Een christin die in Rome veel voor de gemeente doet en door Paulus gegroet wordt (Rom. 16:6).

 

3. Afkomst en familie

Er wordt in de Bijbel weinig vermeld over Maria's afkomst en familie. Wanneer mag worden aangenomen dat Lukas het geslachtsregister van Maria geeft (Luk. 3:23-38), heet Maria's vader Heli (aantekening 1). Enig kind is zij in ieder geval niet geweest. Johannes noemt de zuster van Jezus' moeder (Joh. 19:25) als één van de vrouwen die op Golgotha aan de voet van het kruis staat. Dit is Salome, de vrouw van Zebedéüs en moeder van de discipelen Johannes en Jakobus (aantekening 2).

Wat haar afkomst betreft stamt Maria uit het huis van David (Luk. 1:32).

Overeenkomstig de boodschap van de engel heeft haar Zoon koning David tot een voorvader, omdat Hij uit haar geboren zou worden. Dit blijkt ook uit Rom. 1:3 en 2 Tim. 2:8 waar Paulus van Jezus Christus schrijft dat Hij geworden is het zaad van David naar het vlees (zie ook Hand. 2:29,30).


Aantekeningen

1. Er staan in de Bijbel twee geslachtsregisters van Christus, nl. in Matth. 1:1-17 en Luk. 3:23-38. Wanneer de beide geslachtsregisters vergeleken worden, zien we dat het register van Matthéüs van Abraham over David en Salomo uitloopt op Jakob, de vader van Jozef, de man van Maria. De lijst van Lukas begint met Jezus, daalt af tot David en Nathan via een geheel andere lijn en eindigt met Adam, de zoon van God. Om de verschillen tussen beide te verklaren wordt aangenomen,dat Matthéüs het geslacht van Jozef en Lukas dat van Maria geeft. In Luk. 3:23 wordt dan Jozef de schoonzoon genoemd in plaats van Maria, de dochter. Om het misverstand uit te sluiten dat Jezus de zoon van Jozef zou zijn staat er in Luk.3:23: 'Jezus, alzo men meende de zoon van Jozef". De Heere Jezus is naar het vlees een zoon, d.w.z. een kleinzoon van Heli, de vader van Maria.

2. Volgens Matth. 27:55 en 56 hebben aan de voet van het kruis vele vrouwen gestaan onder welke Maria Magdaléna, Maria de moeder van Jakobus en Joses en de moeder van de zonen van Zebedéüs.

Zakelijk zegt Markus hetzelfde (Mark. 15:40), terwijl Lukas helemaal geen namen noemt. Door velen wordt aangenomen dat Johannes vier vrouwen noemt (Joh. 19:25): Maria, de moeder des Heeren, de zuster van Maria, Maria de vrouw van Klopas en Maria Magdaléna. In dit geval blijkt door vergelijking van Matth. 27:55 en 56 en Joh. 19:25 dat de zuster van Jezus' moeder niemand anders geweest kan zijn dan Salome, de vrouw van Zebedéüs er. dus de moeder van Johannes en Jakobus. Jezus en Zijn discipelen, Johannes en Jakobus, zijn dan volle neven geweest.


4. Aankondiging van de geboorte van Jezus

Matth. 1:16-25; Luk. 1:26-38

Maria, tot wie de engel Gabriël gezonden wordt om Jezus' geboorte aan te kondigen, woont in Nazareth, een stad in Galiléa (aantekening 3). Zij is een maagd, die ondertrouwd is met Jozef de timmerman (aantekening 4).

Gabriël groet haar met de benaming "begenadigde" en zegt dat de Heere met haar is en dat zij gezegend is onder de vrouwen (vgl. Luk. 1:42). Na Maria's ontroering stelt de engel haar gerust en deelt haar mee waarom zij de gezegende onder de vrouwen is: zij zal nl. de moeder van de Zoon des Allerhoogsten worden. Maria neemt in tegenstelling tot bijv. Zacharias gelovig aan wat de engel zegt en vraagt naar de manier waarop dit zal gebeuren. Zij is immers een maagd? Hierop wordt haar het wonder meegedeeld dat dit door de kracht van de Heilige Geest zal gebeuren (Jes. 7:14; aantekening 5).

Om haar geloof te sterken deelt de engel nog mee dat haar nicht Elisabeth ook een zoon verwacht. Voor de Heere is er immers niets onmogelijk. Dit woord is voor Maria genoeg: zij onderwerpt zich ootmoedig aan het woord van de engel. Matthéüs gaat geheel aan de aankondiging aan Maria voorbij en deelt de verschijning aan Jozef mee (aantekening 6). De engel des Heeren onthult hem de ware stand van zaken m.b.t. Maria en beveelt hem "zijn vrouw" tot zich te nemen. Jozef gehoorzaamt en neemt Maria tot zich, wat betekent dat hij met haar in het huwelijk treedt.


Aantekeningen

3. Nazareth ligt in de landstreek Galiléa. Door de inwoners van Judéa wordt er vanuit de hoogte op neer gekeken (Joh. 7:52; Hand. 2:7,8). Al wordt Nazareth een stad genoemd, het is een dorp dat weinig in tel is. Denk aan de opmerking van Nathánaël: "Kan uit Nazareth iets goeds komen?" (Joh. 1:47).

4. Een verloving (in de Statenvertaling vertaald met ondertrouw) geldt in Israël als onverbreekbaar: ontrouw van de kant van de verloofde is echtbreuk en moet met de dood worden bestraft (Deut. 22:23,24).

5. Hier wordt gesproken van de ontvangenis van de Heilige Geest. (Zie hiervoor bijv. zondag 14 van de H.C. en art. 18 van de N.G.B.).

6. Jozef wil als wetsgetrouw ("rechtvaardig") Israëliet niet in het huwelijk treden met een vrouw die onrein is. Ook wil hij haar niet openlijk te schande maken, d.w.z. het gerecht er in betrekken. Omdat volgens de mozaïsche wet een verloofde vrouw reeds aan haar man toebehoort (Deut. 22:23,24), moet Jozef haar offcieel, d.w.z. met een scheidbrief (vgl. Matth. 5:31,32) wegzenden. Hij is echter van plan haar "heimelijk" te verlaten, d.w.z. zonder het gerecht er in te betrekken. Dan zal hij de schuld krijgen. Eerst heeft hij gemaakt dat hij met Maria moet trouwen en nu weigert hij. Als hij weggaat zal Maria achter blijven als de beklaagde. Hier blijkt dus zijn grote liefde voor Maria.


5. De lofzang van Maria

Luk. 1:39-56

Na de verschijning van de engel gaat Maria op reis naar Zacharias en Elisabeth (aantekening 7). Hier wordt ze begroet als de gezegende onder de vrouwen. Elisabeth noemt haar de "moeder mijns Heeren" en prijst haar gelukzalig. Hierdoor aangegrepen zingt Maria haar lofzang.

Zij verheugt zich in God haar Zaligmaker, omdat Hij haar, een eenvoudig en arm meisje, heeft aangezien. Omdat God grote dingen aan haar heeft gedaan, zal men haar van nu aan zalig spreken. De Heere is barmhartig en toont Zijn almacht in de omkeringen die Hij bewerkt. Machthebbers doet Hij hun heerschapppij verliezen en mensen zonder eer en aanzien geeft Hij een hoge positie. Hij heeft hongerigen verzadigd en rijken al hun rijkdom doen verliezen. De Heere heeft het voor Israël opgenomen om Zijn barmhartigheid, die het vanouds is toegezegd, te bewijzen.

Hierna blijft Maria ongeveer drie maanden bij Elisabeth en gaat dan terug naar Nazareth.


Aantekening

7. Elisabeth wordt Maria's nicht, ook wel vertaald met verwante, genoemd (Luk. 1:36). In welke familierelatie Maria en Elisabeth precies staan, is niet bekend. Omdat Elisabeth uit de stam van Levi is (Luk. 1:5), zal Maria door haar moeder aan Zacharias of Elisabeth verwant zijn.


6. Geboorte van Jezus Christus

Luk. 2:1-38; Matth. 2:1-23

Om beschreven te worden gaat Jozef met Maria van Nazareth naar Bethlehem (aantekening 8). Daar brengt Maria haar eerstgeboren Zoon ter wereld (aantekening 9). Terwijl de herders alom bekend maken wat zij gehoord en gezien hebben, bewaart Maria al deze woorden, overleggende die in haar hart. Alles wat er voordien gebeurd is, wordt door haar als een schat in haar hart bewaard. Zij tracht het één met het ander in verband te brengen en de betekenis ervan te doorzien (zie ook Luk. 2:51).

Bij de voorstelling in de tempel (aantekening 10) wordt Maria aangesproken door Simeon. Profeterend waarschuwt hij haar voor te hoog gespannen verwachtingen: een zwaard zal door haar ziel gaan. Door de tegenstand en smaad t.a.v. haar Zoon, voornamelijk tijdens Zijn lijden en sterven, zal Maria's gemoed als het ware uiteen gescheurd worden. Het betekent ook dat zij haar Zoon zal moeten gaan verliezen. Hoe moeilijk dit voor Maria is zal nog blijken. Na het bezoek van de wijzen uit het oosten is het Kind Jezus niet langer veilig in het gebied van Herodes. Jozef en Maria vluchten met Jezus naar Egypte. Op Gods bevel daarvan teruggekeerd, vestigen zij zich in Nazareth.


Aantekeningen

8. Met de beschrijving wordt bedoeld dat iedereen moet worden ingeschreven in registers, met opgave van naam, familie, beroep en vermogen. De beschrijving zal wel te maken hebben gehad met het regelen van de schatting of belasting en het registeren van de bevolking. Een ieder moet ingeschreven worden "in zijn eigen stad", d.w.z. de stad waar zijn geslacht vandaan komt. Omdat Jozef en Maria uit het huis en geslacht van David zijn, gaan ze naar Bethlehem. De afstand Nazareth-Bethlehem bedraagt ongeveer 150 km, zodat de reis minstens 4 à 5 dagen heeft geduurd.

9. Bethlehem wordt in het Oude Testament herhaaldelijk genoemd. Omdat David er geboren is, heet het de stad Davids. In het Oude Testament is voorspeld dat in Bethlehem de Christus geboren zal worden (Micha 5:1; Joh. 7:42). Uit hun antwoord aan Herodes blijkt dat ook de overpriesters en Schirftgeleerden dit weten (Matth. 2:4-6).

10. In de wet des Heeren is voorgeschreven, dat de moeder na de geboorte van een jongetje veertig, en na die van een meisje tachtig dagen onrein is, en dan voor het aangezicht des Heeren moet komen om het kind voor te stellen (Lev. 12:6-8). Het voorstellen betekent een toewijden en overgeven aan God. Hierbij moet een éénjarig lam of een paar tortelduiven geofferd worden. In verband met hun armoede offeren Jozef en Maria een paar tortelduiven.


7. Maria en de twaalfjarige Jezus in de tempel

Luk. 2:41-52

Als Jezus met Zijn vader en moeder naar Jeruzalem reist voor het pascha en dezen na een bepaalde tijd terugkeren naar Nazareth, merken zij dat Hij niet mee teruggegaan is. Na veel zoeken vinden zij Hem na drie dagen in de tempel. Hij zit temidden van de leraren, hoort naar hen, en ondervraagt hen.

Maria verwijt haar Kind dat Hij rustig in de tempel zit, terwijl zij Hem met angst hebben gezocht.

Dan wordt ze door haar Zoon Jezus terecht gewezen: Maria heeft vergeten wie haar Kind is. Jezus heeft allereerst een hogere roeping namelijk t.o.v. Zijn Vader in de hemel (aantekening 11). Zij moet daaraan worden herinnerd en leren om haar Kind af te staan voor de dingen Zijns Vaders. Deze gaan boven haar eisen en verlangens. Jozef en Maria begrijpen Zijn woorden niet. Maria bewaart ze echter wel in haar hart (vgl. Luk. 2:19). Jezus gaat met Zijn ouders mee naar Nazareth en is hen onderdanig.


Aantekening

11. Opmerkelijk is dat Maria zegt "Uw vader en ik", terwijl Christus spreekt over de dingen Mijns Vaders. Hij zegt hier tot Maria dat zij toch al weet dat Hij niet haar Kind is, maar de Zoon des Allerhoogsten.


8. Het gezin van Maria

Matth. 13:55,56; Mark. 6:3

In de evangeliën wordt gesproken van de moeder, de broeders en zusters van de Heere Jezus. De broeders worden met name genoemd: Jakobus, Joses, Simon en Judas (Matth. 13:55,56; Mark. 6:3), de zusters niet. Vanouds is er verschil van mening geweest over de vraag of met deze broeders en zusters zoons en dochters van Jozef en Maria worden bedoeld. Tegenwoordig wordt dit veelal aangenomen (aantekening 12).

Aanvankelijk geloven Zijn broederen niet in Hem (Joh. 7:5). Na Christus' opstanding blijkt dat hierin verandering is gekomen: Jezus is aan Zijn broeder Jakobus verschenen (1 Kor. 15:7; aantekening 13). Zijn broeders zijn met de discipelen na Zijn hemelvaart bijeen, eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeken (Hand. 1:14). Jezus' broeder Jakobus wordt de leider van de gemeente te Jeruzalem (Hand. 12:17; 15:13). Hij is ook de schrijver van de Brief van Jakobus. Zijn broeder Judas (Judas :1) is de schrijver van de Brief van Judas (aantekening 14). Na de tempelreis wordt de naam van Jozef in de Bijbel niet meer genoemd. Gewoonlijk wordt hierom aangenomen dat Maria weduwe is geworden voordat de Heere Jezus in het openbaar treedt.


Aantekeningen

12. Door de in de Rooms-Katholieke kerk opkomende verering van Maria en de waardering voor de ongehuwde staat, vatte de gedachte post dat Maria en Jozef verder geen kinderen hebben gehad en dat Maria dus maagd is gebleven. Het woord broeder wordt dan in de ruimere zin van bloedverwant opgevat. Onder Jezus' broeders worden dan neven van de Heere Jezus verstaan. Deze gedachte is lang de algemeen heersende gebleven. O.a. Calvijn en de Statenvertalers staan op dit standpunt (zie de kanttekeningen bij Matth. 13:55). De volgende gronden pleiten ervoor om de broeders des Heeren als zoons van Jozef en Maria te beschouwen. Christus wordt n.1. de eerstgeboren Zoon van Maria genoemd (Luk. 2:7), niet de eniggeboren Zoon. Bovendien wijst het feit dat de broeders des Heeren herhaaldelijk in de nabijheid van Maria worden aangetroffen (Matth. 12:46, Mark. 3:32, Luk. 8:20 en Joh. 2:12) erop, dat zij zoons en niet bijv. stiefzoons van Maria zijn.

13. Uit Gal. 1:19 blijkt dat Paulus Jakobus, de broeder des Heeren, kent (vgl. Gal. 2:9 en 12). De Jakobus aan wie Christus na Zijn opstanding verschenen is, wordt duidelijk onderscheiden van de apostelen. Omdat Jakobus de broeder des Heeren aanvankelijk niet in Christus gelooft en later toch in het gezelschap van de apostelen verkeert (Hand. 1:14), moet hij het geweest zijn aan wie Christus is verschenen. Omdat Jakobus de zoon van Zebedéüs door Herodes ter dood is gebracht (Hand. 12:2), wordt met de Jakobus die een vooraanstaande plaats in de gemeente van Jeruzalem inneemt (Hand. 12:17 en 15:13; Gal. 2:9) ook de broeder des Heeren bedoeld.

De volgende argumenten pleiten ervoor hem ook te zien als de schrijver van de brief van Jakobus. Allereerst noemt de schrijver zich nergens apostel, wat in de andere brieven uitdrukkelijk gebeurt, maar een dienstknecht van God en van de Heere Jezus. Hij dient zich daarmee aan als een gezaghebbend man.

De kerkvaders uit de eerste eeuwen na Christus wijzen dan ook eensluidend Jakobus de broeder des Heeren als schrijver van de brief van Jakobus aan.

14. De schrijver van de brief van Judas duidt zich aan als de broeder van Jakobus (Judas :1). Daarnaast onderscheidt hij zich nadrukkelijk van de apostelen des Heeren (Judas :17). Van de personen met de naam Judas die ons vanuit de Bijbel bekend zijn, komt alleen Judas, de broeder des Heeren in aanmerking als schrijver van deze brief.


9. Maria op de bruiloft te Kana

Joh. 2:1-12

Christus is begonnen in het openbaar te treden. Op de bruiloft te Kana, waar Maria aanwezig is, zijn ook Jezus en Zijn zojuist aangenomen discipelen genodigd. Maria stelt Jezus van het tekort aan wijn op de hoogte. Zij weet dat Hij kan helpen. De verhouding tussen Jezus en Maria is echter veranderd. De tijd is voorbij dat zij als moeder een beroep op haar Zoon kan doen. Dit blijkt uit de manier waarop Christus haar aanspreekt: "Vrouw, wat heb Ik met u te doen?" (aantekening 15). In Zijn ambtelijke arbeid is Maria voor Hem geen moeder, zodat zij geen invloed op Zijn ambtswerk kan uitoefenen: "Mijn ure is nog niet gekomen". Vriendelijk maar beslist wordt dus elke inmenging van Maria afgewezen. Niet Maria, maar Jezus' Vader bepaalt wanneer Zijn uur gekomen is.

Zij onderwerpt zich hier gelovig aan, zoals blijkt uit haar opdracht aan de dienaars om dat te doen wat Jezus hen zou zeggen.

Na de bruiloft gaan Jezus, Zijn moeder en Zijn broeders naar Kapérnaüm (aantekening 16).


Aantekeningen

15. In de uitspraak "Vrouw, wat heb Ik met u te doen?" zit niet iets onvriendelijks. Het is een in het Oude Testament bekende uitdrukking (Joz. 22:24, Richt. 11:12, 2 Sam. 16:10) die gewoonlijk wordt gebruikt als weigering van een verzoek. Ook vanaf het kruis spreekt de Heere Jezus Maria aan met "vrouw" (Joh. 19:26). Maria moet afleren Hem te zien als haar Kind.

16. Sommigen nemen aan dat Maria verhuisd is en zich in Kapérnaüm heeft gevestigd. Het eerste wat hiervoor zou pleiten is het feit dat, als er in het vervolg over Maria en haar zoons gesproken wordt, zij altijd in Kapérnaüm te vinden zijn en niet in Nazareth.Bovendien zou Matth. 13:55 en 56 aangeven dat alleen Jezus' zusters, maar niet Zijn moeder en broeders in Nazareth wonen.


10. Maria zoekt Jezus te spreken

Matth. 12:46-50; Mark. 3:20, 21, 31-35; Luk. 8:19-21

Tijdens Jezus' prediking, waarschijnlijk te Kapérnaüm, schiet wegens de drukte zelfs de maaltijd er bij in (Mark. 3:20). Zijn verwanten (volgens de S.V. "die Hem bestonden"), zie Mark. 3:21) oordelen dat Hij buiten Zijn zinnen is en willen Hem meenemen, echter tevergeefs. Terwijl Jezus met Zijn onderwijs doorgaat, hebben zij waarschijnlijk Maria en Zijn broeders overgehaald om naar Hem toe te gaan, in de hoop dat zij meer invloed op Hem zullen hebben. Vanwege de schare kunnen zij niet bij Hem komen en daarom geven ze de boodschap door. Misschien heeft Maria gedacht dat dit wel voldoende zal zijn om Jezus de scharen te laten bevelen ruimte voor haar en haar zoons te maken. Jezus is echter niet van plan Zijn arbeid te onderbreken. Hij zegt tot de schare rondom Hem: "Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders?" Die de wil van Zijn Vader in de hemel doet, is Zijn broeder, zuster en moeder. Niet de vleselijke banden, maar de geestelijke banden zijn bepalend bij Christus' arbeid (aantekening 17).


Aantekening

17. Op de bruiloft te Kana heeft de Heere Jezus Maria duidelijk gemaakt dat Hij de wil Zijns Vaders zal doen. Dat dit ook nieuwe onderlinge verhoudingen met zich meebrengt, moet Maria hier leren. Zij kan niet meer over haar Zoon beschikken en heeft geen bijzondere voorrechten als moeder meer.


11. Maria zaliggesproken

Luk. 11:27,28

Als gevolg van het spreken van de Heere Jezus gaat een vrouw in de schare Zijn moeder zalig prijzen omdat zij Hem ter wereld heeft mogen brengen en voeden en verzorgen. De Heere Jezus wil niet dat Zijn moeder op een menselijke wijze gehuldigd wordt. Hij ontkent niet wat de vrouw zegt, maar wijst aan op grond waarvan iemand zalig geprezen mag worden. "Zalig zijn zij die het Woord Gods horen en bewaren", d.w.z. er zo naar horen dat zij erin geloven en hun leven er naar richten, maar ook het Woord niet vergeten en het in acht nemen (aantekening 18).


Aantekening

18. Deze tekst is van belang voor de vraag hoe we Maria moeten zien. Enerzijds wordt ze zalig gesproken omdat ze de moeder des Heeren is (Luk. 1:48). Anderzijds is het echter haar horen en bewaren van het Woord waardoor ze echt gelukkig te prijzen is. Calvijn zegt: "Het hoogste geluk en de hoogste roem van de heilige maagd waren hierin gelegen, dat zij een lidmaat van haar Zoon was, zodat de hemelse Vader haar als een nieuw schepsel beschouwen kon".


12. Maria bij het kruis

Joh. 19:25-27

De Heere Jezus is gekruisigd. Onder de vrouwen die bij het kruis staan bevindt zich ook Zijn moeder. Het lijden en sterven van haar Zoon heeft Maria sterk aangegrepen. Het staat in schrille tegenstelling tot wat haar door de engel bij de verkondiging van de geboorte voorzegd is (aantekening 19). Johannes, de discipel die Jezus liefheeft, staat bij haar. De Heere Jezus wijst Maria aan dat Johannes van nu af haar zoon is en dat Johannes voor zijn tante Maria zorg zal moeten dragen (aantekening 20). De verhouding moeder-Kind tussen Maria en Jezus is nu definitief voorbij, omdat deze behoorde tot de tijd van Christus' openbare ambtsbediening op aarde. Christus draagt de zorg over aan iemand die door nabije familierelatie en geestelijke verwantschap daarvoor het meest in aanmerking komt: Johannes, de discipel die Jezus liefheeft.


Aantekeningen

19. De engel Gabriël heeft Maria gezegd dat haar Zoon Koning zal zijn over het huis van Jakob tot in der eeuwigheid. In deze geschiedenis komt de vervulling van Simeons profetie duidelijk tot uiting. Een zwaard gaat er door haar ziel.

20. Opvallend is dat Jezus de naam moeder vermijdt en Maria aanspreekt als vrouw. Hij wil Maria nog eens leren dat zij Hem niet meer moet zien als haar Kind, maar als haar Zaligmaker. Dit is de voortdurende les die Maria tijdens Jezus' openbare ambtsbediening heeft moeten leren.


13. Maria, verwachtend de uitstorting van de Heilige Geest

Hand. 1:14

Het is de laatste keer dat Maria's naam in de Bijbel wordt genoemd (aantekening 21). Samen met de discipelen en de andere vrouwen verwacht zij met haar andere zonen de komst van de Heilige Geest. Opvallend is dat Lukas eerst de discipelen noemt en daarna de vrouwen en Maria. Dit geeft aan dat Maria zich onder de leiding van de discipelen heeft gevoegd. Er is geen sprake van een ereplaats voor de moeder des Heeren. Na de uitstorting van de Heilige Geest wordt er van Maria niets meer gehoord. Hoe lang ze nog geleefd heeft is derhalve op grond van bijbelse gegevens niet te zeggen. Sommigen veronderstellen dat Lukas van haar persoonlijk gegevens heeft gekregen voor het schrijven van zijn evangelie, met name t.a.v. de geboorte en de jeugdjaren van de Heere Jezus. In dit geval heeft Maria nog geruime tijd geleefd (aantekening 22).


Aantekeningen

21. We lezen nergens dat Maria Jezus na Zijn opstanding heeft ontmoet. Haar bijzondere plaats als moeder is immers voorbij. Wellicht behoorde Maria tot de 500 broeders (en zusters) aan wie Christus op éénmaal is verschenen (1 Kor. 15:6).

22. Br zijn veel fantasieën over Maria's verdere levensloop, o.a. een geschrift "Over de dood van Maria". Sommigen menen dat zij de apostel Johannes naar Éfeze is gevolgd en daar ook gestorven is. Anderen daarentegen menen dat Maria kort na de uitstorting van de Heilige Geest is gestorven. Met zekerheid is echter over het verdere verloop van Maria's leven niets vast te stellen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1982

Mivo +16 | 32 Pagina's

1. Bijbelse gegevens

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1982

Mivo +16 | 32 Pagina's