JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Gods trouw voor een ontrouw volk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods trouw voor een ontrouw volk

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerntekst: Richteren 5:31 "Alzo moeten omkomen al uwe vijanden, o HEERE. Die Hem daarentegen liefhebben moeten zijn als wanneer de zon opgaat in haar kracht."

Heb jij wel eens iets beloofd aan de HEERE? Misschien beloofde je voortaan altijd gehoorzaam te zullen zijn als de HEERE je vader of moeder maar weer beter zou maken. Of dat je nooit meer oneerbiedig zou zijn als de HEERE je zou beschermen tijdens een hevig onweer.

Het volk Israël had ook wat beloofd. Eerst aan Mozes en later aan Jozua: "Wij zullen de HEERE dienen, want Hij is onze God". Ze wilden dus de HEERE alleen dienen, maar ze kwamen in een land waar allerlei afgoden gediend werden. Zouden ze het dan wel vol kunnen houden? Daarom gaf God hun een bevel: in het land waar ze zouden gaan wonen, moesten ze alle vijanden, alle vreemde volken uitroeien, met hun afgoden. Onze God is immers een "ijverig" God, een God Die niet kan verdragen dat we naast de dienst aan Hem ook nog andere "goden" zouden dienen. Jozua zei daarom tegen het volk: "Als u de HEERE verlaat en de afgoden zult dienen, zal Hij u kwaad doen" (Joz. 4:20).

Zolang Jozua nog leefde, ging het nog goed met het volk. De Israëlieten dienden de HEERE, zoals ze beloofd hadden. Maar toen Jozua gestorven was, ging het verkeerd. De Israëlieten deden niet wat God hun bevolen had. Ze roeiden de vijandige volken niet uit, ze gingen gewoon tussen hen in wonen. De Israëlieten leerden zo de afgodendienst kennen en het duurde niet lang of ze dienden, naast de HEERE, ook Baäl. In Psalm 81 staat "Maar Mijn volk wou niet naar Mijn stemme horen, Israël verliet Mij en Mijn geboôn. 't Heeft zich and're goôn, naar zijn lust, verkoren."

Ook voor ons is dat heel gevaarlijk; als je dicht bij de zonde leeft, ga je soms ongemerkt meedoen. Daarom moet je er altijd ver vandaan vluchten. Israël had zo stellig beloofd: Wij zullen de Heere dienen, want Hij is onze God", maar ze hebben de belofte niet gehouden. Als je je eigen hart kent, weet je dat je zo'n belofte ook nooit kunt houden. Veel eerder ben je geneigd de zonde te dienen, je bezig te houden met allerlei dingen en de dienst aan de te HEERE vergeten.

Toch wil de HEERE gediend worden en daarom grijpt Hij in. Hij laat het volk Israël niet zomaar doorgaan op hun zondige weg. En zo houdt Hij ook nu nog mensen staande om ze te bekeren tot Hem. Als middel om hen staande te houden gebruikt de Heere deze vreemde volken. De volken die zij hadden moeten doden, onderdrukken hen nu. God gebruikt deze heidense koningen om Israël te straffen. Maar.... in Zijn trouw en goedheid geeft Hij hen ook steeds weer richters om door hen verlossing te geven. Zo waren Othniël, Ehud en Samgar mannen die door de Heere gebruikt werden om het volk Israël te verlossen van hun vijanden. Maar als de Israëlieten bevrijd waren van hun onderdrukking vergaten ze zo snel weer wat er gebeurd was. Ze leefden weer zoals ze zelf wilden, deden mee met de zonden van de heidenen en bogen zich opnieuw voor de afgoden. Ze deden weer alsof God er niet was. Natuurlijk laat God dit niet toe en Hij geeft hen over in de hand van Jabin, de koning van de Kanaänieten.

Onder een hoge palmboom, ergens in het gebergte van Efraïm staat een huis. Bij dat huis is het altijd erg druk, steeds zijn er mensen die in en uit lopen! Er woont daar zeker een belangrijk persoon. Die palm bij dat huis noemen de mensen de "Deborapalm". Nu weet je natuurlijk meteen wie er in dat huis woont: Debora. Zij is een bijzondere vrouw. Ze is een rechter over het volk Israël en een profetes. Zo leert ze de mensen wat de HEERE wil. "Een moeder in Israël" wordt ze genoemd. Debora leeft dicht bij de Heere en is erg wijs en verstandig. Daarom komen de mensen met moeilijke rechtszaken naar haar toe. Is er dan geen man in het hele land die dit kan doen? Nee - zover is het volk van de Heere afgeweken dat God Zijn woorden door een vrouw bekend moet maken.

Het volk Israël wordt zwaar onderdrukt. Niemand durft zomaar over de weg te reizen want de soldaten van Jabin vallen iedereen aan. Mensen die in eenzame dorpjes wonen, worden beroofd en het land wordt geplunderd. Daarom trekken de mensen zich terug in de steden. Wat een ellendige toestand. Als je op reis gaat, weet je niet of je het er wel levend af zult brengen en Jabin speelt over alles in het land de baas. Natuurlijk zouden de Israëlieten graag uit deze verdrukking verlost worden, maar wie zou dat ooit kunnen bewerken? Jabin heeft een machtig leger met 900 strijdwagens en bovendien een beruchte legeraanvoerder: Sisera.

Twintig jaar lang duurt deze ellende, deze onderdrukking. Zolang duurt het voordat de Israëlieten bedenken dat ze een machtige God in de hemel hebben. Dan gaan ze weer roepen tot de HEERE: "Wij hebben het verdiend, deze onderdrukking is onze straf, het is om onze zonde". Nu, na 20 jaar, roepen ze tot de Heere om verlossing. Zou God dan nog wel naar hen willen horen? Wat zeg je: nee? Maar zou de Heere jou dan nog wel willen horen als je roept om vergeving? Verdiend is het zeker niet maar God is een God van genade. Daarom wil Hij jouw gebed verhoren en daarom ook verhoort Hij het gebed van de Israëlieten.

Debora is in haar huis onder de palmboom. Ze krijgt een boodschap van God. God wil het volk verlossen van de onderdrukking door Jabin. Debora moet Barak, een man uit de stam van Naftali, de opdracht geven een leger van 10.000 man bijeen te roepen. Barak moet zich met dat leger verzamelen op de berg Thabor. En God belooft dat Hij de overwinning zal geven in de strijd tegen Sisera, de legeraanvoerder van Jabin. Debora laat Barak bij zich komen. Maar als Barak hoort dat hij het leger mag aanvoeren, is hij helemaal niet blij. Dat leger zal met Gods hulp de vijanden vernietigen, maar hij durft niet te vertrouwen op het Woord van de Heere. Hij zegt tegen Debora dat hij het alleen wil doen als zij meegaat. Dat is niet goed van Barak. Vertrouwt hij wel op de hulp van een vrouw en niet op God? Dan zegt Debora: "Ik zal met u meetrekken maar nu zal de eer van de overwinning niet voor u zijn. De Heere zal een vrouw gebruiken om Sisera te doden!"

Zo verzamelt zich dat leger van de Israëlieten de op de berg Thabor. En op de vlakte, bij de beek Kison, verzamelt Sisera zich met zijn machtige leger. Negenhonderd strijdwagens, met messen aan de wielen; zullen de Israëlieten daar straks, als ze naar beneden gaan, niet door verpletterd worden?

Dan komt het moment dat Debora, in de Naam des Heeren, Barak het bevel geeft zich op de vijand te werpen: "Dit is de dag in welke de HEERE Sisera in uw hand gegeven heeft". Al de Israëlieten rennen van de berg af, zo naar de machtige vijand toe. Maar de Heere gaat als een onzichtbare aanvoerder voorop. Het leger van Sisera raakt in verwarring. Het begint vreselijk te regenen en te onweren. De beek Kison verandert in een wilde stroom waardoor de strijdwagens van Sisera vastlopen in de modder. In grote wanorde slaat het vijandelijke leger op de vlucht. Door het water van de beek worden vele soldaten meegesleurd. Barak en de mannen van Israël hoeven hen alleen maar te achtervolgen en te doden. Ze jagen de vijand na tot Haroseth toe, de plaats waar ze vandaan gekomen waren. Ook de wagen van Sisera is vastgeraakt. Daarom springt Sisera van de wagen af. Lopend vlucht hij weg. Niet met zijn mannen mee, maar de andere kant op. Zo denkt hij dat hij zal ontkomen. Vlakbij is een tentenkamp van de Kenieten. Zij doen niet mee met de strijd. Daar zal hij veilig zijn. Jaël, de vrouw van Heber, staat in de ingang van haar tent als ze de vluchteling ziet komen. Ze ziet dat het Sisera is, de legeraanvoerder van koning Jabin. Ze weet: dit is een vijand van God en van Zijn volk. Hij mag niet ontkomen. "Kom toch in mijn tent", roept ze. Sisera vlucht naar binnen. Hij is heel erg moe en valt op de grond neer. En dan doet Jaël net of zij goed voor hem wil zorgen. Ze legt een kleed over hem heen en ze geeft hem heerlijke melk te drinken. Sisera denkt dat hij hier veilig is. "Ga in de deuropening staan", zegt hij tegen Jaël, "en als er iemand voorbij komt en vraagt of hier iemand is, zeg dan: nee, niemand". Dan legt hij zich rustig neer en valt in slaap.

Daar staat Jaël nu. Wat moet ze doen? Achter haar in de tent ligt Sisera. Hij mag niet ontsnappen want hij is de vijand van Gods volk. Dan ziet ze opeens een houten tentpin leggen. Het vastzetten van de tenten is haar werk. Met dat gereedschap weet ze om te gaan. Ze neemt de zware hamer en de lang tentpin. Ze zet de tentpin op het hoofd van Sisera en slaat hem met de hamer door het hoofd van Sisera de grond in. Nog even beweegt hij zich, maar dan ligt hij stil aan haar voeten. Jaël, een vrouw, heeft de aanvoerder van het leger gedood.

Even later komt er weer een man aan. Het is Barak die gemerkt heeft dat Sisera is ontkomen. Als Jaël haar tent uitgaat ziet ze hem komen. Ze roept hem binnen en laat zien wat ze gedaan heeft. En dan beseft Barak dat het is uitgekomen wat Debora zei: de eer van de overwinning is voor een vrouw.

Zo is Israël verlost van de overheersing door Jabin, de koning van Kanaän. Het volk is weer bevrijd. Debora, de richteres, maakt een lied. Ze zingt over de uitredding die God gegeven heeft. Over Jaël zingt ze, die zo'n dappere daad heeft verricht. Nu kan iedereen weer veilig over de wegen gaan. Maar bovenal zingt ze ter ere van God Die zo trouw is dat Hij het gebed van een ontrouw volk door Zijn genade wilde verhoren. Zo trouw is God nog voor schuldige mensen. Om Christus' wil wil Hij hen die schuld vergeven. Debora eindigt haar overwinningslied met de woorden: "Zoals het met Sisera ging, zo zal het gaan met al Uw vijanden, o HEERE. Maar die de HEERE liefhebben zullen zijn als wanneer de zon opgaat in haar kracht". Hoe zal het met ons, hoe zal het met jou zijn?

Help ons, barmhartig HEER. Uw grote naam ter eer;
Uw grote naam ter eer; Uw trouw koom' ons te stade;
Uw trouw koom' ons te stade; Verzoen de zware schuld
Verzoen de zware schuld Die ons met schrik vervult.
Die ons met schrik vervult. Bewijs ons eens genade.
Bewijs ons eens genade.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1990

Mivo -12 | 15 Pagina's

Gods trouw voor een ontrouw volk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1990

Mivo -12 | 15 Pagina's