JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 4b: Wordt vervolgd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 4b: Wordt vervolgd

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij deze handleiding is een handleiding 4a, een -10 en een +10 werkboekje beschikbaar. Klik op onderstaande link om deze in te zien.

Het verhaal van Hassan en Yacoub

Lezen
Johannes 15:12-21

Zingen
Psalm 27:1 en 7
Psalm 33:6 en 10
Psalm 46:1
Psalm 97:1, 6 en 7
Psalm 133:1 en 3
Psalm 138
Psalm 146:3 en 5
Het gebed des Heeren:2 en 3
Avondzang:1, 4, 5, 6 en 7

Bijbelse kerntekst
Een dienstknecht is niet meer dan zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen (Johannes 15:20).

Vertelschets

Het is nacht. De klok wijst bijna drie uur. Het is stil in de stad. Het is ook stil in het huis van Hassan. Hij slaapt, net als zijn vader, zijn twee broers en drie zusjes. Maar zijn moeder is al wakker. Ze is in de keuken bezig. Even later trekt er een heerlijke geur door het huis. Hassan knippert met zijn ogen. Hij ruikt het. In mum van tijd is hij overeind. Dat is waar: vandaag is het de eerste dag van de Ramadan, de vastenmaand! Voor het licht wordt, gaan ze eten. Want daarna mag het niet meer.

In de kamer naast die van Hassan klinkt gestommel. Vader staat op en ook de broers Ahmad en Samir komen overeind. Mariyan en Zaïda slapen nog. Zij zullen wel later eten, want ze zijn nog te klein om te vasten. Eigenlijk hoeft Hassan het ook nog niet te doen, maar hij wil het graag. Hij is tien jaar en hij wil bij de groten horen.
In de kamer heeft moeder op het kleed allerlei lekkere dingen klaargezet. Broodjes, cake, honing, thee. Hassan eet tot zijn buik helemaal vol zit. Ziezo, hij heeft een flinke bodem in zijn maag! Hij kan er weer even tegen.

“Waarom moeten wij vasten?” had Hassan vorig jaar bij de Ramadan aan zijn vader gevraagd. “Het staat in de koran,” zei vader. “Als je overdag niet voor eten hoeft te zorgen, heb je meer tijd om aan Allah te denken. Door trouw te vasten, ben je gehoorzaam en wil Allah je zonden wegnemen. “En,“ had vader gezegd, “zo voel je ook hoe het is om honger te hebben. Als je dan een bedelaar ziet, wil je hem graag een geldstuk geven. Dat wil Allah graag.” Hassan is blij dat hij genoeg eten heeft. Hij ziet wel eens kinderen die moeten bedelen, dat lijkt hem heel erg.

Als ze het eten op hebben, wordt de lucht in het westen iets lichter. Maar de zon is nog lang niet te zien. Er klinkt een hard, zangerig geluid over de stad. Het komt vanaf de minaret, de toren van de moskee. “Allahu akbar, allahu akbar!” God is de grootste, God is de grootste! Het is de stem van de muezzin, de man die iedereen oproept voor het ochtendgebed. Hij gebruikt een versterker, zodat iedereen in de stad hem goed kan horen.
“Ik getuig dat er geen godheid is dan God.
Ik getuig dat Mohammed Gods boodschapper is.
Haast u naar het gebed, het gebed is beter dan de slaap.
God is de grootste, God is de grootste!
Ik getuig dat er geen godheid is dan God.”

Vader pakt vijf matjes en legt ze naast elkaar op de grond. Allemaal naar dezelfde kant: de kant waar de heilige stad Mekka ligt. De muezzin zwijgt en vader gaat voor in het gebed. Moeder en de jongens zeggen hem alles na. Eerst staat vader rechtop, later buigt hij en dan knielt hij op de grond. Hassan let goed op wat zijn vader doet. Hij doet alles precies na.

Als het gebed is afgelopen, kleedt Hassan zich aan. Buiten is het intussen schemerig licht. “Waar is mijn schrift?” Hassan loopt speurend rond in zijn kamer. Hij zoekt zijn schrift en pen. Iedere morgen, voor hij naar school gaat, gaat hij naar de koranschool. Daar leert hij teksten uit de koran over te schrijven en op te zeggen. “Wanneer leer je eens om je spullen goed op te ruimen?” zucht moeder. “O, ik heb het al! Het ligt bovenop de kast.” Hassan loopt snel met het schrift onder zijn arm de deur uit.

De koranschool wordt gehouden in een kamertje in de moskee. Hassan ziet de moskee al van een eindje staan. Hij heeft een koepelvormig dak en een smalle toren. Bovenin de toren is een raam. Daar kwam vanmorgen de oproep tot het gebed vandaan.
Er komen nog meer jongens. De meeste kent Hassan wel, want ze zitten bij hem op school. Op de koranschool leren ze de koran te lezen. Dat is moeilijk! De koran is in het oud-Arabisch geschreven. Hassan praat thuis ook Arabisch, maar dat is toch anders. Als de koranschool is afgelopen, gaat Hassan snel naar huis. Hij legt zijn plankje in de kast en pakt zijn schoolspullen bij elkaar. Een paar boeken en schriften en een pen. Dan trekt hij zijn schooluniform aan. Ziezo, hij kan gaan.

“Hé, Yacoub, heb je zin om te voetballen?” De school is uit en Hassan is de straat op gegaan op zoek naar een vriendje. Yacoub vindt het best. Ze lopen naar een pleintje dicht bij hun straat, daar hebben ze de ruimte. Ze schoppen de bal eerst een poosje over en dan maakt Yacoub een doel met krijt op de muur en de straat. “Ik ben doelman en jij mag schieten, straks draaien we het om.” “Mij best,” zegt Hassan. Hij kan goed voetballen, maar Yacoub is ook een goede doelman. Dat weet hij uit ervaring. Hij legt de bal neer en geeft een harde trap. Mis! Yacoub heeft hem al te pakken. Na nog drie keer komt Hassan tot de conclusie dat het vandaag niet erg wil lukken. Alle keren onderschept Yacoub de bal zonder problemen. “Komt zeker omdat het Ramadan is,” bromt hij, “Ik rammel van de honger.” Yacoub knikt, maar zegt verder niks. Hij heeft geen honger, want bij Yacoub thuis vasten ze niet in de Ramadan. Yacoub is geen moslim, hij is christen. Hij gelooft in Isa, in Jezus. Net als zijn vader, moeder en zijn drie zusjes.

“Zullen we ruilen?” zegt Yacoub. Hij wil zijn vriendje tegemoet komen. “Nee, laat maar,” zegt Hassan, “zullen we even bij de rivier gaan kijken?” Hij neemt de bal onder zijn arm en samen slenteren ze in de richting van de rivier. Hassan neemt expres niet de weg langs zijn huis. Hij weet dat zijn vader liever heeft dat hij met moslimjongens omgaat. De koranleraar waarschuwt soms ook voor christenen. “Ze geloven dat God een Zoon heeft,” zegt hij dan. “Dat kan niet, het is godslastering. Wij hebben door Mohammed – zijn naam zij geprezen – de laatste openbaring van God gekregen.” Hassan gelooft wel wat zijn vader en de koranleraar zeggen. Maar hij vindt Yacoub een leuke jongen. Hij is eerlijk en hij maakt bijna nooit ruzie. Zijn vader en moeder zijn ook altijd aardig. Hij heeft helemaal geen hekel aan hen. “Vasten jullie eigenlijk wel eens?” vraagt hij aan Yacoub. “Soms wel,” zegt Yacoub. “Wanneer dan?” “Als er iets bijzonders is waar we voor willen bidden,” zegt Yacoub. “Laatst bijvoorbeeld, toen mijn vader ander werk zocht.” Hassan knikt. Hij weet nog wel wat er is gebeurd.
De vader van Yacoub had het steeds minder naar zijn zin op het kantoor waar hij werkte. In het begin kreeg hij van zijn baas altijd vrij op zondag. Dan kon hij de kerk gaan. Maar toen was er een andere baas gekomen. Die zei: “We kunnen je op zondag niet missen, Omar. Als jij het werk niet doet, moet iemand anders het voor je doen. Dan zul je ander werk moeten zoeken.“ De meeste mensen in hun woonplaats zijn moslim. Ze gaan op vrijdag naar de moskee voor het gebed en de zondag is voor hen gewoon een werkdag. De andere mannen die er werkten, waren steeds vijandiger geworden. Dat was moeilijk geweest voor de vader van Yacoub. Toen hadden ze gevast en de Heere om hulp gebeden. En de Heere had hun gebed verhoord. Een tijdje later kreeg de vader van Yacoub werk bij een ander bedrijf.
“Het heeft wel geholpen,” zegt Hassan. Yacoub knikt. “Ja, het heeft zeker geholpen.” Hij durft tegen Hassan niet te zeggen wat zijn vader had gezegd. “De Heere weet van ons af, Yacoub. Jezus heeft gezegd: Een dienstknecht is niet meer dan zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen.”
Ze lopen langs de rivier. Yacoub pakt steentjes van het grindpad en probeert ze zover mogelijk in de rivier te gooien. Hassan volgt zijn voorbeeld. Ha, dit gaat beter dan daarnet! Zijn steentjes komen verder dan die van Yacoub. “Eens kijken of ik bij de overkant kom,” zegt hij. “Lukt je toch niet,” zegt Yacoub. Hij gooit zijn laatste steentjes weg en zegt: “Ik ga naar huis. Anders moeten ze op mij wachten.” Hassan trekt een gezicht. Voor hem is het voorlopig nog geen etenstijd. Pas als de maan zichtbaar is…

Als hij thuis komt, heeft Hassan erge honger. Moeder is in de keuken alvast bezig om heerlijk eten klaar te maken. Daar wordt zijn trek alleen maar groter van! “Wat heb je allemaal gedaan?” vraagt zijn moeder. “Gevoetbald,” zegt Hassan. “Waren er veel jongens op straat?” “Nee,” zegt Hassan, “alleen Yacoub.” “Yacoub?” zegt moeder. “Laat je oren geen verkeerde dingen horen hè? Zeker niet tijdens de Ramadan.” Hassan knikt. Tijdens de Ramadan moet je zo rein mogelijk blijven, dat weet hij wel. Maar is Yacoub zo verkeerd? Dat kan hij niet geloven.

Terwijl Hassan met zijn familie nog moet gaan eten, is het voor Yacoub bedtijd geworden. Hij knielt neer voor zijn avondgebed. Hij bidt voor zijn vader, moeder en zusjes. Hij bidt ook voor Hassan. Hij vraagt of Hassan de Heere Jezus mag leren kennen. Dat is wel moeilijk, want het gebeurt bijna nooit dat een moslim openlijk in de Heere Jezus gaat geloven. Dan wordt hij vaak door zijn familie verstoten.
Soms denkt Yacoub wel eens dat zijn leven gemakkelijker zou zijn als hij moslim was. Als hij, net als iedereen, de Ramadan zou houden en zou bidden als de muezzin roept. En als hij naar de moskee en de koranschool zou gaan. Als christen is hij altijd een buitenbeentje. Toen hij dat laatst tegen zijn vader zei, had vader hem ernstig aan gekeken. “Zonder Jezus ga je verloren, Yacoub. Alleen als Hij voor je zonden heeft betaald, is het weer goed tussen God en jou. Geloof je dat?” Yacoub had geknikt. Aan zijn vader en moeder kan hij zien dat ze het menen. Ze hebben de Heere Jezus lief. Dat merkt hij in wat ze zeggen en door wat ze doen. Daarom bidt Yacoub iedere avond om een nieuw hart. Een hart dat de Heere liefheeft, net als zijn vader.

Als Yacoub in bed ligt, hoort hij de muezzin. Hij roept de moslims op tot het gebed. Het vierde deze dag. Overal in hun stad worden nu de gebedsmatjes uitgerold. Iedereen in de stad zal straks hetzelfde gebed doen. Ook Hassan en zijn familie. Geen gebed in Jezus’ naam, maar een gebed tot Allah.
Yacoub moet denken aan wat vader laatst zei. “Voor moslims is het gebed een plicht, Yacoub. Laat het gebed voor jou meer zijn. Je mag God niet alleen aanbidden, je mag Hem ook alles vertellen. Waar je blij om bent, maar ook waar je je zorgen om maakt. Hij hoort je altijd.”
Onder de dekens vouwt Yacoub nog een keer zijn handen.

Achtergrondinformatie

Islam
Het Arabische woord islam betekent letterlijk: overgave (aan God) of onderwerping. Het heilige boek voor moslims is de koran. Moslims geloven dat God de tekst door de aartsengel Gabriël aan de profeet Mohammed doorgaf. Naast de koran is de ‘soenna’ van Mohammed, waarin zijn levenswijze, gezegden en standpunten zijn beschreven, belangrijk.

De oorsprong van de islam
De islam is ontstaan in de zevende eeuw. Volgens moslims ontving de profeet Mohammed door de aartsengel Gabriël openbaringen van God. Daarin werd hij opgeroepen het geloof van Adam en Abraham opnieuw in te voeren. Voor moslims is de islam dan ook de oorspronkelijke religie, zoals God die openbaarde aan Abraham, Mozes, Jezus en andere islamitische profeten.
Mohammed wordt in de islam beschouwd als de laatste profeet, die de geschiedenis van de openbaring van Gods wil heeft afgesloten.
‘Allah’ is Arabisch voor ‘de God’.

De koran
De koran spreekt met respect over de heilige boeken: de Thora (Tawrat), de Psalmen (Zaboer) en het bijbelse Evangelie (Indjil). Men gelooft echter dat de koran de laatste en beslissende openbaringen van God bevat en dat de andere heilige boeken veranderd en vervalst zijn. Joden en christenen worden de ‘mensen van het boek’ genoemd en omdat de koran fragmentarisch is opgebouwd, geeft de koran het advies om bij twijfel de ‘mensen van het boek’ te raadplegen.

De inhoud van de koran werd in het Arabisch geopenbaard en die taal is voor de islam dan ook de taal van de hemel. Vertalingen van de koran worden gezien als minderwaardig en onbetrouwbaar. Een probleem is dat tegenwoordig de meeste moslims niet het Arabisch als moedertaal hebben. Daarom wordt in de praktijk toch vaak een vertaling van de koran gebruikt. Deze vertaling wordt beschouwd als een koranuitleg en heeft dus niet de heilige status die de Arabische koran heeft.

De leer
God wordt door moslims aanbeden als Schepper van alles. Hij is verheven, soeverein, barmhartig, almachtig en alwetend. Volgens moslims openbaart God niet Zichzelf; Zijn tekenen van bestaan zijn wel terug te herkennen in de pracht van de schepping. Niets van God is door de mens te kennen, behalve Zijn wil die door Mohammed aan de mensen geopenbaard is.
Moslims geloven (net als christenen en joden) in het bestaan van door God geschapen engelen. De islam kent vier aartsengelen en miljoenen beschermengelen. Ook geloven moslims traditioneel dat naast elk mens twee engelen zitten: één aan de rechterkant die zijn goede daden en woorden noteert, de ander aan de linkerkant om zijn zonden op te schrijven.
De koran leert ook dat de duivel, Iblis of Shaitan, een ‘djinn’ (geest of demon) is. Hoewel djinns andere wezens zijn dan mensen, zitten ze volgens de islam in dezelfde positie als de mensen. Ze hebben de keus om God al of niet te volgen.
De islam kent niet het leerstuk van de vergeving en verlossing van zonden. Ieder mens blijft zelf altijd verantwoordelijk voor zijn eigen daden en moet de gevolgen daarvan dragen bij het eindoordeel. Dat eindoordeel is afhankelijk van de eindbalans tussen zonden en goede daden.
De islam is geen kerk en heeft in principe geen kerkelijke hiërarchie. Iedere moslim is vrij om een uitleg van een geestelijke voorganger te kiezen.

De islam en ongelovigen
Een ongelovige wordt in de koran een kafir genoemd. Een kafir verwijst naar iemand die ondankbaar is jegens God. Ook satan wordt in de koran een kafir genoemd, terwijl hij zojuist nog met God gesproken had. ‘Mensen van het boek’ vallen hier niet onder, ondanks de voor moslims moeilijk aanvaardbare Drie-eenheid. Jezus (Isa) wordt door de islam wel als belangrijke profeet erkend, maar niet als Zoon van God.

God en het lot
Veel moslims kennen een sterke afhankelijkheid van het lot zoals God dat beschikt (insha’Allah, zoals God het wil), zowel goed als kwaad. De islam leert hun echter alles te doen wat in hun vermogen ligt om het kwade af te wenden, en pas daarna op God te vertrouwen.
Moslims zien ‘heil’ en ‘redding’ als een zaak van de hele wereldgemeenschap. Velen zeggen dan ook te streven (uiterlijke jihad) naar het realiseren van één wereldomvattende islamitische staat. Leven in één moslimgemeenschap, geleid door moslims die kennis hebben van Gods wil, zou alle mensen helpen de wil van God op te volgen.

De praktijk
De praktijk van het islamitisch geloof steunt op een stelsel van riten en plichten, waarvan de ‘Vijf zuilen van de islam’ de belangrijkste zijn (zie onder). Elke moslim is traditioneel verplicht zich, indien mogelijk, aan deze vijf verrichtingen te houden.

De koran geeft ook voorschriften omtrent het gebruik van voedsel. Voedsel kan halal (toegestaan) of haram (niet toegestaan) zijn. Veel van deze voorschriften komen overeen met de Thora, de boeken van Mozes. Zo is het eten van bijvoorbeeld varkensvlees verboden, behalve in tijd van nood. Ook wordt volgens de meeste geleerden in de koran het drinken van alcoholische dranken verboden.

Moslims houden hun gezamenlijke erediensten meestal in de moskee, maar op zich kan op iedere reine plek het verplichte gebed worden verricht. Bidden kan alleen worden gedaan in staat van rituele reinheid en bestaat uit een serie buigingen en ter aarde werpingen, waarbij onder meer uit de koran wordt gereciteerd.
Het gebed wordt afgesloten met een korte buiging van het hoofd naar rechts en naar links onder het uitspreken van: Vrede zij met u en de genade van God. Dit is om de engelen te groeten die de goede en slechte daden van de gelovige bijhouden of om het contact met de wereld om zich heen te herstellen.
Het hoogtepunt van de week ligt voor moslims op vrijdagmiddag, vergelijkbaar met de sabbat voor Joden en de zondag voor de christenen. Er wordt voorafgaand aan het gebed dan een preek gehouden, gevolgd door het gezamenlijke gebed. Het is geen rustdag; er mag gewerkt worden.

De vijf zuilen van de islam
De vijf zuilen van de islam is de verzamelterm die gebruikt wordt voor de vijf belangrijkste religieuze verplichtingen van de moslim. Elke vrome moslim onderhoudt voor zover mogelijk trouw deze verplichtingen, omdat ze noodzakelijk worden geacht om God te behagen.

1. Geloofsbelijdenis
De sjahada is de islamitische getuigenis. In het Nederlands vertaald luidt deze: “Ik getuig dat er geen godheid is dan God, ik getuig dat Mohammed Gods boodschapper is.” Moslims geloven dat het uitspreken van de sjahada alleen betekenis heeft als deze met overtuiging wordt uitgesproken.
Veel baby’s in een moslimgezin krijgen de geloofsbelijdenis direct na hun geboorte in het ene oor gefluisterd; in het andere wordt de azan (de oproep door de muezzin) gefluisterd. Nadat een bekeerling de sjahada heeft uitgesproken wordt deze als moslim beschouwd. Dit kan in het bijzijn van twee getuigen zijn, in het bijzijn van de gemeenschap of alleen tegenover God.

2. De rituele gebeden
De salat is het rituele gebed binnen de islam. Moslims zijn verplicht vijf keer per dag de salat te verrichten, volgens een opdracht door God aan Mohammed gegeven; in de Koran komt dit gebod niet voor.
Salat komt niet helemaal overeen met de westerse betekenis van het woord gebed. De salat is bedoeld om God te eren en te danken.
Voor de salat zijn vaste tijdvakken vastgesteld, gebaseerd op de positie van de zon. Hierdoor variëren de gebedstijden per plaats. Vanaf de minaret bij de moskee roept de muezzin op tot het gebed.

De vijf dagelijkse gebeden zijn:
1 Fajr (dageraad)
2 Dhuhr (middag, net na het hoogste punt van de zon)
3 Asr (namiddag)
4 Maghrib (zonsondergang of avond)
5 Isha (nacht)

Het gebed kan alleen of in een groep gedaan worden. Als men in een groep de salat verricht, treedt één persoon op als imam. De groep volgt de handelingen van de imam. Op vrijdag zijn alle mannelijke moslims verplicht het middaggebed in de moskee te doen. Vóór elke salat moet een moslim zich ritueel wassen.

3. Het vasten tijdens de Ramadan
De Ramadan is een maand van de islamitische maankalender en wordt als feestmaand gezien. Moslims vasten in deze maand gedurende de dag. Zieken, zwangere vrouwen, jonge kinderen en iedereen voor wie het vasten een bedreiging vormt voor de gezondheid, zijn niet verplicht om te vasten. Moslims verrichten in deze maand meer gebeden. De Ramadan is volgens de islam een maand van tolerantie, liefdadigheid, verbroedering en bezinning, waarin mensen extra verdraagzaam, toeschietelijk en vrijgevig zijn.

Volgens de islam leert het vasten mensen zich te bedwingen en kan het eigenschappen aanleren als discipline, uithoudingsvermogen en vooral zelfbeheersing. Verder zou vasten het inlevingsvermogen in de armen versterken en het respect in de medemens en God vergroten. Elke dag dat men vast, wordt als een overwinning gezien.
De vastendag begint ruim voor zonsopgang met het uitspreken van de intentie (niyya). Daarna wordt het eerste gebed van de dag verricht. De vastendag eindigt bij zonsondergang. Het vasten wordt verbroken, totdat de volgende dageraad aanbreekt. Volgens de voorschriften begint het vasten wanneer men ‘s ochtends een witte draad van een zwarte kan onderscheiden.

Behalve dat moslims tijdens de Ramadan overdag niet eten en drinken, onthouden ze zich ook van roken en geslachtsgemeenschap. Daarnaast zijn ook liegen, kwaadspreken en vloeken niet toegestaan.
De Ramadan wordt afgesloten met het Suikerfeest.

4. Het geven van rituele aalmoezen
Het woord zakat betekent ‘reiniging’. Het houdt in het geven van verplichte aalmoezen aan de armen, om zo een meer rechtvaardige verdeling van goederen te bereiken. Betaling ervan ‘reinigt’ het overige bezit en dient als boetedoening voor de zonden. Er zijn strenge regels voor het bepalen van de hoogte van de zakat. Het betalen van zakat is verplicht als het bezit min de schulden een bepaald bedrag overschrijdt. Daarom bestaan er op het internet sites met zakat-calculators.
De zakat kan dienen om de armen te helpen, maar, volgens sommige stromingen, ook om de zaak van de islam te bevorderen, zoals het bouwen van een moskee of het bijdragen aan de jihad. Eventueel kan een hoger bedrag worden weggeschonken voor islamitische liefdadigheidsdoeleinden, om daarmee een grotere hemelse beloning te verkrijgen.

5. De pelgrimstocht naar Mekka
De hadj is de pelgrimstocht naar Mekka. De hadj is verplicht voor alle gezonde, volwassen moslims die over voldoende geld beschikken. Voor mensen die om gezondheidsredenen niet kunnen gaan, of niet genoeg geld hebben, is het dus geen verplichting. Wel kan iemand die zelf de hadj al verricht heeft in naam van iemand gaan die daartoe niet in staat is, ook namens een overledene.


Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2010

Kompas Handleiding | 28 Pagina's

Handleiding 4b: Wordt vervolgd

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2010

Kompas Handleiding | 28 Pagina's