JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Johannes de Doper

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes de Doper

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerntekst: Mattheüs 5:10 "Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen."

"Bekeert u, want het Koninkrijk van God is nabij gekomen! Belijd uw zonden, laat u dopen, want de Koning komt! De beloofde Messias komt, Hij is het Lam van God! Bekeert u dan en zoek vergeving bij het Lam!"

Stil staan de mensen te luisteren aan de oever van de Jordaan. Johannes de Doper preekt! Met ernstige woorden waarschuwt hij iedereen, of dat nu een visser is of een soldaat, een tollenaar of een Farizeeër. Plotseling schrikken de mensen op. Een groep soldaten komt eraan en, zo te zien, niet om ook te komen luisteren. Ze lopen naar voren tot bij het water van de rivier. "Bent u Johannes de Doper?" "Ja, dat ben ik." "Dan bent u nu de gevangene van Koning Herodes. Mee!" De soldaten grijpen Johannes vast. Daar gaan ze weer, met hun gevangene tussenin.

Op één van de bergtoppen ten oosten van de Dode Zee staat een prachtig paleis. Het is één van de paleizen van koning Herodes. Zijn vader had het al laten bouwen. Het lijkt eigenlijk meer op een sterk kasteel, want er zijn niet alleen mooie zalen, maar, onder in de kelders, zijn ook gevangeniscellen. In één van de zalen zit koning Herodes. Daar gaat de grote deur open. Soldaten lopen naar binnen. Tussen zich in hebben ze een gevangene. "Hier is hij, koning Herodes. We hebben uw bevel uitgevoerd." Onderzoekend kijkt de koning de gevangene aan. Eenvoudige kleren heeft hij aan, een mantel van kameelhaar, een leren riem. "Dus u bent Johannes de Doper?" vraagt hij dan. "Ja koning, dat ben ik." "Ik heb gehoord, dat je slechte dingen van mij vertelt, daarom heb ik je gevangen laten nemen. Spreek de waarheid, wat heb je over mij gezegd?" Dan begrijpt Johannes wat de koning bedoelt, waarom hij meegenomen is. Wat zal hij doen? Net doen alsof er niets gebeurd is? Zal hij liegen? Dan wordt hij zo weer vrijgelaten. Maar nee, Johannes denkt er niet aan om te liegen. Heeft de Heere hem niet gezonden om het volk te waarschuwen? Zou hij dan nu uit bangheid de koning maar door laten leven in de zonde? Ongewaarschuwd? Nee, hij zal het eerlijk tegen de koning zeggen.

"Koning Herodes, ik vertel u alleen de waarheid, want u doet slechte dingen. U leeft in de zonde. En als u daarmee doorgaat, zal God u straffen. Dat heb ik gezegd. En dat zeg ik u nu ook, om u te waarschuwen. Bekeer u!" Zonder angst staat Johannes daar voor de koning, zijn ogen strak op hem gericht. Hij gaat verder: "U bent wel geen Jood, maar u kent de wetten van de Heere God heel goed. En wat heeft u gedaan? U heeft uw eigen vrouw weggestuurd en u heeft de vrouw van uw broer Filippus afgepakt. Maar die vrouw, Herodias, moet u terug sturen. U mag haar niet hebben. U moet breken met de zonden. Bekeert u, dat betekent dat u zich moet omkeren, moet stoppen met deze zonde, en luisteren naar wat de Heere God wil, dat u moet doen."

Moedig heeft Johannes gesproken. Wat zal er nu met hem gebeuren? Zal hij gedood worden? Had hij niet beter zijn mond kunnen houden? Nee, dat kon hij niet. Hij was immers gezonden om te vertellen dat de Koning komt? En die Koning wil immers geen dienaren die in zonde leven, die van de zonde genieten? Wel dienaren, die hun zonden belijden, en die in Zijn kracht daar tegen strijden. Wat zal het antwoord van Herodes zijn? Het blijft nog stil. De woorden van Johannes zijn hard aangekomen. De koning denkt na. Wat zal hij doen? Johannes laten doden? Dat is het beste. Dan is hij van hem af. Weg met die ernstige man met zijn dreigende woorden. Hij wil er niet naar luisteren. Herodias wegsturen? Nooit! Met de zonde breken? Hij denkt er niet aan. Niet Herodias, nee, Johannes moet verdwijnen. Voorgoed. Maar, als de koning de profeet daar voor zich ziet staan, wordt hij bang. Johannes staat daar, zo zonder angst, zo oprecht. Nee, doden durft hij hem toch ook niet. 't Is maar een eenvoudige man om te zien, maar toch er gaat iets van hem uit. Hij zal hem in de gevangenis laten zetten, dan is hij voorlopig ook van hem af. Later zal hij dan wel zien. "Neem hem mee, breng hem naar de cel," beveelt hij. Soldatenhanden grijpen Johannes vast, voeren hem mee, de zaal uit, gangen door, trappen af. Een deur valt achter hem dicht. De deur van de cel.

Ook Herodias heeft gehoord, wie er gevangen genomen is. Ze schrikt van Herodes, als ze hem ziet. Wat ziet hij er bezorgd uit. Dat komt vast door die Johannes. "Wat heeft die gevangene gezegd?" vraagt ze dan. "Dat het zonde is, dat jij hier bent, omdat je eigenlijk getrouwd bent met mijn broer. Ik moest je wegsturen." "Maar dat doe je toch niet? Je luistert toch niet naar die armoedige Jood? Je moet hem laten doden! Hoe durft hij zulke dingen tegen een koning te zeggen! Mij wegsturen! Je hebt toch geen ja gezegd?" De koning kijkt Herodias aan. "Nee, wegsturen doe ik je niet. Maar Johannes doden durf ik ook niet. Hij is rechtvaardig. Hij is een profeet. Wat hij zei was waar. Bovendien houdt het volk veel van hem. Ook daarom durf ik hem niet te doden. Hij zit nu in de gevangenis." Herodias kijkt de koning aan. Ze ziet hoe hij onder de indruk is van de woorden van Johannes. Die woorden hebben zijn geweten geraakt. Dat maakt haar bang en boos tegelijk. Bang, dat Herodes haar misschien toch zal wegsturen. Boos, op Johannes, die daar dan de schuld van is. Wacht maar. Als Herodes Johannes niet durft te doden, dan zal zij er wel voor zorgen dat hij sterft. En vanaf die dag verzint ze, hoe ze Johannes kan doden.

Weken gaan voorbij. Weken, die maanden worden. In de donkere, vochtige cel zit Johannes. Elke keer, als Herodes in dit paleis logeert, moet hij bij de koning komen. En elke keer waarschuwt hij Herodes, eerlijk en ernstig. Herodes hoort hem nog graag ook. Maar zich afkeren van de zonde? Nee, dat komt er niet van. Herodias wegsturen? Nee, dat doet hij ook niet. Elke keer wordt Johannes weer teruggebracht naar zijn cel. Zou hij hier nu voor altijd moeten blijven? Opgesloten? En zijn werk dan? Hij is toch de voorloper van de Koning? Daar moet hij toch van vertellen? Had hij niet beter niets kunnen zeggen van de zonde van Herodes?

Soms komen er een paar vrienden, zijn discipelen. Die mogen hem af en toe bezoeken. Maar op een keer, als ze komen, stuurt Johannes hen weer weg. Ze moeten voor hem naar de Heere Jezus gaan. Want in het hart van Johannes is twijfel gekomen. Zou de Heere Jezus toch eigenlijk wel echt de beloofde Verlosser zijn? En daarom laat hij het Hem persoonlijk vragen. Wat is Johannes moedeloos en verdrietig. Het lijkt net, alsof de Heere hem vergeten is. En als de Heere Jezus de beloofde Koning is, waarom redt Hij hem dan niet uit deze cel? Waarom straft Hij die goddeloze koning Herodes dan niet? Maar de Heere ziet Johannes wel. Hij zal zijn moedeloze knecht troosten. Dat doet de Heere altijd, ook nu. De discipelen komen bij de Heere Jezus vandaan weer terug bij Johannes. Ze vertellen Zijn boodschap. Blinden worden ziende, lammen gaan wandelen, doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het Evangelie verkondigd. Een boodschap van troost en bemoediging: "Hij is toch de beloofde Verlosser. Zelfs al laat Hij u hier in de gevangenis." Zo troost de Heere Johannes.

Het is feest in het paleis. Koning Herodes is jarig. Heel veel belangrijke mensen zijn uitgenodigd, om die verjaardag te komen vieren. Het zal een goede dag worden. Dagenlang zijn knechten en dienstmeisjes druk in de weer geweest om alles klaar te maken. De feestzaal moet er mooi uitzien, het eten moet worden klaargemaakt, de wijn moet worden neergezet. Het is een drukte van belang als het feest begint. Knechten lopen af en aan met eten en met wijn. Het feest is in volle gang. Er wordt zoals altijd veel gedronken. Ineens gebeurt er iets ongewoons. De deur van de zaal gaat open en een meisje komt naar binnen. Dat hoort niet. In de feestzaal zijn alleen mannen. Daar komen nooit vrouwen. En nu gebeurt dat toch. Het wordt stil. Wat komt dat meisje hier doen? Ze begint te dansen. De mannen genieten. Wat danst ze mooi! Wie is het eigenlijk? Herodes heeft het al gezien. Het is Salomé, de dochter van Herodias en zijn broer Filippus. Toen Herodias hier kwam wonen is zij met haar moeder meegekomen. Ze lijkt ook sprekend op haar moeder. Welk meisje zou hier, in zo'n mannenzaal, binnen durven komen om te dansen?

Herodes ziet hoe mooi zijn gasten het vinden. Hij is trots op Salomé. Dat de zonden van dit feest nu alleen maar meer worden, daaraan denkt hij niet. Wie denkt er nu op een feest aan zonde? Herodes niet. Jij wel? De dans is afgelopen. "Dat was prachtig, Salomé. Ik zal je belonen. Je mag vragen wat je hebben wilt, want je hebt zo prachtig gedanst! Vraag maar, en ik zweer dat ik het je zal geven, al was het ook zoveel als de helft van mijn koninkrijk!" Herodes denkt niet na. Hij zweert Salomé te geven wat ze hebben wil. Dat betekent dat God hem mag straffen, als hij het haar niet zal geven. Nu zullen de gasten eens zien, hoe rijk hij is. Hoeveel hij Salomé geven zal. Wat zullen ze tegen hem opzien!

Wat zal Salomé vragen? Gouden sieraden? Een mooi paleis? Ze zal het aan haar moeder vragen. Herodias heeft al gehoord, wat Herodes heeft gezegd. "Wat zal ik vragen, moeder?" Herodias lacht. Dit is haar kans. Hier heeft ze op gewacht. Ja, het is vandaag een goede dag. Niet alleen voor Herodes, omdat hij jarig is, maar vooral voor haar. "Salomé", zegt ze dan, "weet je wat je moet vragen? Het hoofd van Johannes de Doper!" Even kijkt het meisje haar moeder aan. Haar gedachten gaan razendsnel. Dan begrijpt ze de bedoeling van haar moeder. Johannes de Doper wil immers dat haar moeder - en dus ook zij - teruggaat naar haar vader Filippus. Ze weet hoe vaak Johannes dat al gezegd heeft. Ze weet dat de woorden van Johannes elke keer indruk maken. Ze weet, dat Herodes Johannes niet durft te doden, en dat er dus een kans is, dat ze toch nog eens weggestuurd zullen worden. Weg uit dit schitterende paleis. Dit alles flitst door haar heen. Dan lacht ze. Net als haar moeder. Snel draait ze zich om en gaat de zaal weer in.

Het is helemaal stil geworden. Nieuwsgierig kijken de mannen toe. Wat zal zo'n meisje vragen? "Ik wil, dat u mij, nu meteen, in een schotel geeft het hoofd van Johannes de Doper." Angstig stil wordt het nu ineens. Kijk die Salomé daar nu eens staan. Het is alsof ze zeggen wil: Daar had u niet op gerekend, Herodes! Nu moet u Johannes de Doper wel doden! De koning ziet het. Alle vrolijkheid, alle trots is in een keer verdwenen. Wat moet hij doen? Johannes doden? Dat wil hij niet, dat durft hij niet. Maar hij heeft gezworen, hij heeft beloofd met een eed, dat hij Salomé zal geven wat ze zou vragen. Even kijkt hij de kring van de gasten rond. Allemaal kijken ze naar hem, nieuwsgierig. Wat zal hij doen? Ja, wat moet hij nu? Wel, Herodes, je moet eerlijk zeggen, dat je niet had moeten zweren. Je moet eerlijk zeggen, dat Salomé alles kan krijgen, behalve dat ene, behalve het hoofd van Johannes de Doper. Dan ben je moedig. Dan ben je eerlijk. Maar Herodes durft niet. Wat zullen al die belangrijke mensen dan wel niet zeggen? Ze zullen hem uitlachen als hij zegt dat hij niet durft. Ze zullen hem bespotten als hij zijn eed verbreekt. "Je zult het krijgen. Roep de scherprechter, de beul."

Het is donker in de cel van Johannes. De koning is vandaag in dit paleis. Maar hij zal wel niet bij hem moeten komen. De koning is jarig, en op zo'n feestdag heeft Herodes natuurlijk geen tijd voor hem. Voor de koning is het feest vandaag, een goede dag. Maar voor hem... Hoor, voetstappen. Vreemd, op deze tijd. Ze komen naar zijn cel. Voor zijn deur houden de voetstappen stil. Een sleutel knarst. De gevangenisdeur gaat open. Wonderlijk, het is toch geen etenstijd? Dan ineens ziet Johannes het. Het is geen gewone knecht. Nee, deze man draagt een groot zwaard in zijn hand. Vragend kijkt Johannes hem aan. "Je moet sterven." Een paar woorden maar. Een zwaard, een flits van glanzend metaal. Het is voorbij. Aan Johannes' leven is een eind gekomen, voorbij. Een goede dag was het, voor Herodes, maar niet voor Johannes. Niet voor Johannes? Juist voor Johannes! Daar komen de engelen. Ze dragen Johannes' ziel. De hemelpoort gaat open; "Komt gij gezegende van Mijn Vader, en beërft het Koninkrijk, dat voor u is weggelegd!" Kom binnen, Mijn knecht, Mijn kind, in Mijn Koninkrijk, waarover je op de aarde hebt gepreekt. Nu mag je bij Mij wonen. Weg die cel. Weg die tranen. De Heere Zelf veegt ze af. Nu is Johannes verlost. Geen goede dag? Juist wel! Voor Johannes wel het meest. Nee, toch niet. Het allermeest voor de Heere. Hij verlangde naar Zijn kind. Hij wilde hem thuis hebben. Het is een goede dag, nu Zijn kind, gekocht door het bloed van het Lam, dat Hij aangewezen heeft, binnen mag komen. Zo, vanuit de gevangenis, vanuit de donkere cel, voor de troon van God. Het is een feestdag, niet voor Herodes, maar voor Johannes.

Daar komt de scherprechter binnen. Sommige mannen draaien hun hoofd om, want daar ligt op een schotel het hoofd van een man. Gruwelijk! Hoe kun je daar naar kijken! Salomé doet het. Ze pakt de schotel aan. Eindelijk. Nu zijn ze van Johannes af. Nu kan hij niet meer waarschuwen. Het plan is gelukt. Johannes moet nu zwijgen. Maar Johannes zwijgt niet. In het hart van de koning spreekt hij nog. Klinken nog zijn waarschuwende woorden. Het feest gaat weer verder. Maar de vrolijkheid is verdwenen. En als de gasten later weggaan, blijft Herodes achter. Maar steeds klinken nog Johannes' woorden: "Bekeert u, God haat de zonde en zal ze straffen!" Johannes spreekt nog, ook al is hij gestorven. Heel zijn verdere leven hoort Herodes nog die stem. En toch, Herodes buigt niet voor de Heere. Hij luistert niet. Hij weigert zich te bekeren. Wat erg. Zo gewaarschuwd, en dan toch doorleven, zonder God! Dat wordt ook sterven zonder God. Zul jij daar ook aan denken? Buig dan, voor de Heere. Vraag om Zijn genade.

Nee, Johannes kon niet zwijgen. Op aarde mocht hij niet verder spreken van Herodias, van Salomé, van Herodes. Maar in de hemel moet hij verder spreken. Daar kan hij niet zwijgen. Daar zingt hij voor altijd voor Gods troon.

Johannes' discipelen zijn gekomen en hebben het dode lichaam meegenomen en begraven. Maar straks, als de Heere Jezus terugkomt op de wolken van de hemel, dan zal ook Johannes staan bij die grote schare. Dan zal hij het weer uitroepen: "Zie het Lam Gods!" Maar daar heeft hij geen mantel van kameelhaar aan. Daar draagt hij een wit kleed. Gewassen in het bloed van het Lam. Daar zal hij niet meer twijfelen of Jezus wel de beloofde Verlosser was. Daar zal hij een kroon ontvangen, maar die zal hij neerleggen aan de voeten van de Heere Jezus. Want dan zal hij het zien: Jezus is de Koning. Die toch voor hem gestreden heeft, die hem toch bevrijd heeft uit de gevangenis van Herodes. Die hem vooral verlost heeft van de zonde en daarom alle eer verdient. Johannes zwijgt niet. Het was een goede dag, die verjaardag van Herodes. Het feest van Herodes ging voorbij, het feest voor Johannes niet. Voor Herodes mocht hij niet meer verschijnen om te spreken. Voor de Heere mocht hij verschijnen om daar eeuwig te zingen.

Vraag of God ook jou door Zijn Geest wil leiden tot het Lam Gods dat uit genade je zonden kan wegnemen. Zul jij straks ook meezingen?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 1990

Mivo -12 | 24 Pagina's

Johannes de Doper

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 1990

Mivo -12 | 24 Pagina's