JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

John Bunyan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

John Bunyan

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zingen: Psalm 130: 1,2,3,4Psalm 6: 1,2,9Psalm 119: 7Psalm 123: 1,2Psalm 51: 1,2,5Psalm 124: 1,3,4Psalm 30: 1,4,8Lezen: Lukas 14: 16-23Kerntekst: 'En nog is er plaats. En de heer zeide tot de dienstknecht: Ga uit in de wegen en heggen; en dwing ze in te komen, opdat mijn huis vol worde' (Lukas 14: 22, 23).

Het is nacht in Engeland. Nergens zie je meer licht in de huizen branden. De mensen slapen. Ook een jongen in een huis in het dorpje Elstow. Maar rustig slaapt hij niet. Hij droomt en ligt te woelen in zijn bed. Dan schrikt hij wakker. Met grote angstogen staart hij in het donker. Hij stopt z'n vingers in de oren. Hij wil die stem niet meer horen. Hij wil niet meer denken aan die verschrikkelijke dag van de wederkomst. De dag waarop hij voor de Heere zal moeten staan. Angstig gaat hij liggen, maar het duurt lang voordat hij weer in slaap valt.

De volgende morgen staat hij vroeg op. Snel maakt hij zich klaar om naar school te gaan. Alle gedachten aan z'n bange droom van vannacht duwt hij weg. Nee, niet aan denken. Nu naar school gaan, naar z'n kameraden. Onderweg komt hij er al een paar tegen. Luid joelend lopen ze de weg af naar school. En John Bunyan heeft de grootste mond. Hij zal z'n angstige droom wel overschreeuwen.

Voor de Heere is in John Bunyans leven geen plaats...

"Zo John", zegt vader Thomas Bunyan, "vandaag moet je een aardig eind uit de buurt van ons dorpje om wat potten te repareren. Loop door, want anders ben je niet voor de nacht terug. En je weet het, de mensen zullen je heus geen plekje geven om te overnachten, want dat is verboden. Ketellappers zijn blijkbaar mensen die je niet kunt vertrouwen." Met een vloek haalt vader Bunyan de schouders op. Ach, hij is het gewend dat er op hem neergekeken wordt. Het maken van potten en pannen is nou eenmaal een veracht beroep. In elk geval kan hij z'n brood ermee verdienen. En daar gaat het tenslotte maar om. John is het helemaal met zijn vader eens. Even later gaat hij fluitend op pad. Het leven als ketellapper bevalt hem best, heel wat beter dan de schoolbanken. De weinige vrije tijd die hij nog over heeft, weet hij best door te brengen met z'n vrienden. Vanzelf gaan z'n gedachten terug naar die vaartocht van vorige week. Dat was toch maar net op het nippertje. Hoe het kwam, weet hij nog niet. Opeens had hij z'n evenwicht verloren en was hij in het water gevallen. Vreselijk was dat. Hij kon niet zwemmen. Met veel gespartel was hij nog even boven gekomen. Hij had geschreeuwd van angst. Z'n vrienden hadden hem nog net op tijd gegrepen en in de boot kunnen trekken. Stil had hij in een hoekje bij zitten komen. Bijna verdronken! En dan...?

Vloekend schopt John een steen weg. Wat is hij toch een piekeraar. Daar moet hij nu eens mee ophouden. Altijd die sombere gedachten. Hij kan beter van het leven genieten.

Nog is er voor de Heere in het leven van John Bunyan geen plaats...

Nieuwsgierig luistert John naar de boodschapper die het nieuws komt brengen. Cromwell heeft een leger bij elkaar geroepen om te vechten tegen koning Karei I van Engeland. Hij kan nog steeds soldaten gebruiken. Hoe het zit met die strijd weet John niet precies; in elk geval vecht Cromwell voor vrijheid van godsdienst. Wat doet het er eigenlijk ook toe. Het zou een goede kans zijn om uit Elstow weg te kunnen. Als hij soldaat wordt, hoeft hij tenminste niet meer elke dag thuis te komen. Dan wordt hij ook niet elke keer herinnerd aan zijn moeder en zus die nog maar zo kort geleden gestorven zijn. Dat hij nog maar 16 jaar is, hoeft geen probleem te zijn. Er zijn genoeg soldaten van die leeftijd. Snel maakt John Bunyan zijn besluit: hij wordt soldaat in het leger van Cromwell.

Op een keer staat hij temidden van een groep soldaten klaar om een stadje te gaan belegeren. Opeens hoort hij zijn naam roepen. "John, mag ik in jouw plaats gaan? Ik heb toch niets te doen." "O best", zegt John, en hij kijkt z'n maat na als die met de soldaten afmarcheert. De volgende dag hoort John dat die makker bij het wachtlopen door een kogel in het hoofd is gedood. John schrikt, maar hij buigt niet voor God. Voor de Heere is bij hem nog steeds geen plaats.

Het is een paar jaar later. In een lege, kale kamer zitten John en zijn vrouw. Nog maar kort zijn ze getrouwd. Ze zijn verschrikkelijk arm, maar John zal hard werken om over een poosje wat spullen te kunnen kopen. In zijn ruwe handen houdt hij een boek. Een beetje spotlachend kijkt hij z'n vrouw aan. "Ik ben het lezen toch niet helemaal verleerd. Alleen, zo'n boek hoort niet bij mij: "Het voetpad van de eenvoudige naar de hemel". Maar goed, jij hebt het meegenomen toen we trouwden en om jou een plezier te doen, zal ik er af en toe in lezen. Ik wil ook best voor jou naar de kerk gaan hoor."

Zo begint John Bunyan regelmatiger naar de kerk te gaan. Maar zodra de kerk uit is, vertrekt hij 's middags naar het dorpsplein om een spel te gaan doen met z'n vrienden. Wat maakt het nou uil of je dat op zondag doet? Nee, John Bunyan vindt naar de kerk gaan prima, maar hij wil wel graag z'n pleziertjes houden.

waar ze het pinkelspel zullen gaan doen. Gelukkig is hij niet meer zo onrustig als vanmorgen! Die preek over de ontheiliging van de zondag was niet mis. Hij had duidelijk gehoord, dat zijn manier van zondag vieren niet goed is. Maar na het eten was zijn onrust weer aardig over. Waar maakt hij zich ook druk over! Hij kan maar beter aan het spel denken. Wie weet wint hij nog.

Even later staat John klaar om het houtje zo ver mogelijk weg te slaan. Hij zwaait met z'n knuppel. Dan hoort hij een stem: "Wilt gij uw zonden loslaten en naar de hemel gaan, of uw zonden vasthouden en naar de hel gaan?" Verbijsterd laat John Bunyan zijn knuppel zakken en kijkt omhoog naar de hemel. Het is net of hij de Heere Jezus naar zich ziet kijken. Hij hoort niet dat zijn vrienden hem aanmoedigen om te slaan. Zonden loslaten en naar de hemel gaan? Hij naar de hemel? Zo'n vloeker, zo'n spotter, zo'n zondagsontheiliger? Nee, dat kan niet meer. Zoveel zonden zal Christus toch nooit vergeven. Het is al te laat. Hij zal toch naar de hel gaan. Daarom maakt het ook niets meer uit of hij om veel of om weinig zonden verloren gaal. Hij kan maar beter zoveel mogelijk van de zonden gaan genieten. Gejaagd raapt hij z'n knuppel op en geeft een keiharde klap tegen het houtje.

Vanaf die tijd vloekt en spot Bunyan meer dan ooit. Zelfs zo erg, dat een buurvrouw boos naar hem toeloopt als hij voor haar winkelraam staat te vloeken. "Wat ben jij toch een vreselijke kerel. Niemand in ons dorpje vloekt zo erg als jij. Straks gaan de kinderen in hel dorp het ook nog doen. Dat is dan jouw schuld." Boos slaat ze de deur achter zich dicht. Geschrokken staart Bunyan haar na. Zijn buurvrouw is ook niet zo'n beste en vindt zij nu dat hij te erg vloekt? Stil gaat Bunyan naar huis. Vanaf die li jd probeert hij te praten zonder vloeken. Ook probeert hij niet meer aan allerlei spelen mee te doen op zondag.

Dat valt de mensen op. Ze praten erover met elkaar. "Heb je het al gemerkt? Die ketellapper vloekt niet meer. Hij schijnt zelfs uit de Bijbel te lezen! Had je dat ooit gedacht?"

Bunyan is er best tevreden mee. Hij vindt het wel fijn dat de mensen zo over hem praten. De Heere zal hem nu ook wel een goede man vinden.

Is er in Bunyans hart nu plaats gekomen voor de Heere?

Op een dag moet John Bunyan in het dorpje Bedford zijn om wat potten te maken. Terwijl hij aan het werk is, hoort hij een groepje vrouwen praten. Ze hebben het over de liefde van de Heere Jezus. Over de troost die ze kregen bij het lezen van de Bijbel. Nieuwsgierig luistert Bunyan. Troost bij het lezen van de Bijbel? Nee, dat kent hij niet. Wat zou dat eigenlijk zijn?

De liefde van Christus? Hij heeft geen idee wat dat is.

Vol vragen gaat Bunyan naar huis. Hij voelt dat die vrouwen iets hebben wat hij niet heeft. Hij dacht dat hij al een goede, godsdienstige man was, nu hij niet meer vloekt en zich netjes gedraagt. Maar dit? Nee, hier weet hij niets van. Als John Bunyan thuis is, gaat hij weer in de Bijbel lezen, maar nu anders. Bunyan gaat op zoek. Op zoek naar Christus, want met heel zijn nette leven is hij toch nog zonder God. Dat voelt hij maar al te goed.

Langzaam maar zeker komt er een vreselijke gedachte in Bunyan op. Hij kan nu wel de Heere Jezus zoeken, maar zou Jezus hem nog wel willen hebben? Hij heeft zo verschrikkelijk veel gevloekt en gespot. Hij heeft zo vaak de zondag ontheiligd. Hij heeft zelfs bij het pinkelspel besloten om nog zoveel mogelijk zonden te doen... Zou zijn genadetijd niet voorbij zijn?

John Bunyan weet geen raad meer. Maar de Heere wel. De Heere laat iemand die Hem zoekt nooit tevergeefs bidden. Terwijl Bunyan in zijn Bijbel zoekt, ziet hij opeens de tekst: "Dwingt ze in te komen, opdat Mijn huis vol worde, en nog is plaats" (Lukas 14: 22, 23). Vooral dat laatste: "en nog is er plaats" geeft hem moed. Er is nog plaats bij de Heere, zelfs voor hem. Het is nog niet te laat!

Als Bunyan weer eens in Bedford potten moet maken, ziet hij dezelfde vrouwen terug. Hij begint met hen te praten over zijn zoeken naar God. "Weet je wat je moet doen?" zeggen ze, "je moet eens meegaan naar de samenkomsten bij ds. Gifford." "Ja maar", zegt Bunyan, "die dominee preekt nooit in de staatskerk." "Dat klopt", zeggen de vrouwen, "maar die predikant begrijpt waar jij het moeilijk mee hebt. Hij kan je veel leren uit de Bijbel."

Vanaf die tijd gaat Bunyan regelmatig naar de kerk bij ds. Gifford. Ook praat hij veel met hem over zijn ongeloof, over zijn strijd. De Heere wil dit zegenen.

Op een zondag preekt ds. Gifford over Hooglied 4: 1: "Zie, gij zijt schoon. Mijn vriendin; zie gij zijn schoon." Diep onder de indruk loopt Bunyan na de preek naar huis. Steeds klinkt het in zijn hart: gij zijt Mijn vriendin, niets zal u kunnen scheiden van de liefde van Christus. De Heere geeft Bunyan zoveel liefde en zoveel geloof, dat hij wel kan zingen van blijdschap. Hij, de zondaar, de vloeker, de spotter mag Gods kind zijn. De Heere Jezus wilde ook voor zijn zonden sterven aan het kruis. En daarom is er nog plaats bij de Heere, ook voor hem. Nu weet Bunyan waar de vrouwen uit Bedford het over hadden toen ze met elkaar aan het praten waren. Nu mag hij zelf de liefde van de Heere in zijn hart voelen. Ook voor Bunyan geldt: "Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen" (Johannes 6: 37). Dat komt omdat er bij de Heere plaats is voor zondaren, voor Bunyan.

Bunyan wordt nu lid van de gemeente van ds. Gifford. Na een paar jaar vraagt de kerkenraad of hij niet eens kan preken in de samenkomst. Aarzelend stemt hij toe. En de Heere zegent hem. Niet alleen in Bedford preekt hij, maar ook in andere plaatsen. Zo wordt Bunyan predikant. Nu mag hij de mensen dwingen om in te komen. Om de Heere te zoeken. Overal komen de mensen vandaan om in schuren of andere gebouwen naar Bunyan te luisteren. Velen worden door middel van zijn preken bekeerd.

Dan komt er een moeilijke tijd voor Bunyan en veel andere mensen. De koning wil dat iedereen naar de staatskerk gaat. Ook mag je alleen nog preken als je ervoor geleerd hebt op de universiteit. Wat moet Bunyan nu doen? Hij wil niet naar de staatskerk, want die is half rooms. Hij wil ook niet stoppen met preken, want hij weet dat de Heere hem geroepen heeft. Daarom gaat hij door. Alleen moet hij zijn werk nu veel voorzichtiger doen. Af en toe verkleedt hij zich als voerman en gaat hij met paard en wagen naar de plaats waar hij moet preken.

Alles gaat goed tot dinsdag 12 november 1660. Bunyan heeft net de tekst voorgelezen waarover hij zal preken. Dan wordt de staldeur opengerukt en de knechten van de rechter dringen naar binnen. Bunyan wordt gevangen genomen.

Wat later staat hij voor de rechter. "U preekt in een samenkomst en u gaat niet naar onze staatskerk. U doet dingen die niet mogen en daarom heb ik u laten arresteren. U moet voortaan naar de staatskerk waar iedereen lid van is en u mag niet meer preken." Afwachtend kijkt de rechter naar Bunyan. Wat denkt die ketellapper wel! Hij zal hem die ongehoorzaamheid afleren!

Even kijkt Bunyan de rechter aan. Dan zegt hij kort: "Als ik vandaag vrij zou komen, zou ik mei Gods hulp morgen weer preken." Woedend kijkt de rechter hem aan. "Dan bent u vanaf nu een gevangene."

In de vochtige, volle cel zit Bunyan. Met snelle bewegingen zet hij ijzeren stiftjes aan de uiteinden van veters. Straks zal zijn dochter weer een vol kistje op komen halen om ze te kunnen verkopen. Zo kan hij toch nog een beetje meehelpen om zijn arm gezin wat geld te laten verdienen. Misschien heeft ze wel wat eten bij zich. Bunyan heeft honger en voelt zich moe. Al zoveel jaren zit hij hier gevangen. Hoe vaak heeft zijn vrouw niet geprobeerd om hem vrij te krijgen? Ook z'n vrienden hebben hun uiterste best gedaan, maar het heeft allemaal niets geholpen. In het begin mocht hij van de gevangenbewaarder weieens stiekem even naar huis. Hij heeft zelfs af en toe ergens gepreekt, maar de laatste tijd is dat niet meer zo. Hij mag de cel niet meer uit. Bunyan zucht. Wat is het soms moeilijk om goed te vinden wat de Heere doet. Bunyan voelt de moedeloosheid in zich opkomen. Daar helpt maar één ding tegen: uit de Bijbel lezen en bidden. Dat geeft hem steeds opnieuw moed. Hij pakt z'n Bijbel en begint te lezen. Gelukkig weet de Heere precies wat hij nodig heeft. Ook dit keer troost Hij Zijn verdrietig kind. "In de wereld zult gij verdrukking hebben", leest Bunyan, "maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen." Goede moed, want de Héére heeft de wereld overwonnen. Ja, zo kan Bunyan het volhouden. Zo is er vrede in zijn hart. De Heere kan hem zelfs hier in de gevangenis gebruiken. Al kan hij dan niet preken, hij kan wel schrijven. Hij pakt z'n pen en doopt hem in de inkt. Het moet een boek worden en hij zal het "De Christenreis" noemen. Zo gebruikt de Heere Bunyan nog, zelfs als hij gevangen zit.

Na 12 lange jaren komt Bunyan vrij. Groot is de blijdschap in zijn gezin en in de gemeenten. Om voor zijn gezin te zorgen, maakt hij overdag potten en ketels. Maar de tijd die hij over heeft, gebruikt hij om te preken! Bunyan weel dat dat zijn taak is. "Dwingt ze om in te komen." Hij preekt... totdat de Heere zegt: "Hel is genoeg." Ver bij zijn gezin vandaan ligt John Bunyan ziek op bed. Huilend staan zijn vrienden bij hem. Bunyan weet dat hij zal gaan sterven. Hij kijkt zijn vrienden aan. "Wees niet bedroefd over mij", zegt hij. "Ik ga naar de Heere Jezus, Die voor mijn zonden gestorven is. Ik hoop dat wij elkaar daar weer terug zullen zien om het nieuwe lied te zingen. Om eeuwig gelukkig te zijn. Amen." Zo sterft Bunyan. Bunyan, die een vloeker was, maar een kind en knecht van God mocht worden. Voor deze zondaar was er plaats bij God, omdat de Heere Jezus plaats wilde maken. Door Zijn lijden en sterven.

Ook jij mag vluchten tot de Heere, al ben je nog zo'n zondaar. Hij zegt het zelf: "En nog is er plaats."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1996

Mivo -12 | 36 Pagina's

John Bunyan

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1996

Mivo -12 | 36 Pagina's