Terug naar Gods wet!
Reformatie In Josia's Tijd
Aanwijzing voor het gebruik.
Deze schets brengt ons in aanraking met een niet zo bekende geschiedenis uit het Oude Testament. Neem voor de voorbereiding van je inleiding echt de tijd.
Allereerst is het met zorg lezen van de bij punt 6 van de schets genoemde Schriftgedeelten noodzakelijk.
De schets besteedt veel aandacht aan het verleidende karakter van de Kanaanietische afgodendienst. Wellicht zou je kunnen beginnen met iets daarover te zeggen. Dan wordt de noodzaak van de reformatie direkt duidelijk.
1. Wie is josia?
Josia.... een jongen van acht jaar op de troon van Juda. Wat moet daarvan terecht komen? Zal hij een speelbal worden van de rijksgroten? Zal ieder kunnen doen „wat goed is in zijn ogen"? Het kind Josia blijkt uit te groeien tot een vorst in wie de ware vrees Gods gevonden wordt. Hij blijkt een man te worden die met felle kracht een volk terugdwingt op de weg die de Heere wil dat het gaan zal!
Om antwoord te krijgen op deze vraag doe je er goed aan eerst eens aandachtig de hfst. 20 en 21 van 2 koningen door te lezen. Geef een korte typering van de vader, de grootvader en de overgrootvader van josia. Wie zijn dat? als je dan denkt aan het spreekwoord van de appel die niet ver van de stam valt, wordt de verwondering over gods ge-nade in het jonge leven van josia alleen maar groter.
Als we Josia door het trekken van de geslachtslijn wat historisch perspectief hebben gegeven kunnen we hem en zijn regering in het kader van zijn tijd plaatsen.
Zijn naam (Josia = de Heere geneest) heeft in zijn leven veel betekenis gekregen. Hij was acht jaar oud toen hij koning werd en regeerde 31 jaar. Hij begon op 16-jarige leeftijd de Heere te zoeken. Een bijzonder loffelijk getuigschrift wordt van hem door de bijbelschrijver gegeven. Hij is niet oud geworden: als 39-jarige sneuvelde hij in de strijd tegen Egypte in de vlakte van Megiddo.
2. Waar?
Het gebied waar we ons bevinden is Juda, een speldeknop op de wereldkaart: 150 km lang, 75 km breed.
Het noord-rijk Israël is al in de tijd van Hiskia ten onder gegaan. Juda bleef toen gespaard (ga nog eens na, hoe!). Assyrië, lange tijd 'n grootmacht van de eerste orde, verliest zeer snel politieke invloed. Nebopolassar, de vader van Nebukadnesar weet zich n.l. in 625 voor Chr. als koning van Babel onder de Assyrische druk uit te werken, hierbij ondersteund door de Meden. De Assyriërs kunnen zich nog enige tijd handhaven, maar in 612 voor Chr. valt Ninevé, de Assyrische hoofdstad.
Josia regeerde dus in een tijd dat de Assyriërs zich met hun vazalstaten niet intensief konden bemoeien. Daar ook Egypte in deze tijd over het hoogtepunt van macht heen is, kan Juda zich, vanuit menselijk en politiek oogpunt bezien, handhaven in het strategisch evenwicht dat is ontstaan.
De vorsten van Juda hadden veelal de neiging aan wereldpolitiek te willen doen, hoe weinig ze ook in politiek opzicht hadden te betekenen. Ook vrome koningen kenden deze trek (graag voorbeelden) wat bijna altijd gepaard ging met, soms gevolg was van een kleiner wordend geloofsvertrouwen op God.
3. Verleidende geesten.
Om 't radikale karakter van Josia's reformatie aan te tonen, is het goed enigszins uitvoerig in te gaan op het geheel van de Kanaanietische godsdienst, waarmede Israël in aanraking kwam. Daarom hierover wat gegevens. De Kanaanietische religie was een typische natuurgodsdienst, d.w.z. alle rituele handelingen (godsdienstige gebruiken) waren gericht op het gunstig stemmen van de natuur ten behoeve van de mensen. De vruchtbaarheid van het land maar ook van de mens zelf, moest worden verkregen door een stipt navolgen van de rituele voorschriften. De erediensten in de heiligdommen werden dan ook zonder meer noodzakelijk geacht. De oogst zou kunnen mislukken.
Van de vele godheden was Baal de machtigste. Hij was tevens het mannelijk symbool van de vruchtbaarheid. Als de laatste regens vielen, „stierf" Baal, maar hij stond weer op uit zijn dood bij de eerste regen in het voorjaar, waardoor het landbouwjaar opnieuw kon beginnen. Zoals Baal het mannelijke element in de vruchtbaarheid voorstelde, zo Astarte het vrouwelijke.
In de aantrekkelijke, weelderige tempels werden beide godheden vereerd door priesters en priesteressen.
Het behoeft geen betoog dat de meest grove sexuele uitspattingen in deze vruchtbaarheidscultus plaats hadden, erger nog: in een religieus kader werden geplaatst.
In de plaatselijke heiligdommen, op de zgn. hoogten, ging het er al weinig anders aan toe. Praktisch elk dorp, elke stad kende zo'n hoogte, waar plaatselijke en streekgodheden vereerd werden. Ook hier draaide alles om de vruchtbaarheid, wat haar uitdrukking vond in de rituele prostitutie: hoererij als onderdeel van de vruchtbaarheidsgodsdienst.
Met deze cultuur, die bepaald géén primitief karakter vertoonde zoals wel eens gemeend wordt, kwam het volk Israël in aanraking. Een botsing tussen de natuurreligie van de Kanaanieten en de openbaringsgodsdienst van het volk Israël was onvermijdelijk.
De zuigkracht van de Kanaanietische godsdienst vanaf Jozia tot Josia was geweldig sterk. Op het platteland werden de oude offerhoogten der Kanaanieten door de Israëlitische bevolking al spoedig overgenomen. Het kon daar dan ook dikwijls „heidens" toegaan. Geen wonder dat alleen al het „offeren op de hoogten" als een eerste sympathie voor het heidendom gold. Geen wonder ook dat in godsdienstig donkere tijden de verering van afgoden vanuit die centra begon op te komen. Geen wonder ook dat de profeten als radikale Godsgezanten zich tegen deze hoogten altijd sterk verzet hebben.
Meerdere reformatie-pogingen strandden steeds weer op hardnekkige tradities die t.o.v. de offerhoogten gehandhaafd werden. De reformatie van Josia is hierop geen uitzondering. De ballingschap is nodig geweest als het oordeel van God om deze volkszonde uit te roeien. Pas na de ballingschap is de Kanaanietische invloed verdwenen.
4. De reformatie onder koning josia.
a) In het 12e jaar van zijn regering begon het dan: de radikale ombuiging van het godsdienstig leven naar de wet van God! In 2 Kon. 23 : 4-25 vind je een lange lijst van reformatorische werkzaamheden. Zet ze eens op een rij onder elkaar. Je zult onder de indruk komen. Als je deze daden naast die van Hiskia legt, (2 Kon. 18:4) zul je zien dat Josia heel wat doortastender optrad. De meeste daden van Josia in 2 Kon. 23:4-25 spreken voor zichzelf. Enkele zullen echter een wat nadere verklaring vragen:
— de Chemarim in vs. 5 zijn aangestelde afgodspriesters.
— volgens vs. 7 is er zelfs hoererij in de onmiddellijke nabijheid van de tempel.
— Tofet in vs. 10 is de naam van een plaats in het dal van Hinnom, waar men als uiterste toppunt van afgodendienst kinderen aan de vuurgod Moloch offerde.
— volgens vers 11 werd ook de zon als godheid eer bewezen.
— wat de vss. 15 - 18 betreft, zie 1 Kon. 13.
Zoals men ziet: alles wat met de hoogten in verband staat, alles wat maar aan afgodendienst herinnert, wordt radikaal opgeruimd. Er is wel een lijn in de aanpak te ontdekken: van het platteland naar de hoofdstad Jeruzalem zet de reformatie door.
Er is geen impulsiviteit, maar een geleidelijke, doch onstuitbare verdringing van de afgoderij. De arbeid van jaren reformatorisch bezig zijn is hier duidelijk samengevat.
b) Dan wordt plotseling, tijdens restauratiewerkzaamheden aan de tempel (ook al behorend tot het reformatorisch program) een vondst gedaan: het verloren gegane wetboek komt onder het stof of het puin vandaan. Welk boek wordt bedoeld? Het is of de gehele Pentateuch (de 5 boeken van Mozes) óf Deuteronomium alleen. De meeste exegeten houden het op Deuteronomium. Als je b.v. Deut. 28 leest (citeer enkele teksten in je inleiding) kun je je de schrik en ontroering van de koning best voorstellen. Het kan niet anders of het oor-deel van God moet nu toch snel volvoerd worden. Opmerkelijk dat Hilkia de hogepriester en Safan de schrijver, zo nuchter blijven. De koning is verpletterd: hij móet een woord van de Heere vragen. Daarom gaat er een gezantschap naar de profetes Hulda. Het antwoord is ontmoedigend, hoewel voor Josia zelf vertroostend: 2 Kon. 23:15-20.
c) De publieke voorlezing van het boek des Verbonds — zoals het wetboek ook wel genoemd wordt — rust op een oude traditie. Ga b.v. eens na wat Mozes deed bij de sluiting van het verbond op de berg Sinaï (Ex. 24) of wat Jozua deed bij de vernieuwing van het verbond (Joz. 8 : 30 w en Joz. 24). Het officieel lezen van de Wet of de officiële toespraak ging dan gepaard met een bondsoffer, en werd gevolgd door een bondsmaaltijd. Het is goed mogelijk, dat dit gebruik ook nu is nagevolgd nadat men het boek der Wet had voorgelezen en nadat Josia het verbond tussen de Heere en Zijn volk had vernieuwd.
d) Na de verbondssluiting wordt het Pascha gevierd.
Dit is het hoogtepunt van Josia's reformatie in het 18e jaar van zijn regering. Zie vooral 2 Kron. 35 : 1 - 19. Opmerkenswaard zijn de volgende punten:
— het feest wordt op de juiste dag in de juiste maand gevierd. Vergelijk dit met de Paschaviering van Hiskia.
— de priesters zijn kennelijk minder gewillig dan de Levieten. Volgens vs. 2 hebben ze een versterking, een bemoediging nodig om ijverig te zijn in de dienst van God.
— niet alleen het initiatief tot de Paschaviering, maar ook de grootste gaven moeten van de koning komen. Het volk accepteert de gang van zaken wel, maar....(vs 7).
— alles gebeurde „naar het recht" (vs 13) d.w.z. zoals het behoorde. Telkens valt hier even de nadruk op. Alles was tot in bijzonderheden geregeld, wat wijst op een ruime tijd van voorbereiding.
— terugziend op het feest kan de bijbelschrijver niet anders zeggen dan dat er niet meer op zo grootse wijze Pascha in Israël gehouden is van de dagen van Samuël af ( daar ligt het tijdperk van David en Salomo in!) dan dit Pascha ten tijde van Josia.
5. Tenslotte
Het einde van Josia's leven valt buiten het onderwerp van de schets. Zie 2 Kron. 35 : 20-27. Het lijkt alsof God Zijn eigen werk afbreekt. Josia sterft, nog zó jong. Zijn werk lijkt nog niet af.
Toch zegt de Heere, dat het genoeg is. Josia zou het onafwendbare (denk aan Hulda) niet meer zien. En het volk? Je hoeft maar een paar verzen in hfdst. 36 van 2 Kronieken te lezen en je weet genoeg. Het volk gaat graag in de eigengekozen godsdienst voort.
Je leest maar eens na wat Jeremia er in Jer. 11:9 en 10 klagend over opmerkt!
6. Literatuur.
Naast de Bijbel (2 Kon. 22 en 23, 2 Kron. 34 en 35) is het gewenst gebruik te maken van enige literatuur hieronder vermeld.
1. Verklaring van Dachsel of Henry op de betreffende hoofdstukken.
2. Korte verklaring van de Heilige Schrift: Koningen IV, Kronieken II.
3. Het dagelijks leven in de tijd van het Oude Testament door E. W. Heaton (Bosch & Keuning ; Baarn)
4. Geschiedenis der Godsopenbaring I door Dr. F. Bakker (Kok, Kampen).
7. Gespreksvragen.
1. Waarom zou Josia de as van het verbrande gereedschap van de Baaldienst juist naar Beth-el hebben laten brengen? (2 Kon. 23 : 4).
2. Was het strenge optreden van Josia tegen het offeren op de hoogten wel nodig? Men offerde toch?
3. Wat kan de terugval na de dood van Josia — vergelijk b.v. 2 Kon. 23 : 24 en 26 — ons te zeggen hebben?
4. Wat wilde koning Josia het volk duidelijk maken, toen hij op de plaatsen van de afgoderij menselijk gebeente liet brengen (2 Kon. 23 : 14)?
5. Ga samen na waardoor de reformatie van Josia zich kenmerkt. Probeer zo veel mogelijk kenmerken te noemen.
6. Zie je overeenkomstige trekken tussen de tijd van Josia en onze tijd? Zo ja, welke?
7. In een groot aantal jaren was het Pascha zeer sober of in het geheel niet gevierd. Wat zou het gevolg zijn wanneer nu in de kerk het sakrament van het H. Avondmaal in geen jaren zou worden bediend?
8. Sommige Schriftverklaarders zien in de reformatie van Josia een uiting van politiek verzet tegen Assyrië. Ben je het daarmee eens? Gebruik Schriftgegevens.
9. Weet je wat theocratie in het Oude Testament is? Ga na waaruit blijkt in deze geschiedenis dat Josia voluit een theocratische koning is.
8. Wenk.
De bespreking van deze geschiedenis vraagt om een kaart van Juda en omgeving. Er zijn twee mogelijkheden:
a. We gebruiken een gedrukte kaart. Geef hierop bv. met gekleurde spelden de belangrijkste plaatsen, die in deze geschiedenis ter sprake komen aan.
b. Een van de leden kan ook heel goed een kaart maken op een vel tekenpapier met viltstift.
In beide gevallen zorgen we ervoor, dat de kaart gereed hangt wanneer de vergadering begint.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972
Salvo | 80 Pagina's