De Sport
II. „Doet Het Al Ter Ere Gods”
A. Om de onverderfelijke kroon
(Uitgangspunt: 1 Kor. 9: 24 t/m 27)
In deze verzen hebben we een gelijkenis. Paulus vermaant de gemeente door zijn eigen voorbeeld tot soberheid en tot een vlijtige voortgang in de godzaligheid aan de hand van een beeld uit de sportwereld van die dagen. De strijd heeft Paulus aan moeten binden tegen de verdorvenheid van Korinthe, zij stoorden zich niet aan de zedelijke eisen van het Evangelie. De gemeente moest wel in de wereld verkeren, maar de wereld moest uit de gemeente worden geweerd. Paulus geeft blijk de Grieks-Romeinse voorliefde te kennen voor athletiekwedstrijden, die bestonden uit worstelen, hardlopen en discuswerpen. In andere brieven ontleende hij er ook beelden aan. (zie verwerking). In een hardloopwedstrijd lopen ze allemaal mee, maar één krijgt de prijs. Ze beginnen met elkaar en eindigen met elkaar. Wij moeten ook lopen, opdat we de prijs d.i. de heerlijkheid Gods zouden verkrijgen. Om de overwinning te behalen onthoudt of matigt men zich wat betreft voedsel, drank of slaap. Ze doen alles om een kans te maken in de wedstrijd. En zij doen dat voor een kroon van laurieren, olijftakken of eikenbladeren of iets dergelijks of in een gunstig geval van zilver of goud. Ons wacht als we de loop volbracht zullen hebben een onverdelijke kroon d.w.z. een onvergankelijke, eeuwiggedurende. Deze athleten weten niet of zij zullen winnen en sommige strijden ook niet met ernst. Wij moeten dat wel als Christenen. Wij moeten strijden om ons aan de Geest te onderwerpen. Wij moeten strijden tegen de zonde en de duivel. Wij moeten niet leven op een manier waardoor wij ons de prijs onwaardig maken. Een prijs, waartoe wij anderen aansporen.
B. Afgoden van deze tijd
„Johan Cruyff, El Salvadore"
„Johan Cruyff tekent voor Barcelona". Deze krantenkop was voor veel Nederlanders de meest schokkende van het vorig jaar. Dus toch? Na allerlei geruchten en onderhandelingen bleek het inderdaad te gaan gebeuren. Cruyffie gaat weg. Voor sommigen een grote klap. Wat moesten zij nu 's zondags zonder Cruyff op het voetbalveld? Hoe zou het nu met Ajax gaan? Er heerste diepe verslagenheid en tot in kerkeraadskamers toe was deze transfer het gesprek van de dag. In Spanje, tenminste in Barcelona, was de stemming heel anders. Grote vreugde daar bij de supporters. „Johan Cruyff, El Salvadore" prijkte daar boven een krantenartikel. Het wonderkind werd er dan ook als een halfgod begroet. (Salvador = Redder). Nu hij inmiddels al enige weken mee gevoetbald heeft en Barcelona daardoor de top van de ranglijst heeft bereikt neemt zijn populariteit nog meer toe. Voor veel supporters is het stadion dan ook - na iedere overwinning - „een hemel" geworden.
Trouwens, dit laatste komt ook bij zgn. „nuchtere Hollanders" voor. Enige jaren geleden schijnt er een boekje verschenen te zijn, waarin ook uitspraken voorkwamen met zo ongeveer de volgende inhoud: Als Feijenoord wint is de Kuip voor mij de hemel! En: Kindvall is mijn God! Een derde voorbeeld: Toen ik van 1961-'63 iedere maandag met de bus van Rotterdam naar Ridderkerk reisde en vrijdagmiddag weer terug, draaiden de gesprekken alsmaar om twee belangrijke (?) zaken: voetbal en geld. 's Maandags werd de wedstrijd van zondag nog eens doorgenomen en op vrijdag volgden de meningen over de komende strijd. Daarnaast kwam altijd het salaris ter sprake, dat zelden klopte en meestal te laag was. En tussendoor werd even gefloten of een opmerking gemaakt wanneer er een knappe vrouw (of meisje) binnenstapte.
Afgoden?
Met deze woorden zitten we midden in het onderwerp „Afgoden van deze tijd". Dat snap je wel. Wat zijn afgoden eigenlijk? We bedoelen daar nu geen beelden of voorwerpen mee vanzelf. Als je in de H. Catechismus vr. 95 doorneemt, merk je dat we het zo kunnen zeggen: Een afgod is iets waarop je vertrouwt i.p.v. op God. Dus iets wat in je leven de plaats van God inneemt. Nog anders gezegd: Wat je leven vult, waar het in je leven om draait — buiten God — dat is een afgod. Dat kan een opvallende afgod zijn — denk aan de voorbeelden — of een haast onmerkbare (mijn eigen eer b.v.), maar beiden zijn even erg. Want de ene, ware God, die recht op ons heeft (!) wordt aan de kant gezet. Misschien niet openlijk — we gaan naar de kerk, lezen, bezoeken de vereniging, hebben geen TV, lezen een goede krant — maar in feite telt de Heere niet mee en gaat het tóch om ... nou noem maar op: geld verdienen, carrière maken, eer behalen enz. Pas dus op: zo kunnen zelfs de „gewone dingen" afgoden worden.
Paulus schrijft in 1 Kor. 6: 12: „Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar. Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar ik zal onder de macht van geen mij laten brengen". Dus hij zegt dat hij alle dingen mag, als ze maar nuttig zijn. Ergens anders zegt hij: Als ze maar stichten. Je kan het zo zeggen: Het mag, als je er maar niet verder door van de Heere afraakt en anderen van Hem afhoudt. Je moet geschikt worden (of blijven) voor de dienst van God en aan de naaste. En dan: Je moet je niet onder de macht van die dingen laten brengen. Ze moeten niet de baas over je gaan spelen en je leven zo gaan beheersen dat bijbellezen, kerkgaan, bidden, zoeken van de Heere verdwijnen gaan en dat je het toch „lekker naar je zin hebt". Dan zit het fout. Een voorbeeld: Je houdt van een stukje muziek als ontspanning. Geen bezwaar, als je maar bedenkt wat ik net schreef n.a.v. Paulus' woord. Als die hobby je zo gaat beheersen dat het een macht over je wordt, stop er dan mee. Dan dreig je daarin vooral — misschien wel alléén — je vreugde te zoeken. Dan gaat daar vrijwel al je tijd in zitten en komt er van het zoeken van of het leven mét de Heere niets terecht.
Zo kan het ook gaan met geld, sport, seksualiteit en noem maar op. Dat worden dan afgoden, waar de gedachten om cirkelen en de gesprekken om draaien. Zonder die dingen zou het leven dan „waardeloos" zijn of „leeg" of "troosteloos". Laten we ze eens van wat dichterbij bekijken. Doe je mee?
Sport
Ons lichaam heeft zijn aandacht nodig. Dat wordt tegenwoordig misschien wel wat meer beseft dan vroeger. Denk aan het trimmen dat steeds meer gedaan wordt. Heel gezond! Of een ander doet in zijn vrije tijd een balsport of zwemt of wandelt. Daar kun je na je drukke dagtaak, even „heerlijk van bijkomen". Maar pas op: Ook hier schuilt het gevaar dat Paulus signaleerde, dat zo'n stukje ontspanning een macht wordt, die je gaat beheersen. Of je concentreert je teveel op je sport (of het spel) en alles wordt eraan ondergeschikt gemaakt (met alle gevaren van de sfeer in een bepaalde vereniging waar je je bij aan moest sluiten), óf je bent bezeten van het kijken ernaar. Bij velen is het — ik houd me even bij het voetballen — zo, dat ze vanaf zondag praten over de wedstrijd van die dag, en zo omstreeks het midden van de week tichten ze zich alweer op de komende wedstrijd. De pers doet daar wel aan mee. Voor belangrijke Europa-cupwedstrijden worden hele bedragen neergeteld om met de club mee te gaan. Soms worden er zelfs kerkdiensten voor verzet en gemeenteraadsvergaderingen voor verschoven. Natuurlijk, zo'n spel kan leuk zijn om te doen of te zien. Misschien weet je dat wel uit ervaring, maar vraag je zelf dan eens eerlijk af: Welke plaats neemt het in in mijn leven? Als het nu eens wegviel? Ben ik er ook niet dagen van te voren al van vervuld? Kost het mij soms ook geen moeite om 's zondagsmiddags van de knop van de radio af te blijven voor „Langs de lijn"? Ben ik ook niet te genieten als „mijn club" verloren heeft? Ja? Stop er dan mee. Meteen! Dan zit je onder een macht, die je vasthoudt. Dan is dat blijkbaar jouw „enige troost", jouw god. De Heere Jezus zegt: „Indien dan uw hand of voet u ergert, houwt ze af en werpt ze van u. Het is u beter, tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende in het eeuwige vuur geworpen te worden" (Matth. 18: 8). En in vs. 9 zegt Hij hetzelfde van je oog. Denk erom: Voetbal nam ik als voorbeeld. Dat is nu eenmaal volkssport nr. 1 en trekt duizenden naar de stadions (en uit de gezinnen). Maar alle sporten en spelen lopen dit gevaar. Dammen en schaken net zo erg als volleyballen en zwemmen als schaatsen (je herinnert je het tijdperk van ,,Ard en Keessie" nog wel). Al deze dingen kunnen genot bieden, spanning, afwisseling, ontspanning, maar als het je enige waar je je voor inspant en voor leeft dan ben je nog straatarm en heb je geen echte vreugde, die blijft en meegaat tot de vreugde bij de Heere.
(overgenomen uit artikel van Z. de Graaf in „Daniël").
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1976
Mivo -16 | 11 Pagina's
