Asa, koning van Juda
Zingen: Psalm 32: 5Psalm 89: 13, 14Psalm 2: 6, 7Psalm 18: 8, 9Psalm 34: 7, 8Psalm 37: 14Psalm 76: 1,2Psalm 78: 3, 4Psalm 119: 17, 67, 69Psalm 139 : 1, 2, 14Lezen: 1 Kon. 15: 9 - 24Kerntekst:'Het hart van Asa nochtans was volkomen al zijn dagen' (2 Kron. 15 : 17b)
Kijk daar eens, op die heuvel! Daar is een groepje mannen bezig. Ze staan voor een afgodsbeeld en een altaar. Kijk eens wat ze doen... Met de bijlen die ze bij zich hebben, hakken ze het beeld en het altaar kapot. Ja, alles wat er bij die plaats hoort, waar een afgod gediend wordt, maken ze stuk. Niets mag er overblijven. Zo wil de koning het. Hij heeft gezegd, dat niet alleen dit altaar verwoest moet worden, maar dat alle altaren en beelden in het land van Juda afgebroken moeten worden. Het volk van Juda mag die vreemde goden niet dienen. Het moet naar de tempel in Jeruzalem, waar de priesters van de Heere zijn. Daar moeten ze aan de Heere offeren. En niet aan de afgoden. Wie is die koning? Hij heet Asa. Zijn vader Abia is gestorven. Abia was een kleinzoon van Salomo. Maar Abia diende de Heere niet. Hij diende de afgoden. Net zoals zijn eigen vader, Rehabeam, had gedaan. Abia is maar drie jaar koning geweest, toen stierf hij. En nu regeert zijn zoon Asa. Asa heeft de Heere wel lief. En het eerste wat Asa doet als hij koning wordt, is alles wegdoen wat bij de afgodendienst hoort. Alle altaren voor de afgoden moeten afgebroken worden en de beelden zelf moeten worden stukgeslagen. Ook zegt Asa tegen zijn volk, dat ze de Heere moeten zoeken en doen, wat Hij in Zijn Wet geboden heeft.
En... de Heere zegent Asa en zijn volk. De oorlog die er was, toen Abia nog leefde, is er niet meer. Het volk dient niet de afgoden, maar de Heere. Nu is er vrede in het land van Asa.
En Asa vertelt dat ook aan zijn volk. 'Wij hebben de Heere onze God gezocht en Hij heeft ons rondom rust gegeven'. Asa geeft God de eer.
Maar op een dag hoort Asa, dat er een geweldig groot volk op weg is naar zijn land. Hun aanvoerder heet Zerah. Hij is een Moorman. Dan roept Asa ook zijn leger bij elkaar.
Hij zal moeten gaan vechten. Vechten tegen een vijand die veel machtiger is dan hij. Hoe zal dat aflopen? Maar kijk eens. Voordat de strijd begint, buigt Asa zijn knieën. Asa bidt. 'Help ons, o Heere, onze God! Want wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen tegen deze menigte; o Heere! Gij zijt onze God!'
Asa weet het: als hij en zijn volk alleen moeten vechten, dan zullen ze de strijd verliezen. Maar Asa weet en gelooft ook, dat de Heere kan helpen. En als Hij helpt, dan zal het leger van Asa de overwinning behalen. Al is het leger van Zera nog zo groot. Asa heeft de Heere nodig. Jij ook? Of kun jij alles wel zelf?
De strijd begint en... het geweldige leger van de Moren slaat op de vlucht. De Heere heeft het gebed van Asa uit genade verhoord. Van het leger van de vijand blijft niets over. Het wordt achtervolgd door het volk van Juda. Met heel veel schapen en kamelen keren Asa en zijn volk terug naar Jeruzalem. De Heere heeft voor de overwinning gezorgd.
Als ze bij de stad Jeruzalem komen, komt iemand hen tegemoet. Het is de profeet Azaria. Hij heeft een boodschap voor Asa en zijn volk. Een boodschap van de Heere.
'Koning Asa en volk van Juda' zegt hij, 'de Heere is met u, en gij zijt met Hem. Jullie hebben de afgodsbeelden afgebroken en de Heere gediend in Zijn tempel. Nu heeft de Heere jullie de overwinning gegeven. Als jullie Hem zoeken, zal Hij van u gevonden worden.
Als jullie Hem blijven dienen, als jullie Hem nodig hebben bij alles wat jullie doen en Hem zult gehoorzamen, dan zal de Heere jullie altijd helpen, zoals Hij nu gedaan heeft. Dan zal er niet één vijand zijn, die het van jullie zal kunnen winnen'. 'Maar', zegt Azaria, 'als jullie de Heere zullen verlaten, dan zal Hij jullie ook verlaten. Als jullie de afgoden weer gaan dienen, dan zal er oorlog komen. En dan zullen jullie de overwinning niet behalen. Dan zal er geen vrede zijn. Dan zal het gaan zoals vroeger.'
Toen de Israëlieten nog maar pas in het land Kanaan woonden, dienden ze de Heere. Maar toen ze de afgoden gingen dienen, zond de Heere vijanden. En van die vijanden konden ze het niet winnen. Maar als de Israëlieten dan de Heere weer gingen zoeken en de afgodsbeelden met de altaren afbraken, wilde de Heere hen toch weer helpen. Ook toen Rehabeam en Abia koning over Juda waren, heeft het volk de Heere vaak vergeten. Maar bekeerden de Israëlieten zich en zochten ze de Heere, dan hielp Hij hen weer. Wat is de Heere goed en wat is Hij trouw en dat voor zondige mensen, die iedere keer weer bij Hem vandaan gaan!
Koning Asa heeft die boodschap gehoord. Als hij terug is in zijn paleis, stuurt hij zijn knechten nog eens het land door. Er mag niet één altaar of afgodsbeeld overblijven.
Asa stuurt zelfs knechten naar zijn grootmoeder Maacha. Zij heeft ook een afgodsbeeld. Het is een beeld, dat verschrikkelijk is om te zien. Ook dat moeten de knechten afbreken. Maacha zelf mag van de koning geen koningin meer zijn. Ze wordt afgezet en mag niet meer meeregeren in het paleis van Asa. Niet alleen stuurt Asa knechten het land door, ze moeten ook naar de tempel. Het brandofferaltaar dat al zolang niet meer gebruikt is, moet gemaakt worden. Dan kan er weer op geofferd worden.
Als dat gebeurd is, laat Asa het volk bij elkaar roepen. Iedereen moet naar Jeruzalem komen. Niet alleen de mensen uit Juda en Benjamin, maar ook de Israëlieten uit het Tienstammenrijk, die de Heere willen dienen, worden uitgenodigd.
Daar in Jeruzalem wordt een geweldig groot offer gebracht van wat de Israëlieten van de Moren hebben geroofd. Er worden wel zevenhonderd runderen en zeven duizend schapen geslacht en op het brandofferaltaar geofferd.
Ook beloven de Israëlieten dat ze de Heere zullen zoeken met heel hun hart en met heel hun ziel. Wie dat niet doet, zal gedood worden. En de Heere zegent het volk van Juda. Vele jaren lang is er vrede in het rijk van Asa. De Heere doet wat Hij beloofd heeft. Als het volk Hem dient, dan zal Hij het zegenen. Wat de Heere zegt, doet Hij altijd. Ook nu nog!
Het is een aantal jaren later. In zijn paleis in Jeruzalem zit de koning op zijn troon. Maar wat staat zijn gezicht somber. Waarom? Asa heeft gehoord, dat de koning van Israël, Baesa, heel dicht bij het land van Juda een stad bouwt. Daar zal hij later soldaten heensturen. Die moeten er voor zorgen dat er geen mensen meer uit het Tienstammenrijk naar het Tweestammenrijk kunnen gaan. Want Baesa heeft gehoord dat er mensen zijn, die liever de Heere dienen in Jeruzalem dan de gouden kalveren in Dan en Bethel. Zij maken de lange en moeilijke reis naar Jeruzalem. Ja, er zijn zelfs mensen verhuisd naar het land van koning Asa. Maar dat wil Baesa niet! Zijn onderdanen moeten in hun eigen land blijven. Daar kunnen ze de Heere toch ook dienen...
Asa hoort wat de koning van Israël doet. Maar dat mag niet gebeuren! Asa denkt diep na. Hij moet ervoor zorgen, dat het plan van Baesa niet doorgaat. Maar hoe? Zijn knieën buigen, zoals bij de oorlog met de Moren? De Heere om hulp vragen? Nee, dat doet Asa niet. Hij zal zelf proberen ervoor te zorgen, dat Baesa's plan mislukt.
Opeens komt hem iets in gedachten. Ja, dat zal hij doen. Hij zal de koning van Syrië om hulp vragen. Er is toch een verbond met het volk van Syrië... Als het leger van Syrië het rijk van Israël binnenvalt, moet Baesa wel stoppen met het bouwen van zijn stad. Dan moet hij zijn land verdedigen. Asa roept zijn knechten en stuurt ze met een groot geschenk naar Benhadad, de koning van Syrië. Hij gebruikt voor dat geschenk het zilver en goud uit zijn paleis, maar hij haalt ook goud en zilver uit de tempel.
Met dat geschenk moeten de knechten naar die heidense koning. Die moet helpen! En...? De koning van Syrië luistert naar Asa. Het leger van Benhadad valt het land van Israël binnen. Als Baesa dat hoort, stopt hij met het bouwen van de stad Rama. Hij gaat bij Rama weg, roept zijn legers bij elkaar en trekt de Syriërs tegemoet om zijn land te verdedigen.
Kijk eens, bij Rama wordt hard gewerkt. Mannen lopen af en aan. Ze pakken de stenen op die de knechten van Baesa daar hebben neergelegd. Maar ze brengen die stenen naar een andere plaats net over de grens van het land van Asa. Daar bouwen ze twee steden, Mizpa en Geba. Asa is tevreden. Zijn plan is toch maar gelukt.
Maar dan komt er een man het paleis binnen. Het is Hanani, de profeet. Hij komt met een boodschap van de Heere. De Heere heeft alles gezien en gehoord. Zijn ogen doorlopen de ganse aarde. Hij weet ook, dat Asa Hem nu niet nodig heeft. Dat hij hulp heeft gezocht bij de koning van Syrië. Daarmee heeft Asa de Heere verdriet gedaan; hij heeft gezondigd.
Daarom zal er in het rijk van Asa voortaan geen vrede meer zijn. 'Weet u nog, koning', zegt de profeet Hanani, 'hoe de Heere u verloste van de Moren, die met een geweldig leger kwamen om tegen u te vechten? Toen u op de Heere vertrouwde, heeft Hij dat grote leger in uw hand gegeven. Dat had de Heere nu ook kunnen doen. Maar u hebt op de koning van Syrië vertrouwd en niet op de God van Israël. Voortaan zullen er oorlogen tegen u zijn'.
En wat doet Asa als hij die boodschap krijgt? Vraagt hij de Heere om vergeving? Nee, als Asa die boodschap hoort, wordt hij boos. Hij laat Hanani, die knecht van de Heere, naar de gevangenis brengen. Hanani is niet de enige die zegt dat het verkeerd is wat de koning heeft gedaan. Er zijn er nog meer. Als zij dat tegen de koning durven te zeggen, worden ook zij door Asa gestraft. Asa wil niet bestraft worden. Hij is koning en wat hij doet is goed. Daar mag niemand iets van zeggen.
Het is een poosje later. In het paleis is het heel stil. De koning is ziek, erg ziek. Hij heeft heel veel pijn. En naar wie gaat Asa met zijn verdriet en zijn pijn? Asa laat de dokters roepen. Die moeten hem helpen. Asa vergeet, dat als de Heere de middelen niet zegent, de dokters ook niets kunnen doen. Naar de Heere, Die almachtig is, gaat Asa niet met zijn ziekte.
Twee jaar later sterft Asa. Hij is heel lang koning geweest. Éénenveertig jaar heeft hij over Juda geregeerd. Het volk van Juda is heel verdrietig, als het hoort, dat hun koning is gestorven. Asa wordt begraven in Jeruzalem in het graf dat hij zelf al had laten maken. Wat leefde Asa aan het eind van zijn leven ver bij de Heere vandaan. Hij dacht, dat hij de Heere nu niet nodig had. Toch lezen we van hem 'Het hart van Asa nochtans was volkomen al zijn dagen'. Ook al deed hij veel zonde, toch had hij diep in zijn hart de Heere lief. Is dat bij jou ook zo? Is er in jouw hart die liefde tot Hem? Vraag of de Heere je wil leren Hem te lief te hebben, Hem te zoeken en Hem nodig te hebben bij alles wat je doet. Mag jij door genade de Heere al lief hebben boven alles? Bid dan of Hij je ervoor wil bewaren bij Hem vandaan te dwalen, zoals Asa deed. Vraag of Hij wil geven, dat je dicht bij Hem mag leven. En of Hij je wil leren in alles op Hem alleen te vertrouwen.
Want wat eenmaal de profeet Azaria zei, geldt ook vandaag nog: 'Zo jij Hem zoekt, Hij zal van jouw gevonden worden, maar zo je Hem verlaat, Hij zal jou ook verlaten'. Want:
'Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen,
maar wie op Hem vertrouwt, op Hem alleen,
ziet zich omringd met Zijn weldadigheên'.
Ter inleiding
In dit nummer zijn twee vertelschetsen opgenomen uit het Oude Testament: de geschiedenis van koning Asa en van richter Jeftha. Deze geschiedenissen zijn niet eenvoudig en vermoedelijk daardoor ook niet al te bekend voor kinderen. Toch is de boodschap uit deze geschiedenissen goed over te dragen op de kinderen.
Bij beide schetsen is een kreatieve verwerking gemaakt. De beschrijving ervan staat achter in deze Mivo. De klubs die geabonneerd zijn op de ledenboekjes krijgen voor hun leden hetzelfde aantal werkjes. De klubs die geen abonnement hebben en toch de werkjes willen doen, kunnen deze alsnog bestellen bij het bondscentrum.
We wensen u fijne bijeenkomsten toe.
We wensen u fijne bijeenkomsten toe. Namens de kommissie Mivo-12,
Namens de kommissie Mivo-12,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1995
Mivo -12 | 32 Pagina's