Biddende soldaten
Het is het jaar 1914. Ons leger is gemobiliseerd. Er dreigt oorlog! Wat zal dat een ellende, verdriet en rouw met zich meebrengen.
Een groep soldaten staat aangetreden, keurig in het gelid, want koningin Wilhelmina komt het leger inspecteren. Als de jonge vorstin het korps Groene Jagers inspecteert, blijft ze plotseling stilstaan. Ze kijkt haar trouwe onderdanen aan. Ze wéét het: deze mannen zullen, als het moet, hun leven voor haar geven. Voor haar én voor het vaderland. Toch weet de koningin dat er Eén is die helpen moet. Dat is de Heere. Wie Hem vreest, is sterker dan een heel leger. Het stérkste leger is altijd een biddend leger geweest. Daarom vraagt de koningin: "Wie van jullie kan er bidden?"
Nee, ze vraagt niet: "Wie kan er goed véchten?" Ook vraagt ze niet: "Wie is er heel dapper?" Niets van dat alles. "Wie van jullie kan er bidden?", dat vraagt ze.
Onthutst kijken de soldaten haar aan. Vragende ogen zijn op de vorstin gericht. Nee, dat hadden de soldaten niet verwacht. De soldaten kunnen wel véchten, ze kunnen helaas ook veel, erg veel drinken. Ook kunnen ze féésten tot na middernacht. Lachen en plezier maken, dat kunnen ze. Maar bidden? De meeste soldaten bidden niet. Velen schamen zich om een gebed te doen. Ze schamen zich voor de soldaten die met de Heere en Zijn Woord spotten. En nu vraagt de koningin: "Wie kan er bidden?" Onderzoekend, afwachtend en hopend staat de koningin daar. Eindelijk komen er enkele jongens tevoorschijn. Bij elkaar zijn het er slechts acht. Zij hebben thuis bidden geleerd en zij zijn blijven bidden, óók te midden van de ruwe, vaak vloekende soldaten. Misschien zijn er onder die acht jongens óók die de Héére bidden geleerd heeft. Dat zijn de échte bidders!
Hoe blij verrast is de vorstin. Dankbaar kijkt ze het achttal aan. Dan gaat haar mond open. Doodstil wordt het. "Aan zulke jongens heb ik méér dan aan al die anderen. Zulke soldaten kunnen ons vaderland redden". Dat zegt koningin Wilhelmina en het hele korps kan het horen.
Boetepsalmen
De koningin verzoekt daarna aan de soldaten om te zingen ps. 79 vers 4. Zij zet zelf in met heldere stem, en het hele korps zingt, eerst aarzelend, maar daarna krachtig: "Gedenk niet meer aan 't kwaad dat wij bedreven . . . Bewijs ons eens genade."
De koningin liet een boetepsalm zingen. Waarom?
Ps. 79 vers 4.
Waarom worden op een biddag ook boetepsalmen gezongen?
Welke psalmen zou jij uitkiezen om te laten zingen op de biddag?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1986
Mivo +12 | 24 Pagina's