JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

E Achtergrondinformatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E Achtergrondinformatie

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen: Ps. 84Zingen: Ps. 84:1 en 5Ps. 122:1, 2 en 3Ps. 150:1Ps. 95:1, 4 en 5Ps. 147:1 en 10Kerntekst: Rom.l0:17 "Zo is dan het geloof uit he gehoor en het gehoor door het woord Goas".

De eredienst

De kerkdienst wordt ook wel eredienst genoemd. We komen in de kerk om gemeenschappelijk God te eren. In de Heere Jezus Christus God eren. Daarvoor zijn we geschapen. Als we hier met ons hart "ja" op zeggen zullen we belijden dat we er niets van terecht brengen.

En toch wil God nog met ons te maken hebben. In Zijn huis wandelt Hij onder ons in het gewaad van Zijn Woord. Gaan naar de kerk is eigenlijk gaan naar God.

Het meest centrale gedeelte in de samenkomst der gemeente moet zijn: Gods Woord, de prediking van Zijn Woord.

Luther, Calvijn en de andere reformatoren heeft dit voor ogen gestaan: terugkeer naar de Schrift. Alles wat de prediking overwoekerde of terugdrong, werd verwijderd.

Men keerde terug naar eenvoud en soberheid.

Wil dat zeggen dat we genoegen moeten nemen met een "vormenloze" dienst van God? Een eenvoudige eredienst betekent nog geen ordeloosheid. De Heere is geen God van wanorde. Hij wil wonen en werken waar de dingen met orde geschieden (1 Kor. 14:33).

Vandaar, dat de gereformeerde eredienst sober, maar wel volgens enkele vaste uitgangspunten is ingericht. Wanneer de prediking een centrale plaats inneemt, betekent dat echt niet dat de andere delen van weinig of geen belang zijn.

Onderdelen van de eredienst

1. Votum en groet

2. Psalmgezang

3. Lezing van de wet des Heeren of geloofsbelijdenis

4. Schriftlezing

5. Gebed

6. Psalmgezang en kollekte

7. Prediking

8. Dankgebed

9. Zegen

10. In de kerkeraadskamer

11. Het orgel

12. De Heilige Doop en het Heilig Avondmaal

1. Votum en groet

Votum betekent wijding, gelofte.

De voorganger wendt zich namens de gemeente en zichzelf tot God. Ps. 124:8: "Onze hulp is in de Naam des Heeren, Die hemel en aarde gemaakt heeft".

Hij belijdt zijn volkomen afhankelijkheid van de Almachtige, Die Zich in Christus Jezus openbaart als de Verbondsgod, Jehova, de Ik-zal-zijn-Die-Ik-zijn-zal. Die-Ik-zijn-zal. Het is dus eigenlijk een geloofsbelijdenis.

Daarna wendt hij zich in opdracht van zijn Zender tot de gemeente met de groet: "Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus Gods Zoon in de gemeenschap van de Heilige Geest" (Rom. 1:7).

Diezelfde woorden gebruikt Paulus ook in 1 Kor. 1:3, Gal. 1:3, Ef. 1:2, Phil. 1:2, ezn.

Hij wenst zijn lezers niet enkel Gods zegen toe, maar verkondigt hen Gods genade en vrede. En zo is het ook met de predikant die deze zegengroet uitspreekt. In die éne groet wordt het hele evangelie eigenlijk al verkondigd. Door die ene groet is deze dienst ook geen gewone vergadering meer, maar vanaf nu is de gemeente van Christus in Zijn Naam vergaderd. In deze groet wordt al gezegd waar het in de kerk over zal gaan. Wie Hem nog niet kent, wordt hier al aangelokt om God te zoeken. Wie dorst heeft, wordt hier al gewezen op het water des levens.

In sommige gemeenten is er in de middag- of avonddienst een andere groet (2 Joh. 1:3): Genade, barmhartigheid, vrede zij met ulieden van God de Vader, en van de Heere Jezus Christus, of (Openb. 1:4-5a): Genade zij u en vrede van Hem, Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven geesten die voor Zijn troon zijn; en van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden, en de Overste der koningen der aarde.

2. Psalmgezang

De voorzang kan in bijzondere gevallen staan in het teken van de tijds omstandigheden: een ernstig sterfgeval: ps. 89: 19 of 103:8.

Maar in het algemeen is het in de gereformeerde eredienst traditioneel dat de lof des Heeren voorop gaat. Er zijn tal van psalmen die hiertoe kunnen dienen. Psalm 95, psalm 100, enfin, je kunt dat zelf wel aanvullen. Ook zogenaamde "bedepsalmen" als ps. 25:1: "'k Hef mijn ziel, o God der goden" kunnen dienen als beginpsalm.

De bedoeling hiervan is dat de gemeente vanaf het begin leert bedenken dat zij in de tegenwoordigheid Gods de lof en de eer des Heeren behoort te bezingen en behoort te bedenken de dingen die boven zijn. Het lied vóór de prediking, maar ook in het verdere verloop van de dienst moet geheel en al in het raam van de te houden prediking passen. Dan is het ook echt een zeer bepaald onderdeel van de eredienst en dienen we ook daaraan aktief deel te nemen. Het is verkeerd om, om welke reden dan ook niet mee te zingen, zoals je vooral bij jongeren nogal eens ziet. "Maar", zal iemand zeggen: "ik kan niet op elk lied amen zeggen! Als je duidelijk in de preek hebt gehoord, dat je nog geen kind van God bent, dan is het toch wel moeilijk om datgene te zingen wat je persoonlijk nog niet kent?"

Tóch maar meezingen. Al schiet er een brok in je keel. Al denk je: Was dat maar waar. Als ik dat eens echt kon zingen: 'k Zal dan gedurig bij U zijn! Laten we het dan biddend zingen, want zo'n lied van heilszekerheid kan juist een brandend verlangen ernaar bij ons oproepen. Want ook een psalm is het Woord van God, dat nooit "ledig wederkeert".

Eigenlijk is zingen bidden, je zou het zo kunnen zeggen: psalmen zijn gezongen gebeden en gebeden lofzangen.

3. Wet en geloofsbelijdenis

In elke zondagmorgendienst komt de wet voor. Het is Calvijn geweest, die de Tien Geboden een plaats heeft gegeven in de eredienst . In de orde van de oud-christelijke kerk kwam de wet niet voor. De wet wil ons brengen tot Christus. Hij is een kenbron van onze ellende en een tuchtmeester tot Christus. Wanneer de Heere bij het licht van Zijn Heilige Geest ons in de spiegel der wet doet zien, dan leren we uit de wet onze ellende kennen, zoals Paulus dat ook schrijft in Rom. 3:20: Het doel van de wet is niet wij van God zullen terugschrikken, maar dat wij ons diep voor de Heere zullen verootmoedigen. Om ons tot dat eerlijke bekennen van onze zonden te brengen, wordt deze wet van God elke zondagmorgen in de gemeente voorgelezen.

Och, of wij Uw geboon volbrachten. Gena, o hoogste Majesteit. Gun door 't geloof in Christus' krachten, om die te doen uit dankbaarheid.

Evenals de wet hebben ook de "Twaalf Artikelen" een vaste plaats in de kerkdienst. En naar analogie van de wet zijn ze aan het begin van de kerkdienst terechtgekomen. De gemeente belijdt -horend- dat in het evangelie haar toekomst ligt. In dat belijden schaart de gemeente zich in de rij van alle gelovigen van alle tijden.

De gemeente antwoordt door het zingen van een psalm.

4. Schriftlezing

De schriftlezing moet of de tekst bevatten waaruit gepreekt wordt of een erbij behorende tekst (bijv. bij de behandeling van de H.C.).

Het is een uiterst gewichtige zaak als in de kerkdienst de heilige Schrift geopend en gelezen wordt. Nu gaat, na reeds in Zijn wet van Zichzelf te hebben getuigd, de heilige God nog nader tot Zijn volkspreken. "Alzo spreekt de Heere, Heere. Hoort aandachig naar Mij en eet het goede".

5. Gebed

Wezenlijk in de samenkomst van God met Zijn gemeente is het openlijk aanroepen van Zijn Naam.

Het gebed in de kerkdienst is geen persoonlijk, maar een ambtelijk gebed. Dat wil zeggen dat iedere kerkganger bij dit openlijk aanroepen betrokken is, want de voorganger zoekt v5ór, maar ook namens de gemeente Gods aangezicht. Zowel voorganger als gemeentelid is bij het gebed betrokken. Laten we dat goed beseffen.

Laat dan ook geen ruimte open voor de satan, die de aandacht tijdens het gebed probeert af te trekken en op andere dingen je aandacht probeert te vestigen. Op je (school) werk bijv. Geef de duivel geen kans! We doen er goed aan, in plaats van alleen maar te luisteren, met de voorganger a.h.w. mee te bidden.

Want het is geen kleinigheid wat we met het gebed bedoelen. Voorop staat: een voorleggen van alle noden en zorgen, droefheid en blijdschap van de gemeenteleden aan God. Het gaat in de dienst der gebeden om smeken en dankzeggen.

Paulus zegt dan ook in Fil. 4:6: "Laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging gekend worden bij God-" Bidden voor de mensen in nood, waarover Jakobus spreekt in zijn vijfde hoofdstuk, waarbij we zeker ook onze eigen geestelijke nood niet vergeten mogen.

Wie achterin z'n psalmboekje kijkt, vindt daar het gebed vóór en na de predikatie . Na een ootmoedige schuldbelijdenis van de gemeente volgt een indringend gebed om vernieuwing. Dat is de kern van het gebed. Want dat is ook de kern van het evangelie. Het is een goede gewoonte en getuigt van eerbied, dat de jongens en mannen tijdens het gebed gaan staan. Uit de gebedshouding spreekt eerbied.

6. Dienst der offerande

Na het gebed wordt er gezongen en gekollekteerd. Kollekte betekent inzameling. Het is een echt bijbels woord, zoals we dat in in Kor. 16:1 en 2 lezen. Deze kollekte, ook genoemd de dienst der offerande, is bestemd voor de instandhouding van de kerkdienst en voor het doen van christelijke handreiking aan de armen. De kerk moet als gebouw onderhouden worden, er moeten jaarlijks allerlei karweitjes gedaan worden. Het terrein waarop de diakonie werkt, is verschoven. Er is sprake van taakverbreding. Vroeger was de armenzorg het belangrijkste. Nu zijn dat bejaardenen gezinszorg. Er gaat ook veel geld naar Verpleegtehuizen, sanatoria, liefdadigheidsinstellingen zoals Effatha, Barthimeüs, de reklassering enz.

7. De preek

Na het zingen volgt de preek, het meest centrale onderdeel van de eredienst. Als de Schriften geopend worden, klinkt het in menselijke woorden: "alzo spreekt de Heere".

"Gedenk dat God Zelf u door Zijn dienaar aanspreekt. Neemt dat Woord aan, hetwelk Hij u volgens de Heilige Schrift zal verkondigen, niet als des mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord", aldus het klassieke, gereformeerde bevestigingsformulier van de predikant, de dienaar des Woord.

In het "gelijk het waarlijk is" ligt de zin van en het respekt voor de dienst des Woords in de gereformeerde traditie ten volle besloten.

2 Kor. 5:20: "Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen".

Als dat Woord vat op ons mag krijgen, dan zullen we het als een geheimenis in ons leven ontdekken en ondervinden. Dan is er een stille kracht, die ons leven richting geeft. Dan wordt ons bestaan "doorgelicht", we worden "ontgrond", aan onszelf ontdekt. De schuilhoeken, waarin de mens zich voor Gods aanaezicht tracht te verbergen, worden aan de hand van schriftplaatsen aangewezen. Hij gaat zien wie hij voor God is, maar ook wie God voor hem is.

8. Het dankgebed

Na de prediking komt het dankgebed.

In het dankgebed wordt om een zegen gevraagd over het zojuist gezaaide Woord. Denk hierbij aan de gelijkenis van de zaaier.

9. De zegen

Tot slot van de kerkdienst wordt de zegen uitgesproken. Heel vaak ingeleid door de woorden: "Gaat dan heen en ontvangt de zegen des Heeren". "De genade des Heeren Jezus Christus, en de liefde van God en de gmeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen", zoals de apostelen hun brieven aan de nieuw-testamentische gemeenten afsloten. De genade van Christus gaat voorop, in wie de liefde des Vaders een deel is der gelovigen, die bewaard en beveiligd kunnen en zullen zijn in en door de gemeenschap van de Heiliqe Geest.

Hierin valt duidelijk een bede, een zegenbede te beluisteren, het is de zegen Gods, die uit het hemelse heiligdom aan Zijn volk toevloeit, omdat Hij de Zijnen is tegemoetgetreden in Christus Jezus en nog wil benaderen, en in Hem Zijn vriendschap en zaligheid en eeuwig behoud aanbiedt.

Zo kan de kerk verlaten worden, wetende Wie ons zegenen kan en wil. onder die zegen alleen kan ook ons dagelijks leven een eredienst zijn.

Ook de hogepriesterlijke zegen wordt weieens uitgesproken (Num. 6:24-26): "De Heere zegenen u, en be - hoede u! De Heere doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig! De Heere verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede!"

10. De kerkeraadskamer

Voor de aanvang van de kerkdienst gebeurt er in de kerkeraadskamer ook al het een en ander. De predikant vraagt aan de kerkeraadsleden of er nog gemeenteleden zijn die om een voorbede hebben gevraagd. Hierover wordt soms nog even gesproken alsook over andere dingen zich die week hebben voorgedaan, of voor haar van belang zijn.

Vlak vóór de eredienst begint wordt er gebeden. De ouderling die aan de beurt is (dienstdoende ouderling) gaat voor in het zogenaamde "kerkeraadsgebed". Hij vraagt om Gods zegen over de bediening van Woord (en sakramenten). Hij bidt vooral voor de predikant om de leiding van Gods Geest bij het verkondigen van het Woord. Ook in het stil gebed komen deze zaken aan de orde, maar wordt ook een persoonlijke zegen gevraagd.

De dienstdoende ouderling brengt daarna de predikant tot aan de preekstoel, waarna hij hem een hand geeft. Deze handdruk heeft betekenis. De ouderling wenst de predikant "zegen" toe en draagt de leiding van de dienst nu aan hem over. We worden zo herinnerd aan het feit dat de dominee niet uit eigen beweging het Woord gaat brengen. De verkondiging van het Woord van God is een zaak van de qemeente. De kerkeraad, als vertegenwoordiger van de gemeente, geeft nu de predikant de gelegenheid om het Woord te verkondigen .

Na de dienst zien we opnieuw deze handdruk. De ouderling van dienst betuigt hierdoor zijn instemming met het gesprokene, en neemt de verantwoordelijkheid weer van de predikant over. Ook de andere kerkeraadsleden drukken de predikant de hand.

11. Het orgel

Ter begeleiding van de gemeentezang hebben we een orgel in de kerk. maar dat is geen vanzelfsprekende zaak, in Schotland bijv. doet men het nog steeds zonder. Oorspronkelijk was het orgel een zeer eenvoudig instrument, ontwikkeld uit een aantal herdersfluiten, die op een blaasbalg werden opgesteld. Via de kloosters kwam het orgel in de kathedralen. Luther was niet erg enthousiast over het orgel en Calvijn was er zelfs een felle tegenstander van. Sedert de Reformatie in het wel of niet gebruik maken van het orgel steeds een groot twistpunt geweest. Sinds 1640 is het echter langzamerhand toegelaten ter begeleiding van de gemeentezang.

Zo mag het orgel bijdragen aan de eredienst.

12. De heilige doop en het heilig avondmaal

Vooraan in de kerk staat het doopvont en enkele malen per jaar ook de avondmaalstafel toegericht. De Heilige Doop en het Heilig Avondmaal zijn allebei door Christus Zelf ingesteld (Maath. 28:19 en 1 Kor. 11:23-26). Het zijn tekenen en zegelen van het verbond der genade.

Het water bij de doop wijst ons op het bloed van de Heere Jezus Christus waardoor de "onreinigheid onzer zielen" kan worden afgewassen. Het brood en de wijn bij het avondmaal wijzen heen naar het gebroken lichaam en vergoten bloed van Ctiristus.

De zonde kan alleen in een weg van bloedstorting v/orden verzoend en weggenomen. Alleen door betaling met Zijn hartebloed kon Christus Borg worden voor slaven en dienstknechten van de zonde. De heilige doop en het heilig avondmaal bevatten een rijke zichtbare prediking. Het zijn volgens de Heid. Catechismus (vraag 66) sakramenten, heilige zichtbare waartekenen en zegelen, door God ingezet, opdat Hij ons door het gebruik daarvan de belofte van het evangelie des te beter te verstaan geve en verzegele.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 april 1985

Mivo -16 | 56 Pagina's

E Achtergrondinformatie

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 april 1985

Mivo -16 | 56 Pagina's