Ondergaande zon
Susanna heeft een twee keer een oude man gesproken die haar heeft gewezen op de zon die er altijd is.
Oktober 1945
Susanna wrijft vermoeid in haar ogen. Hoe kan ze ooit zo moe zijn? Vandaag is ze druk geweest met allerlei kleine dingen. Ze heeft de commode van Lynn uitgezocht en ze heeft haar slaapkamer een beetje gestoft. Niet dat het nodig was, maar ze moest iets doen. Ze bleef maar denken aan het kleine huisje met de witte bank. Ze bleef maar denken aan die oude man. Gisteren zag ze hem voor de tweede keer en weer had hij zo wonderlijk gesproken. Ze is nu gewoon moe van alle emoties. Haar moeder had haar vanochtend bezorgd bekeken en vragend haar wenkbrauw opgetrokken. Ze hoorde haar later met haar vader zachtjes praten. Ze zullen vast wel bezorgd om haar zijn. Maar ja, ze heeft ook de hele avond en de hele nacht gepiekerd en gehuild. Aan de ene kant voelt ze zich meer opgelucht, omdat ze gisteravond alles eruit heeft gegooid. Maar aan de andere kant is haar hart er nog zwaarder en kouder van geworden. Susanna kijkt op de klok en ziet dat het al etenstijd is. Wat zal ze doen? Zal ze zelf wat koken in haar kleine keukentje of zal ze voor het gemak weer bij haar ouders eten? Eigenlijk heeft ze nog niet zo heel veel trek. Susanna loopt naar het raam en ziet wat stof op de vensterbank liggen. Ze veegt het met haar hand er snel vanaf. Ze staart naar buiten door het halfgeopende raam. Ze hoort in de verte de roep van een buizerd. Ingespannen tuurt ze langs de grauwe lucht. Ook vandaag is er geen enkel spoortje zonneschijn geweest. De grauwe wolken lijken zich onophoudelijk boven West Sussex uit te strekken. Susanna kijkt nog eens naar de wolken. Ineens moet ze toch weer denken aan wat die oude man gisteren tegen haar zei. De zon is er wel! Ook al is hij niet te zien. Zou dan God er ook zijn? Ook al leek het alsof Hij niet gezorgd heeft? Zou Hij dan bewust Jack hebben laten doden? Of was het God uit de hand gelopen? Had God een foutje gemaakt? Of was het gewoon de makkelijkste conclusie dat God niet bestond? Dat moest wel!
Waarom stappen haar voeten nu ineens dan achteruit? Waarom bukt ze zich bij de commode? Susanna reikt naar de onderste lade van de commode en trekt deze open. De stapel babykleertjes haalt ze weg en het dikke, zwarte boek haalt ze tevoorschijn. De grote huwelijksbijbel met de glimmende goudsnede. Het boek lijkt doffer nu er geen stralend zonlicht op schijnt. Susanna opent voorzichtig de Bijbel. Even wordt ze overmand door de herinneringen die deze Bijbel bij zich draagt. Ze ziet zichzelf weer naast Jack zitten. Ze ziet hoe zijn vingers over de regels glijden. Ja, toen had ze geloofd. Waarom nu niet? Kon ze niet op God vertrouwen? Maar waarom doet God dan zoveel onrecht? Susanna weet het niet. Terwijl ze de bladzijden langzaam omslaat, worden haar ogen ineens gegrepen door de tekst. O HEERE! Uw goedertierenheid is tot in de hemelen; Uw waarheid tot de bovenste wolken toe (Ps. 36:6). Susanna kijkt omhoog door het raam naar buiten. Gods goedertierenheid is tot in de hemelen? Tot aan de wolken gaat Gods waarheid? Waren het dan geen leugens waarin Jack heeft geloofd? Het is alsof Susanna een klap midden in haar gezicht krijgt. Ze zakt op het grote bed neer. De Bijbel klemt ze stevig in haar handen. Is dit de Heere? Zegt de Heere echt iets tegen haar? Maar zou God dan Jack hebben laten sterven in Zijn goedheid? Ze begrijpt het niet.
Haar ogen glijden verder over de psalm. En ineens haken haar ogen vast aan de zwarte letters: Want bij U is de fontein des levens; in Uw licht zien wij het licht (Ps. 36:10). Susanna zit als versteend te kijken. Dit was precies ook waar die oude man op doelde. Als God Zijn licht laat zien, dan is het bij ons ook licht. Heeft zij… Heeft zij dan verkeerd van God gedacht? Susanna leest nog eens de woorden over en ineens ziet ze de letters een goudkleurige gloed krijgen. Susanna kijkt naar buiten en haar ogen worden verblind door tranen. Een brok schiet in haar keel. Er breken gouden zonnestralen door de dichte wolkenmassa heen. De wolken lijken weg te waaien en een prachtige heldere lucht komt tevoorschijn. De zon is inmiddels bijna ondergegaan, maar ze heeft nog genoeg kracht om precies het gezicht van Susanna te verwarmen. Tranen druppen op het dikke papier en vertroebelen het zicht van Susanna. Ze laat zich op de grond glijden. De Bijbel legt ze voor zich neer en dan vouwt ze haar handen. “Heere God in de hemel, ik denk dat U wel bestaat!”, fluistert ze zacht. De zon lijkt sterker te worden. “Ik heb het verkeerd gedacht. Ik dacht dat U niet bestond, maar ik ben fout geweest.” De zonnestralen verlichten de psalm. Want bij U is de fontein des levens; in Uw licht zien wij het licht. Licht in de duisternis! “Heere, ik begrijp alleen niet waarom U Jack niet liet leven. Bent u een wrede God?” Susanna kijkt naar de wolken in de verte. Gods waarheid is tot die wolken? Zo hoog? Gods goedertierenheid is hoger dan de hemelen? Ineens ziet ze Jacks gezicht weer voor zich. Ze rijden door het open veld na de huwelijksdienst weer weg. “Susanna, weet je nog wat ze zongen tijdens de dienst? Dat de Heere Zijn aangezicht over ons zal lichten. Net zoals de zon licht geeft op de aarde.” Susanna’s adem stokt. Even knippert ze met haar ogen. Wat is ze al die tijd blind geweest! “Heere, ik ben fout geweest. Vergeef mijn ongeloof.”
Susanna bladert terug in de Bijbel en leest weer de overbekende woorden: Een psalm van David. De HEERE is mijn Licht en mijn Heil, voor wie zou ik vrezen? (Ps. 27:1). Maar dit keer leest ze ook verder: Mijn hart zegt tot U: Gij zegt: Zoek Mijn aangezicht; ik zoek Uw aangezicht, o HEERE! En voorzichtig stamelt ze de woorden na: “Ik zoek Uw aangezicht, o HEERE!”
Wordt vervolgd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 november 2020
Daniel | 32 Pagina's