JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 3c: Bitter water wordt zoet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 3c: Bitter water wordt zoet

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toelichting op het thema
Het verhaal in deze schets hoort ook bij de jeugdwerkactie ‘Geloofwaardig onderwijs’. Het sluit aan op het andere project dat bij de -12 verenigingen centraal staat: schoon drinkwater voor de bewoners van een sloppenwijk in Lahore, Pakistan.
Het verhaal bestaat uit drie korte verhalen: een verhaal uit de Bijbel, uit Pakistan en uit Nederland. Als het hele verhaal te lang is om in één keer te vertellen, kun je ook eerst het verhaal uit de Bijbel vertellen en de andere twee verhalen later.

Doel van de vertelling
De kinderen zien dat het belangrijk is om op de Heere te vertrouwen, omdat Hij in alles voorziet. De kinderen van de kinderclub kennen geen gebrek aan goed drinkwater, maar de kinderen in Pakistan wel. Ze leren dat niets vanzelfsprekend is, ook niet het water uit de kraan.

Introductie van het thema voor de kinderen
De vorige keer dat het club was, hebben jullie iets over de actie gehoord. We gaan actie houden voor mensen in een sloppenwijk in Pakistan. Daardoor kan de christelijke school nieuwe boeken kopen en het gebouw groter maken. Er is nog een actiedoel en dat is: schoon drinkwater voor de mensen in de sloppenwijk. Daar horen jullie vandaag over.
Jullie horen een verhaal met drie gedeelten: een verhaal uit de Bijbel, uit Pakistan en uit Nederland.

Zingen
Psalm 9:10
Psalm 36:3
Psalm 63:1
Psalm 81:8, 12
Psalm 107:1, 3, 5 en 22
Lied uit ‘Tot Zijn eer’: Lied: ‘O, alle dorstigen’

Lezen
Exodus 15:22-27

Kerntekst
Hij dan riep tot den HEERE; en de HEERE wees hem een hout, dat wierp hij in dat water; toen werd het water zoet (Exodus 15:25).

Vertelling

De woestijn Sur, meer dan 3000 jaar geleden
Het is vroeg in de morgen. De zon komt nog maar net over het randje van de horizon, maar toch wordt het alweer warm. Ofra staat op van het matje waarop ze heeft geslapen en rekt zich uit. Ze loopt zachtjes naar de ingang van de tent. Vader en moeder zijn al op, maar Aron en Tabitha slapen nog. Moeder zit in een hoekje van de tent. Ze heeft Dov, de kleine baby, op haar schoot. Ze glimlacht even naar Ofra. Ofra kijkt naar buiten. Tenten, overal zwarte tenten, zover je kunt kijken. In al die tenten slapen mensen van hun volk, het volk van Israël. Achter de tenten is de woestijn. Rotsen, stenen en zand, zover je kunt kijken. Nog maar een maand geleden woonden ze in een huisje in Egypte. Elke ochtend was het haar eerste taak om naar de put te gaan om water te halen. Vandaag hoeft dat niet. Nergens in de buurt is water te bekennen. Mozes, de man die de Heere als leider van hun volk heeft aangewezen, heeft hun verteld dat ze door de woestijn naar het beloofde land zullen reizen. Zo heeft de Heere het gezegd. Samen met zijn broer Aäron zal hij hen naar het land brengen dat de Heere hun heeft beloofd.
Kanaän, een heerlijk land waar ze vrij kunnen leven. Na het vreselijke slavenleven in Egypte verlangen de mensen daarnaar. En de HEERE, hun God, had laten zien hoe machtig Hij is. Hij had een pad voor hen gemaakt door de Schelfzee, zodat ze met het hele volk en al hun dieren erdoor konden gaan. De farao, die hen met zijn soldaten achterna kwam, verdronk toen God het water weer naar zijn plek liet terugkeren. Ze hadden feest gevierd aan de kant van de Schelfzee. Mirjam, de zus van Mozes, had haar tamboerijn gepakt. Ze hadden gezongen, in reien gedanst en God geloofd voor Zijn hulp en uitkomst. En daarna was de grote reis begonnen. Drie dagen zijn ze nu alweer onderweg in de woestijn Sur. Maar… er is een probleem. Ze kunnen nergens water vinden. De leren zakken die Ofra en haar moeder met water hebben gevuld, zijn leeg. Ze lenen onderling nog water, maar er zijn niet veel mensen meer die iets hebben. Maar… Mozes heeft gezegd dat ze vandaag bij een plek komen waar water is. Hij kent de woestijn goed, hij is hier jarenlang schaapherder geweest. Samen met moeder heeft Ofra gisteren alles opgezocht waar ze water in kunnen doen.

“Kom jongens,” zegt vader even later, “we gaan opbreken.” Ze hebben allemaal een stuk broodkoek gegeten. Het was een beetje droog, maar om nieuwe koeken te maken, heeft moeder water nodig. “Dorst mam,” zegt Tabitha. “Ik weet het meisje,” zegt mama, “vandaag vinden we water. Dan mag je zoveel drinken als je wilt! Nog even geduld. Kun je een grote meid zijn?” Ja, dat kan Tabitha wel. Aron helpt vader met de tent. Ze rollen het tentdoek van zwart geitenhaar op en steken de stokken ertussen. De andere mensen breken ook hun tenten af. Dan vormen ze lange, brede rijen en gaan ze op pad. De zon staat intussen te schitteren aan de strakblauwe lucht. Het wordt weer een warme dag…
“Hoor eens!” Aron stoot Ofra aan. “Hoor je ook die mensen roepen, daar helemaal vooraan?” Ofra luistert en knikt. “Vader,” zegt Aron, “hoort u het ook? Wat zou er zijn?” “Het klinkt als gejuich,” zegt vader. “Misschien hebben de voorste mensen het water bereikt dat Mozes bedoelde.” Ofra rekt haar hals, maar ze kan niks zien. Er zijn zoveel duizenden mensen. “Zou het een grote bron zijn, pap?” vraagt ze. “Ik hoop dat we niet lang moeten wachten.” De mensen voor hen gaan sneller lopen. Iedereen wil graag naar het water toe. Maar als ze dichterbij komen, ziet Ofra plotseling boze gezichten. Ze rekt haar hals om het beter te kunnen zien. “Het water is bitter!” hoort ze iemand roepen. “We kunnen het niet drinken!” Ofra schrikt. Dan ziet ze hoe mensen met boze gezichten naar Mozes gaan. Woedend gaan ze tegen hem tekeer. “We dachten dat we water zouden krijgen vandaag. En nu is het bitter. Wat moeten wij nu drinken? Wat moeten onze kinderen drinken?” Mozes gebaart dat de mensen rustig moeten blijven. Dan loopt hij een eindje bij de mensen vandaan, knielt neer en heft zijn handen naar de hemel. Het wordt stil om hen heen. Ofra kan niet horen wat Mozes zegt, maar ze weet dat hij de HEERE aanroept. Zijn gezicht staat ernstig. Ofra voelt zich rustig worden. Heeft de HEERE hen niet telkens geholpen als ze in nood waren? En heeft de HEERE niet Zelf beloofd dat ze in het land Kanaän zouden komen?

Even later staat Mozes op. Hij loopt naar een plek waar wat kale bomen en struiken staan. Hij pakt iets op van de grond. Het is een stuk hout. De mensen kijken toe wat er gebeurt. Wat zou Mozes nu gaan doen? Ze zien hoe Mozes naar het water gaat het stuk hout erin gooit. Dan wijst hij één van de mannen aan. De man loopt naar het water, schept er met zijn hand iets uit en drinkt… en schept nog meer en drinkt… Zijn gezicht staat blij! “Het is heerlijk water!” roept hij. “Het water is zoet en fris geworden!” Nu willen alle mensen naar het water toe. Mozes gebaart dat ieder op zijn beurt moet wachten. Mama stopt Ofra een leren zak in haar hand. “Vul jij die zo even?”
Het is avond. Vader, moeder, Ofra en hun hele gezin zitten in de tent. Er is weer eten en drinken genoeg! Morgenochtend zal mama verse koeken bakken en zullen ze de waterzakken vullen. Voor ze gaan eten, dankt vader de HEERE. Hij maakte bitter water zoet, zodat ze het kunnen drinken! Als vader gedankt heeft, kijkt hij hen allemaal aan. “Het was bijzonder wat er vandaag gebeurde,” zegt hij. “De mensen waren vreselijk boos. Op Mozes, maar ook op God. Dat was niet goed. En toch heeft de HEERE ons fris water gegeven. Dat hadden we niet verdiend. Niet vergeten kinderen, we kunnen op de HEERE vertrouwen. Wat er ook gebeurt, Hij zorgt voor ons. Hij houdt altijd Zijn Woord.”

Pakistan, 2017
Het is vroeg in de ochtend. Hafsa wordt wakker van het eerste straaltje licht dat door de kieren van hun huisje komt. Ze hoort een haan kraaien, een hond blaffen en de buurvrouw die ‘kijk uit’ roept tegen haar zoontje. De geluiden komen makkelijk binnen door de dunne wand van hun huisje. Hafsa kijkt om zich heen. Mama is bezig een vuurtje te maken. Fahad, haar broertje, slaapt nog. Hafsa loopt naar mama toe. “Goeiemorgen, mama.” “Goeiemorgen meisje,” antwoordt mama. “Lekker geslapen?” Hafsa knikt. Nog een beetje slaperig gaat ze naar de wateremmer die in het keukentje staat. Het water is bijna op. “Geef het laatste beetje maar,” zegt mama, “en haal maar gelijk even nieuw water. Dan kan ik straks thee maken.” Hafsa zet de emmer op haar hoofd en loopt naar de waterput. Ze is nog vroeg, er zijn gelukkig nog niet veel mensen. Er is een vrouw bezig om water te pompen. Ze zwaait de zwengel op en neer en een grote straal water gutst in haar emmer. Als de emmer vol is, schept ze even wat op met haar hand en brengt het naar haar mond. Dan trekt ze een vies gezicht. “Het water is weer niet fris vandaag,” zucht ze. “Maar we zullen het ermee moeten doen.” Ze zet de emmer op haar hoofd en loopt de weg weer op. Hafsa zet haar emmer neer onder de pomp en zwengelt hem snel heen en weer, tot hij helemaal vol is. Ze schept ook even wat water met haar hand. Nee, lekker is het niet. Ze weet wel hoe dat komt. Een eindje verderop staat een fabriek. Daar worden denimstoffen gemaakt voor spijkerbroeken. De fabriek loost zijn vuile water gewoon in de rivier. Het water dat Hafsa oppompt, komt daar ook vandaan. De mensen zeggen dat het water niet goed voor je is en dat er giftige stoffen in zitten. Maar ja… wat moeten ze anders drinken?

Hafsa zet de emmer op haar hoofd en loopt terug naar huis. “Het water is weer niet lekker,” zegt ze, terwijl ze de emmer neerzet. Mama kijkt even naar de emmer. Ze zucht. “Ik hoop maar dat we er geen ellende mee krijgen,” zegt ze. Hafsa weet wel wat haar moeder bedoelt. Een paar maanden geleden was het water ook steeds zo vies geweest. Iedereen klaagde erover. En wat nog erger was: veel mensen werden er ziek van. Ook Fahad, haar broertje, was ziek geworden. Hij kreeg erge diarree en moest steeds overgeven. Op een gegeven moment bleef er voor mama niets anders over dan hem naar het ziekenhuis te brengen. Dat deed ze niet zo gauw, want voor het ziekenhuis hebben ze eigenlijk geen geld. “U bent net op tijd, mevrouw,” had de verpleegster gezegd, “hij is bijna uitgedroogd.” Ze hadden Fahad aan een infuus gelegd: met een naald prikten ze in zijn arm. Aan de naald zat een slangetje waardoor vocht in zijn arm kwam. Hij moest heel stil op een bed liggen. Dat was niet zo makkelijk voor Fahad, die thuis de hele dag aan het rennen en spelen was. Maar mama was streng tegen hem geweest. “Je moet stil liggen, anders gaat het infuus eruit en word je heel ziek,” had ze gezegd. Dat had geholpen. Na een paar dagen mocht Fahad weer naar huis.

Mama giet wat water in de ketel. “Ik zal het in elk geval langer laten koken,” zegt ze. “Dat helpt misschien.” Als Hafsa even later haar thee en brood op heeft, gaat ze zich klaarmaken voor school. Ze zegt haar moeder en broertje gedag en loopt de weg op. Als ze even later langs de waterput komt, is het daar nog drukker dan anders. Er staan vrouwen die water komen putten. Er staan ook mannen, ziet Hafsa, in nette kleren. Die komen hier vast niet vandaan, denkt ze. Ze gaat even iets langzamer lopen om het beter te kunnen zien. Eén van de mannen praat met een vrouw die bij de put staat te wachten. “Mijn jongste zoon is vorige maand ziek geworden van het water,” vertelt de vrouw. “En mijn oude moeder ook en nog veel meer mensen in de wijk. Het is echt verschrikkelijk wat die fabriek doet. Moet u het water eens proeven.” De man knikt, maar proeft toch liever niet van het water. Nee, dat snapt Hafsa wel.
Hé, kijk, daar staat Zareen ook. Die is natuurlijk ook op weg naar school. “Hé, Zareen,” begroet Hafsa haar. En dan gaat ze gauw verder: “Weet jij wat die mannen hier doen?” Zareen knikt. “Ja, ze willen een nieuwe waterput maken.” “Hier?” “Nee, op een andere plek in de wijk. Het moet een hele diepe put worden, want heel diep in de grond is het water schoner. En er komt een filter in, zei die man.” “Een filter?” “Ja, dat is iets waarmee alle viezigheid uit het water wordt gehaald.” “So-oo,” zegt Hafsa. “Dat zou geweldig zijn!” “Wanneer gaan ze beginnen?” “Weet ik niet. Ik hoop dat het niet te lang duurt.” De twee meisjes lopen de weg weer op. Schoon water uit de put, denkt Hafsa, het is bijna niet voor te stellen. Zou het echt gaan gebeuren?

Nederland, 2017
De wekker gaat! Slaperig draait Mirthe zich nog even op haar andere zij. Even later steekt mama haar hoofd om het hoekje van de deur. “Goeiemorgen Mirthe, ben je al wakker?” “Ja mam, ik kom eraan.” Mirthe rekt zich uit en stapt haar bed uit. Ze loopt naar de badkamer en draait de kraan open. Ze laat het frisse water over haar gezicht stromen. Even later pakt ze haar tandenborstel, doet er een beetje tandpasta op en houdt hem onder de kraan. O ja… kraan uit als je poetst. Ze vergat het bijna. Ze hadden het er gisteren op school over gehad omdat ze een project hebben over ‘Wees wijs met water’. De meester had gevraagd: hoeveel water denk je dat jij per dag gebruikt? “Vijf liter,” had Bas gezegd. “Neeee,” had Mariska geroepen, “Ik denk tien per persoon. Of misschien wel vijftien.” De meester had een plaatje laten zien op het digibord. “Wát…” hadden de kinderen geroepen, “zoveel?” Een kind van twaalf jaar gebruikt gemiddeld 91 liter op een dag. De meester had nog meer getalletjes laten zien. Een douche kost gemiddeld 48 liter, tandenpoetsen twee liter. Ze hadden het er ook over gehad hoe je water kon besparen. Bijvoorbeeld de kraan uit doen, als je je tanden poetst.

Een uurtje later zit Mirthe op school. Ze hebben samen een psalm gezongen en de meester is begonnen met gebed. “Jongens en meisjes, zegt de meester, “het verhaal dat ik jullie vandaag uit de Bijbel vertel, past wel heel goed bij ons project over water. Het volk van Israël was op zo’n wonderlijke manier door de HEERE uit Egypte verlost. Hij had een pad gemaakt door de Schelfzee en hen uit de handen van farao gered. Maar toen volgde er een beproeving. De HEERE wilde Zijn volk leren echt op Hem te vertrouwen, ook als het moeilijk wordt…
Als de meester klaar is met vertellen, kijkt hij de klas rond. “De mensen werden boos, daar bij Mara. Kun je dat begrijpen?” Even blijft het stil. Dan gaan er een paar vingers omhoog. “Ik kan het eigenlijk wel begrijpen,” zegt Lars. “Ik zou ook heel erg teleurgesteld zijn als het water niet te drinken was, zeker als ik zo’n dorst had.” “Maar ze moesten wel op de HEERE vertrouwen,” zegt Erica. “Ja, dat kunnen wij makkelijk zeggen,” antwoordt Lars, “maar zo makkelijk is dat niet.” De meester vraagt: “Is het moeilijker om op God te vertrouwen als je heel veel hebt, of als je heel weinig hebt?” Dat is een moeilijke vraag. “Ik denk dat het eraan ligt hoe het in je hart is,” zegt Mirthe dan. “Als je de HEERE echt vertrouwt, met heel je hart, doe je dat altijd.” De meester knikt. “Zullen we daar nog een psalm over zingen?” Even later zingen alle kinderen mee:

Hij die Uw Naam in waarheid kent,
Zal, HEER’, op U in zijn ellend’
Vertrouwen, wijl Gij nooit liet zuchten
Hen die gelovig tot U vluchten.

Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte

Mara: bitterheid
Na de doortocht en de viering van de bevrijding gaan de Israëlieten opnieuw op weg. Ze vertrekken vanaf de Schelfzee en gaan in de richting van de woestijn Sur (vs. 22). Terwijl ze drie dagen reizen in de woestijn, vinden ze nergens water. Uitgedroogd komen ze aan bij een plaats die ze later de naam Mara zullen geven (vs. 23). Het water van Mara is niet te drinken, omdat het bitter is (Mara = bitterheid, Hebreeuws). De Israëlieten staan voor een geloofsbeproeving. Het is de vraag hoe ze reageren op de moeilijkheden: blijven ze vertrouwen of verbitteren ze? Het laatste gebeurt: ze beginnen te morren, omdat het water ondrinkbaar is (vs. 24).

Beproeving
De Israëlieten richten hun verontwaardiging op Mozes. In deze situatie, waarin Mozes alleen staat, roept hij tot de HEERE (vs. 25). De HEERE wijst hem op een stuk hout. Dit hout is een middel in Gods hand om het bittere water zoet te maken. De tekst geeft een verklaring van wat er gebeurt: God stelt het volk op de proef, zodat ze zullen leren Hem helemaal toegewijd te zijn. Ook geeft Mozes aan Israël een instelling: ze moeten weten dat de HEERE hen altijd kan helpen en genezen.

Heidelbergse Catechismus, Zondag 9
Dit gedeelte van de Catechismus gaat over Gods voorzienigheid.
Vraag 26: Wat gelooft gij met deze woorden: Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde?
Dat de eeuwige Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die hemel en aarde, met al wat erin is, uit niet geschapen heeft(a), Die ook door Zijn eeuwigen raad en voorzienigheid ze nog onderhoudt en regeert(b), om Zijns Zoons Christus' wil mijn God en mijn Vader is(c); op Welken ik alzo vertrouw, dat ik niet twijfel of Hij zal mij met alle nooddruft des lichaams en der ziel verzorgen(d), en ook al het kwaad dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt, mij ten beste keren(e); dewijl Hij zulks doen kan als een almachtig God(f), en ook doen wil als een getrouw Vader(g).

Vraag 27: Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods?
De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods(a), door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert(b), dat loof en gras, regen en droogte(c), vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid(d), rijkdom en armoede(e), en alle dingen, niet bijgeval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen(f).

Vraag 28: Waartoe dient ons dat wij weten dat God alles geschapen heeft en nog door Zijn voorzienigheid onderhoudt?
Dat wij in allen tegenspoed geduldig(a), in voorspoed dankbaar zijn mogen(b), en in alles dat ons nog toekomen kan, een goed toevoorzicht hebben op onzen getrouwen God en Vader(c), dat ons geen schepsel van Zijn liefde scheiden zal(d), aangezien alle schepselen alzo in Zijn hand zijn, dat zij tegen Zijn wil zich noch roeren noch bewegen kunnen(e).

Verwerking

Bij deze vertelling kan pagina 6 en 7 uit het werkboekje worden gemaakt. Zie voor de toelichting en verdere programmasuggesties de handleiding onder het verhaal ‘Waarom staan die stenen daar?’

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 2017

Kompas Handleiding | 21 Pagina's

Handleiding 3c: Bitter water wordt zoet

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 2017

Kompas Handleiding | 21 Pagina's