JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

1. Vluchten Voor Geweld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1. Vluchten Voor Geweld

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Asielzoekers, wat bedoelen we er mee? Het woord zegt het in wezen zelf al, het gaat om mensen die asiel zoeken. Het woord asiel betekent toevluchtsoord, wijkplaats. Asielzoekers zijn dus vluchtelingen die een vrijplaats zoeken. Anders dan de Nederlanders zelf, die te allen tijde toegang hebben / tot het Koninkrijk, hebben mensen die niet de / Nederlandse nationaliteit bezitten steeds / toestemming nodig om in ons land te komen en/of er zich te vestigen.^^^

Niet alle vreemdelingen die om die toestemming vragen zijn echter asielzoekers. Sommigen komen hier immers voor zaken of op vakantie. Anderen zijn op familiebezoek. Er zijn vreemdelingen die vanwege studie vele jaren in ons land verblijven. Anderen zijn werkzaam in afdelingen van de vele grote internationale bedrijven, die in Nederland zijn gevestigd. Dan is er de grote groep vreemdelingen, die als gastarbeider in Nederland zijn aangekomen en hier zijn blijven wonen zonder tot dusver de Nederlandse nationaliteit aan te vragen. Het totaal van al die in Nederland wonende vreemdelingen (ook wel allochtonen genoemd) bedroeg in 1994 zo'n 779.000 mensen. Ongeveer 5,1 % van de totale bevolking. Sinds 1985 (3,9 %) is dat een stijging van 1,2%. Die stijging hangt samen met het migratiesaldo (het verschil tussen het aantal mensen dat zich in ons land vestigt en het aantal mensen dat uit het land vertrekt). In 1985 bedroeg dit saldo 21.960, in 1994 beliep het 65.370, in de jaren 1990 tot en met 1992, ongeveer 60.000. Het saldo is vooral gestegen door de komst van gezinsleden van in Nederland woonachtige vreemdelingen, de zogenoemde gezinshereniging en gezinsvorming.

Sommigen tellen ook mensen, die afkomstig zijn uit voormalige gebiedsdelen als Indonesië en Suriname, bij deyreemdelingen, hoewel 90 % van hen de Nederlands nationaliteit heeft. Dat gebeurt ook wel met Turken of Marokkanen, die het Nederlandse staatsburgerschap hebben verkregen (sinds 1985 hebben 258.255 het Nederlanderschap verworven). Als je deze mensen tot de vreemdelingen rekent dan wordt de groep natuurlijk groter. Toch bedraagt het totale aantal, ook met een ruime definitie van het begrip vreemdeling, nog geen 950.000 mensen en ligt het percentage rond de 6 % van de bevolking.

Binnen deze categorie van vreemdelingen vormen de vluchtelingen, die naar Nederland zijn gekomen in de hoop daar een veilig toevluchtsoord te vinden, slechts een bescheiden deel. Ging het in de jaren zeventig jaarlijks slechts om enkele honderden asielverzoeken, in de jaren tachtig liep het aantal vluchtelingen dat de wijk nam naar Nederland fors op, zoals blijkt uit de tabel.

In 1993 vroegen 35.399 personen asiel, een aantal dat in 1994 verder is opgelopen.

De oorzaak van die groeiende stroom vluchtelingen wordt duidelijk als we naast de aantallen ook de landen van herkomst vermelden.

De namen van de landen zeggen genoeg: Joegoslavië, Iran, Somalië en vul de lijst maar aan. In 1992 woonden er in Sarajevo 11 6.500 kinderen tot 14 jaar. Sindsdien is dat aantal met de helft verminderd. 1.500 kinderen zijn door het oorlogsgeweld omgekomen, de rest is met één of beide ouders gevlucht. Soms zelfs geheel alleen. 4.000.000 bewoners van het voormalige Joegoslavië zijn van huis en haard verdreven, 500.000 hebben hun toevlucht in andere Europese landen gezocht, van wie vele duizenden in Nederland. Alleen in 1993 al 9.630. Zo'n patroon kom je in tal van landen tegen.

Behalve door oorlogen worden de vluchtelingen in hun thuislanden bedreigd door vervolging vanwege hun etnische afkomst (de afkomst bekeken naar het volk of het ras waartoe een mens behoort), godsdienst of politieke overtuiging. Soms ook door honger of natuurrampen.

Velen van de vluchtelingen zijn nog minderjarig. Van alle asielzoekers in Nederland is ongeveer eenderde jonger dan achttien jaar. In 1993 bevonden zich onder de vluchtelingen ruim 8.000 kinderen onder de vijftien jaar.

Het Verleden

Vluchtelingen zijn er altijd geweest. Al van de vroegste tijden af zijn er voorbeelden te geven van vreemdelingen aan wie asiel werd verleend. In de moderne Europese geschiedenis wordt de problematiek voor het eerst onderkend in Frankrijk, waar gedurende de tachtigjarige oorlog vele calvinisten uit de Nederlanden hun toevlucht zochten. De voortdurende (godsdienst)oorlogen van de 16e en 1 7e eeuw brachten duizenden vluchtelingen op de been. Vaak betrof het vervolgde protestanten. De vluchtelingenstroom dwong tot bewustwording van en bezinning op de begrippen vluchteling en asiel. De overeenkomsten met onze tijd zijn groot. Er werd net als nu gesproken over noodhulp, bescherming en uitwijzing (denk aan de uitwijzing van de watergeuzen door Engelse koningin Elizabeth I in 1 572, waardoor zij gedwongen waren een ander toevluchtsoord te zoeken, hetgeen zij vonden in Den Briel). Er waren aanvallen van piraten op boot-vluchtelingen. Men worstelde met integratieproblemen (de problemen die ontstaan bij de pogingen om volledig deel te gaan uitmaken van de nieuwe samenleving) en het opbouwen van een nieuw bestaan. Sommige groepen werden als vluchteling erkend en konden daardoor elders terecht (de hugenoten in de protestantse landen). Voor anderen kwam die erkenning niet, zodat een wijkplaats ontbrak (vervolgde Joden uit Spanje en Portugal).

De vluchtelingen in die dagen werden veelal niet persoonlijk gezocht, doch behoorden tot groepen, die in haar geheel het doelwit vormden van geweld. In de 16e en 1 7e eeuw waren dat vrijwel steeds religieuze minderheden. Later, toen het nationalisme opkwam dat de eigen volksaard sterk beklemtoonde, betrof het de zogenoemde etnische minderheden (zij die als vreemde eenden inde bijt van een ander volk leefden). Met religieuze verschillen hebben de meeste Europese volken, in tegenstelling tot veel islamitische staten, leren omgaan (met schade en schande overigens). Thans is sprake van een zekere verdraagzaamheid jegens mensen van een ander geloof. Etnische tolerantie (verdraagzaamheid tussen de volken, in het bijzonder als volken met elkaar in één land wonen) is echter vaak nog ver te zoeken. De moeizame en explosieve verhoudingen in het oosten van Europa - maar zeker niet alleen daar - illustreren dat.

Buiten deze groepen waren er ook altijd wel mensen die persoonlijk gevaar liepen. In de 18e eeuw trekken politieke tegenstanders de grenzen over. In Nederland bijvoorbeeld zijn dat de voorstanders van meer democratische verhoudingen. Zij zouden later met de Franse legers terugkeren.

Ook in de 19e eeuw zijn er veel mensen op de vlucht omdat ze persoonlijk werden bedreigd. Het zijn met name mensen die deel uitmaakten van revolutionaire bewegingen. Gezocht en vervolgd in het eigen land, zoeken ze toevlucht in meer liberale (buurlanden. Het zijn vluchtelingen die we ook vandaag de dag tegenkomen (leden van de Iraanse oppositie bijvoorbeeld).

Categorieën

Gebeurtenissen, die leiden tot vluchtelingenstromen, zijn meestal niette voorspellen. De patronen zijn dan ook zeer onregelmatig van aard. Wel is het mogelijk vluchtelingen te onderscheiden in een drietal verschillende categorieën. Uitgangspunt is steeds dat het gaat om mensen die de wijk nemen voor levensbedreigend geweld. In de eerste plaats de mensen die persoonlijk gevaar lopen vanwege welbewust ondernomen politieke en soms ook godsdienstige activiteiten, de activisten.

De tweede categorie bestaat uit vluchtelingen die behoren tot een bedreigde groep, de vervolgden.

Tenslotte zijn er de mensen op wie niemand het speciaal heeft gemunt doch die wegvluchten uit een omgeving waar strijd wordt geleverd, de slachtoffers.

Het spreekt voor zichzelf dat de eerste categorie vluchtelingen vergeleken met de beide andere groepen meestal de kleinste is, al moeten de aantallen niet worden onderschat. In de jaren van de Franse revolutie sloegen alleen al zo'n 25.000 geestelijken op de vlucht, omdat ze weigerden de eed van trouw te zweren op de nieuwe revolutionaire grondwet.

Toch wordt de vluchtelingenproblematiek vooral zichtbaar in de beide andere categorieën. De vele nationale bevrijdingsoorlogen, die in de vorige eeuw zijn begonnen en nog immer voortduren, brachten en brengen een stroom van vluchtelingen op gang. De gebeurtenissen in Joegoslavië spreken in dit verband voor zichzelf, maar zijn bepaald niet uitzonderlijk. Soortgelijke woelingen vonden daar en elders in Europa plaats na de val van het Turkse en het Oostenrijks-Hongaarse rijk aan het eind van de Eerste Wereldoorlog. Grieken, Hongaren, Polen, Duitsers, Roemenen zijn in beweging op weg naar het eigen land. Dit patroon herhaalt zich als na de Tweede Wereldoorlog de grenzen opnieuw worden gewijzigd. Overigens is, vergeleken met vele derde wereldlanden, de etnische verscheidenheid in westere landen overigens tamelijk gering.

Zolang de mensheid niet leert op een andere wijze om te gaan met etnische verschillen, zullen vluchtelingen uit de tweede categorie aan onze landsgrenzen staan. Koerden, Tamils, Bosniërs, Joden en noem de vele etnische minderheden maar op. In tal van staten worden dit soort minderheden onderdrukt. Heel vaak leven ze in moeilijk te ontwarren kluwen samen met hun onderdrukkers.

Elke strijd leidt ook steeds weer tot vluchtelingen uit de derde categorie. Zoals bij bosbranden roof- en prooidieren in dezelfde mate het slachtoffer zijn, doet ook (acuut) oorlogsgeweld de verschillen tussen mensen, zij het tijdelijk, wegvallen. Telkens weer ontvluchten bewoners van getroffen gebieden in grote aantallen hun woonplaatsen. Ze hopen daar, na het luwen van de gevechten, te kunnen terugkeren. Door de grote aantallen is het vaak moeilijk ze op te vangen. Daarom worden de grenzen in buurlanden nogal eens gesloten, zodat er in het geheel geen uitweg is.

Definiëring

De vluchtelingenstroom na de Eerste Wereldoorlog, in Europa waren 9.500.000 mensen op drift, leidde in 1921 tot de oprichting van het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen. De Hoge Commissaris stond onder het gezag van de Volkenbond, de voorloper van de Verenigde Naties. De instelling van het Commissariaat symboliseerde de sterker wordende gedachte dat de internationale volkerengemeenschap gemeenschappelijke verplichtingen had jegens vluchtelingen.

Ook na de Tweede Wereldoorlog bevonden vele miljoenen Europeanen zich buiten hun eigen land, waarheen ze om verschillende redenen niet konden of wilden terugkeren. Elders in de wereld deden zich vergelijkbare problemen voor. Het Hoge Commissariaat, dat onder het gezag van de Verenigde Naties werd gesteld, beperkte zijn werkzaamheden dan ook al spoedig niet meer tot de opvang van Europese vluchtelingen. De hele wereld werd tot werkterrein. Deze internationale aanpak maakte een duidelijke definitie van het begrip vluchteling noodzakelijk. Wie kwam wel en wie niet in aanmerking voor hulp? Op die vraag kwam een antwoord in het in 1951 in Geneve gesloten Vluchtelingenverdrag. Dat verdrag is inmiddels door ruim honderd landen, waaronder Nederland, getekend. Als definitie werd in het verdrag vastgelegd dat ieder die "gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging op grond van zijn ras, godsdienst, politieke overtuiging, nationaliteit of het horen tot een bepaalde sociale groep" en om die reden op de vlucht slaat ook als vluchteling moet worden erkend.

Toelatingesbeleid

Ook de Nederlandse overheid hanteert deze definitie. Deze is letterlijk in de Nederlandse Vreemdelingenwet overgenomen, als beoordelingsmaatstaf bij het toelatingsbeleid. Hoe ruim het begrip ook is omschreven, het gewone taalgebruik gaat verder.

Degenen die voor natuurrampen als aardbevingen, honger of watersnoden op de loop zijn gegaan vallen naar gewoon taalgebruik wel, naar het verdrag niet onder het begrip vluchteling. Vanwege dit onderscheid hanteert de overheid daarom ook wel de term verdragsvluchteling, teneinde duidelijk te maken dat het gaat om slachtoffers van menselijk geweld. Of asielzoekers in aanmerking komen voor deze status van verdragsvluchteling moet steeds van geval tot geval worden onderzocht. Het is een begeerde status. Zij die als vluchtelingen worden erkend verkrijgen immers belangrijke voorrechten. In de eerste plaats hoeven ze niet meer terug naar het land van herkomst. Maar ze verwerven ook nagenoeg dezelfde rechten als de Nederlanders zelf. Bovendien ontvangt deze groep een

Bovendien ontvangt deze groep een internationaal vluchtelingenpaspoort en worden ze in alle staten die het Vluchtelingenverdrag hebben ondertekend, als vluchteling erkend.

De beslissing om deze A-status (naar artikel IA van het Vluchtelingenverdrag) te verlenen vindt plaats na een uitvoerig onderzoek. Hierbij speelt niet alleen informatie van de asielzoeker zelf een rol, maar ook de ambtsberichten van de Nederlandse ambassades en rapporten van organisaties als Amnesty International. De A-status

wordt niet snel verleend. Alleen zij die persoonlijk vervolgingen te vrezen hebben komen er voor in aanmerking. Deze A-status wordt ook verleend aan de ongeveer 500 vluchtelingen die de Nederlandse regering de laatste jaren op verzoek van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen jaarlijks uitnodigt naar Nederland te komen.

Daarnaast wordt jaarlijks deze status verleend aan ongeveer 200 personen die in het kader van gezinsvereniging met reeds hier verblijvende vluchtelingen met de A-status naar Nederland mogen komen. In 1990 ging het in totaal om 701 mensen, in 1 991 om 589, in 1992 om 643 en in 1993 om 659.

De tabel illustreert dat van degenen die op eigen initiatief naar Nederland komen slechts een zeer beperkt aantal de A-status verwerft. De zeer forse stijging in 1 992 en 1993 wordt voor een deel verklaard doordat het Ministerie van justitie de procedure heeft versneld. Bovendien zijn administratieve achterstanden ingelopen.

Een deel van de asielzoekers dat niet in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus verkrijgt de zogenoemde VTV, de vergunning tot verblijf. Die vergunning wordt steeds verstrekt als klemmende humanitaire redenen zich verzetten tegen uitzetting, je stuurt geen mensen terug naar een gebied waar oorlogen in alle hevigheid woeden en mensen in hun directe veiligheid worden bedreigd. Zij die een VTV hebben verkregen hoeven niet te vertrekken, ze worden voorlopig gedoogd in afwachting op verbetering van de situatie in hetthuisland. Indien na enige jaren blijkt dat die verbetering niet is ingetreden krijgen ook deze mensen toestemming om zich definitief in Nederland te vestigen. Hun rechtspositie is tot dat moment minimaal.

Het onderscheid is moeilijk te verdedigen, want er is in wezen geen verschil tussen de verschillende slachtoffers van geweld. De noodzaak om de aantallen te beperken, ook met het oog op de toekomst, heeft tot dit verschil in waardering geleid. De mate en nabijheid van levensbedreigend geweld is daarbij de maatstaf: voor hen die daaraan het meest bloot staan moet er in de eerste plaats bescherming worden geboden. Dat betreft dan uiteraard mensen die op de lijsten van doodseskaders staan. Hetzelfde geldt voor leden van politieke partijen en dergelijke die worden gezocht en martelingen en/of de dood te duchten te hebben. Waar de dreiging minder sterk is of van meer tijdelijke aard lijkt een meer terughoudende benadering gerechtvaardigd.

Eeonomische vluchtelingen

Het merendeel van de in Nederland afgewezen asielverzoeken, 20.304 in 1992, 15.759 in 1993, betreft verzoeken van mensen die om economische redenen naar Nederland zijn gekomen. Zij worden aangetrokken door de rijkdom van het Westen. Het asielrecht wordt echter niet verleend als het alleen gaat om verbetering van iemands sociaal-economische situatie. Dat verhindert dat een massale trek van het arme Zuiden naar het rijke Noorden op gang komt. Voor zover die trek toch plaatsvindt, geschiedt dat door georganiseerde opname van werknemers en hun familieleden uit armere landen.

Overigens blijkt armoede, hoe extreem ook, niet tot grote vluchtelingenstromen te leiden. Als er al mensen hun geboorteplaatsen verlaten dan betreft het over het algemeen een vertrek naar andere streken in het eigen land. Internationaal zijn de armen de laatsten die vertrekken. Degenen die in het Westen als economische vluchtelingen worden beschouwd, bevinden zich in de landen van herkomst meestal niet op het bestaansminimum. In directe zin wordt het leven van deze mensen niet door economische oorzaken bedreigd. Ze zouden waarschijnlijk ook niet als vluchtelingen worden erkend, indien de internationale verdragen het erkennen van economische vluchtelingen mogelijk zou maken. Voorzover hongersnoden aan de vlucht ten grondslag liggen, is de beweging regionaal en beperkt tot buurlanden. Daar kan opvang door de internationale hulporganisaties in de ergste noden voorzien. Anders dan de vervolgden, de activis

Anders dan de vervolgden, de activisten en de slachtoffers van oorlogsgeweld kunnen arme en hongerige mensen in hun eigen landen worden geholpen en bijgestaan. Of dat in voldoende mate gebeurd is een andere vraag. Hetzelfde geldt voor hen die door natuurrampen worden getroffen. In zoverre is het dan ook gerechtvaardigd economische vluchtelingen niet als vluchtelingen te erkennen. Het recht op tijdelijk of blijvend asiel moet dan beperkt worden tot de mensen die, om levensbedreigend geweld te ontkomen, hun eigen land wel moeten ontvluchten. Behoudens militair ingrijpen, waartoe slechts in uitzonderlijke gevallen zal worden overgegaan, is in die gevallen hulp slechts buiten de eigen landsgrenzen te bieden. In sommige landen is het moeilijk een grens te trekken tussen economische en niet economische vluchtelingen. Soms ontstaat armoede bij bepaalde bevolkingsgroepen door het systematisch onthouden van de nodige bestaansmiddelen. Armoede is dan een direkt gevolg van geweld. Zo'n situatie blijkt overigens eerder tot machteloosheid en berusting te leiden dan tot massaal vertrek. Daarbij speelt ook een rol dat de kans op het verwerven van de vluchtelingenstatus voor deze mensen vrij klein is, gezien de gehanteerde definities in de diverse internationale verdragsteksten. Hen van die status geheel uitsluiten is moeilijk verdedigbaar. Steeds zal moeten worden bezien of hulpverlening in het land van herkomst mogelijk is.

In arme lander

De rijke landen dragen maar een zeer klein deel van de totale vluchtelingenlast. Miljoenen ontheemden bevinden zich in de arme landen. De vluchtelingenstromen, overwegend regionaal van aard, zijn ook in Europa zichtbaar. Van de 35.399 asielzoekers in 1 993 waren er alleen al uit voormalig joegoslavië 7.418 afkomstig. In totaal kwamen in 1993 14.358 vluchtelingen uit Europa, dat is meer dan 40 %. Dit patroon is ook elders zichtbaar. Het zijn vooral landen uit de Derde Wereld, die vluchtelingen voortbrengen. De opvang van vluchtelingen komt dan ook grotendeels op die landen neer. De noodzakelijke voorzieningen zijn daar vaak niet aanwezig. Vele vluchtelingen verkeren dan ook in erbarmelijke omstandigheden.

Deprimerend

Overigens moet ook de moeilijke situatie waarin vele asielzoekers zich in ons land bevinden niet worden onderschat. De contacten met de familie in het land van herkomst zijn verbroken. Zij zelf bevinden zich in een vreemde culturele omgeving. Veel van hen lijden ook onder trauma's ten gevolge van oorlogsgeweld, martelingen of vervolgingen. Daar bovenop komt de knellende onzekerheid over de toekomst. Onzekerheid die het dagelijks leven, te midden van vele andere vreemdelingen - ook voor elkaar zijn de asielzoekers immers vreemdelingen - zo moeilijk maakt. Velen hebben ernstige psychische klachten. Zo lang er geen duidelijkheid bestaat over definitieve vestiging in Nederland, is beroepsarbeid niet toegestaan of niet haalbaar. Aangezien het merendeel van de asielzoekers de Nederlandse taal niet of nauwelijks beheerst zijn ook de media niet toegankelijk. Dat versterkt het isolement. Het gebrek aan zinvolle activiteiten leidt niet alleen tot depressiviteit, maar ook tot kleinere en grotere conflicten met de omgeving. Ouders met kinderen - en er zijn heel veel kinderen onder de asielzoekers - hebben het bij dit gebrek aan ontplooiingsmogelijkheden en vooruitzichten vaak extra zwaar.


Vreemdelingen die asiel verzoeken melden zich aan bij een Onderzoek- en opvangcentrum COC), waar de eigenlijke aanvraag in behandeling wordt genomen. De OC's liggen zo veel mogelijk verspreid over het land. Op die aanvraag wordt zo snel als verantwoord is beslist, bij voorkeur binnen een maand. Er wordt door medewerkers van het Ministerie van Justitie geluisterd naar het eigen verhaal van de asielzoeker en er worden rapporten over het land van herkomst geraadpleegd.

In het zogenoemde Grenshospitium in Amsterdam verblijven vreemdelingen die op Schiphol zijn binnengekomen, maar waarvan aanstonds duidelijk is dat de aanvraag kansloos is en voor wie zo spoedig mogelijk uitzetting volgt.

Wie definitief of tijdelijk mag blijven, gaat naar een zogenoemd asielzoekerscentrum (AZC). De overigen moeten Nederland weer verlaten en worden op hun vertrek voorbereid. Iedere afgewezen asielzoeker kan zijn zaak voorleggen aan de onafhankelijke rechter. Wordt het beroep tegen de afwijzing ongegrond verklaard dan rest niets meer dan terugkeer naar het land van herkomst. Zo nodig wordt de hulp van de "sterke arm" ingeroepen.

Opvang can asielzoekers in drie fasen

Fase 1

Onderzoek- en opvangcentrum (OC)

indiening van het asielverzoek

- eerste opvang, medisch onderzoek

- selectie

- uitzetting of vervolgopvang

Fase 2

Asielzoekerscentrum (AZC)

voorbereiding op de samenleving

- maatschappelijke oriëntatie

- Nederlandse-taalles

- psycho-sociale begeleiding

Fase 3

Decentrale opvang in gemeenten

zeifstandige huisvesting

- Nederlandse-taalles

- beroepsopleiding

- werk

In het AZC duurt het verblijf maximaal zes maanden. De asielzoekers worden zo goed mogelijk voorbereid op het verdere verblijf in Nederland. Zij volgen taallessen en oriëntatiecursussen. Er wordt zorggedragen voor medische en maatschappelijke begeleiding.

Na het verblijf in de asielzoekerscentra verhuizen de mensen naar een zelfstandige woonruimte. Op kosten van de regering verzorgen de gemeentes de huisvesting en verdere opvang.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1994

Mivo +16 | 28 Pagina's

1. Vluchten Voor Geweld

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1994

Mivo +16 | 28 Pagina's