5. Esoterie
Een derde wortel van het Nieuwe Tijd-denken is te vinden in het zogenaamde esoterische. Het woord "esoterie" duidt op kennis en praktijken, die alleen voor ingewijden toegankelijk zijn. Letterlijk betekent het woord: "het binnenste", ofwel datgene wat slechts bestemd is voor de mensen die zich via inwijdings-ceremoniën heel erg verdiept hebben in een bepaalde religieuze stroming. Soms is de esoterische kennis ook geheim, dat wil zeggen, niet bestemd voor de buitenwereld. Want de oren van de buitenwereld zijn toch niet geschikt om de diepe zin van de geheime kennis te doorgronden. En wat geheim is, maakt op de buitenwereld dan ook al gauw de indruk van geheimzinnig
Binnen de beweging van de Nieuwe Tijd zijn esoterische trekken aan te wijzen.
Mysteriegodsdiensten
In het oude oostelijk deel van het Romeinse Rijk waren veel zogeheten "mysterie-godsdiensten". Ook daarbij speelde het "geheim" een rol. Het mysterie zelf betekent immers al "geheimenis". In de mysterie-religies werden goden of godinnen vereerd op een manier die ook weer alleen voor ingewijden toegankelijk was. Een voorbeeld uit latere tijd zijn de mysteriën van de wijn-god Bacchus, waarbij het naar het schijnt nogal vrolijk en soms ook losbandig toeging.
Een ander voorbeeld zijn de mysteriën van de god Mithras. Deze god kwam al in het Perzische rijk voor. Na de verovering van het rijk werden de verhalen over Mithras ook door de Romeinen rond de Middellandse Zee verspreid. Als de god van licht en verlichting en als drager van de orde in de wereld, werd Mithras aan het begin van onze jaartelling zeer geëerd. Ook de Romeinse legioenen droegen aan de verspreiding van de Mithras-mysteriën bij. Op verschillende plaatsen in het oude Romeinse Rijk zijn, vaak onderaardse, Mithras-tempels gevonden, waar de ingewijden bijeen kwamen om hun ceremoniën te houden. Omdat het hierbij om een mysterie-religie ging, weten we er uiteraard niet zo heel veel van.
Wel is duidelijk geworden, dat zich in de eerste eeuwen van onze jaartelling ook een proces van vermenging van elementen uit de Mithrasreligie met elementen uit de bijbelse boodschap heeft voorgedaan.
Daardoor ontstond een onderstroming binnen de vroege joods-christelijke wereld, die weliswaar als een ketterse richting beschouwd werd door de kerkelijke leiders, maar toch veel invloed gehad heeft. Die stroming heet de "gnosis". Het woord "gnosis" betekent: kennis. Het heeft vooral be- trekking op de "geheime kennis", die ingewijden toegediend werd en waardoor zij dachten in staat te zijn de geheimen van het heelal te kunnen ontsluieren. De gnostiek heeft in later tijden telkens weer invloed gehad in de Westerse wereld.
Theosofische vereniging
In de negentiende eeuw ontwikkelden zich in die Westerse wereld genootschappen, die door de vernieuwde kennis van de oosterse religies geïnspireerd werden om een mengsel te maken van Westers en Oosters gedachtengoed. We kunnen in die bewegingen de voorlopers van de huidige Nieuwe Tijd-beweging zien. Allerlei elementen, die ook vandaag zichtbaar zijn, werden toen al vertoond.
Een voorbeeld is de Theosofische vereniging, ontstaan in de Verenigde Staten in 1875, maar niet lang daarna met een hoofdkwartier in India.
Er ontstond een scheuring in de vereniging waardoor eind vorige eeuw het Theosofisch genootschap werd opgericht, waarvan het centrum nog steeds in de Verenigde Staten is. De Theosofische vereniging wilde een broederschap gaan vormen van alle mensen, zonder discriminatie op enige grond. Bovendien wilde de vereniging de godsdiensten van de verschillende volken onderzoeken en vergelijken. Ze wilde ook de wetenschappen bevorderen en vooral laten nagaan wat voor verborgen en nog geheime krachten er zouden schuilen in de natuur, en dus ook in de mens. Het woord "theosofie" duidt op de "goddelijke wijsheid" die men al doende dacht te verkrijgen.
Een leidende rol in de Theosofische beweging speelde mevr. Blavatsky, die haar wijsheid direkt van de "verheven meesters" had ontvangen, naar zij zei. Binnen sommigen delen van de Nieuwe Tijd-beweging grijpt men graag op Blavatksy's leringen terug.
Antroposofie
De grondlegger van de Antroposofie, Steiner, was eveneens lid van de Theosofische vereniging. Maar hij maakte zich daarvan los en begon vooral na de eerste wereldoorlog zijn ideeën te propageren. De antroposofie richt zich met name op de "wijsheid over de mens" en put daarvoor uit oosterse en christelijke bronnen. Enerzijds hangt de antroposofie bijvoorbeeld de reïncarnatie-idee aan, waardoor de mens telkens weer op aarde terugkomt en zich daar kan verwerkelijken, anderzijds wordt gewezen op de zogeheten "Christus-krachten" die de mens kunnen bezielen.
De antroposofie wil vooral uitgaan van de geestelijke grondslag van al het bestaande. Zijn geestelijk karakter moet de mens tot uitdrukking brengen in allerlei vormen van cultuur, kunst en wetenschap. Antroposofen hechten daarom groot belang aan een goede opvoeding, waarin de mens kan rijpen tot geestelijke volwassenheid. In die opvoeding maakt de mens kennis met diverse stromingen en religies, zo ook met het christelijk denken. In ons land kennen we onder andere de Vrije scholen, die op antroposofische leest geschoeid zijn, en de antroposofische geneeskunde.
Ook de antroposofie is als één van de voorlopers van de Nieuwe Tijd-gedachte te beschouwen.
Door de gestegen aandacht voor het spirituele (het geestelijke) in de mens, zoals dat de laatste jaren tot uitdrukking komt, krijgt de antroposofie een grotere aandacht dan voorheen. In engere zin is de antroposofie als vereniging niet esoterisch (geheimzinnig), omdat iedereen de "wijsheid" ervan te weten kan komen, zelfs zonder lid van de vereniging te zijn. Tot nu toe hebben we vooral
Tot nu toe hebben we vooral aandacht gegeven aan esoterische en mysterieuze trekken, zoals die uit het oosten kwamen en deel werden van westerse bewegingen. Maar ook uit het eigen westers religieus verleden en uit andere religies wordt binnen de Nieuwe Tijd-bewegingen nogal eens geput. Eigenlijk kan elke naam, godheid, praktijk, wel een plaats krijgen, als daar maar een energiestroom door wordt gekanaliseerd en naar de wereld van de mensen wordt geleid.
Zo is uit noord-aziatische religies de figuur van de "sjamaan" opnieuw geïntroduceerd. De sjamaan was een persoon die rechtstreeks kontakt kon onderhouden met de wereld van de geesten. Men spreekt ook wel van de "medicijnman".
Uit het vroegere Europa is de keltische "druïde" weer te voorschijn gekomen. Dat was een priester uit de voor-germaanse tijd. Nieuwe druïden doen binnen sommigen onderdelen van de Nieuwe Tijd-beweging nu weer hun werk. Ook uit eigen voor-christelijk verleden zijn de elfen en kabouters als een soort natuur-geesten weer opgestaan. Men roept deze geesten aan om hulp, net zoals moeder Aarde zelf wordt aanbeden. Kortom, we vinden in de Nieuwe Tijd-beweging eerder een aantal stro
Kortom, we vinden in de Nieuwe Tijd-beweging eerder een aantal stromingen met enige vergelijkbare kenmerken, dan een eensluidend geheel.
Al die stromingen echter zien uit naar een nieuwe tijd, waarin het leven weer goed zal zijn. En de diverse bewegingen werken ieder op eigen wijze aan een vreedzame omkeer van de samenleving. Zo zal de mens en de wereld langzaam transformeren naar de Nieuwe Tijd.
Een christelijk element?
Men kan zelfs de naam van Christus tegenkomen in literatuur van de Nieuwe Tijd-bewegingen. De godsdienstwetenschapper Romarheim citeert een gedeelte van een toespraak van een Nieuwe Tijd-verkondiger als volgt: "... 'Christus' is de heilige kracht die aanwezig is in elk menselijk wezen, in alles dat bestaat, zelfs in de kleinste korrel zand. We zouden moeten knielen voor het heilige in onszelf en wij zouden het heilige in anderen moeten aanbidden ... De ziel heeft alle verlossingskracht in zich.
Dit is de kracht van Christus, de in de mens wonende kracht. Deze kracht kan nooit sterven, Het paasmysterie is de opstanding van de innerlijke Christus ...",
Het is duidelijk dat de naam Christus hier vooral een principe betekent:
het principe van de verlossende kracht in het bestaande.
Aanhangers van de Nieuwe Tijd-gedachte willen dan ook graag een onderscheid maken tussen de historische persoon Jezus en de Jezus die via allerlei wegen in een mysterie-religie werd ingewijd, tot Hij zelf een Christus werd, te vergelijken met de "verlichting" van Boeddha.
Ook in het hindoeïsme had men Christus al beschouwd als één van de verwerkelijkingen van het goddelijke, dat tot lering van de mensheid was afgedaald. Er zijn dus vele "christussen", net zoals er vele incarnaties van Visjnoe waren, in het verleden, en tot nu toe. We herinneren ons opeens weer de aankondiging van de komst van "Maytreia de Christus", zoals we dat in het begin van dit boekje hebben geschreven. Christus is dus niet de naam van een uniek persoon, maar van een algemeen principe.
Binnen de Nieuwe Tijd-bewegingen zijn verschillende "evangeliën" ver- schenen, waarvan beweerd wordt dat ze rechtstreeks geopenbaard zijn.
En zoals er in de Nieuwe Tijd-stromingen grote aandacht is voor verschillende occulte praktijken, zo zijn er ook nu spiritisten, die doorgeven dat ze kontakt met Jezus hebben gehad. Zo wordt de persoon van Christus gebruikt als dekmantel waaronder kritiek geleverd wordt op de bestaande kerken en christelijke leer. En daarmee wordt tegelijkertijd aan de eigen beweging een zekere rechtvaardiging gegeven.
Die rechtvaardiging wordt ook gebruikt door sommige krachtige voorstanders van het feminisme in de Nieuwe Tijd-beweging. Op zoek naar de gelijkschakeling van man en vrouw wordt de persoon van Christus wel als voorbeeld gebruikt van de ware, de eigenlijke mens, de mens die niet typisch man of vrouw is, maar "androgyn", dat wil zeggen de mens die het mannelijke en het vrouwelijke in volmaakte harmonie in zichzelf verenigt. Ook hier wordt de naam Christus tevens als symbool gebruikt, namelijk voor de mens, waarin de tweezaamheid van man en vrouw is opgeheven. Hoe hier wordt omgegaan met de persoon van Christus, vinden we duidelijk beschreven onder andere in "De onpersoonlijke mens", geschreven door G. Huntemann. Dat geldt ook voor Von Padberg's "New Age und Feminismus", waarin op pag. 82 e.v. feministische opvattingen over de "androgyne Jezus" besproken worden.
Al eerder in deze schets zagen we, dat de Nieuwe Tijd-bewegingen een antwoord willen vinden op de vragen en noden van een bijna dolgedraaide industriële wereld. Die wereld was enerzijds zeer verwereldlijkt; men geloofde niet meer in het bovennatuurlijke. Mensen als godsdienstpsychloog Fortmann en psychiater Foudraine meenden dat de Westerse mens naar het oosten moest kijken om het goddelijke opnieuw te ontdekken, maar nu in zichzelf. En dat paste weer goed bij een ander aspekt van de religieuze heroriëntatie, die we in de Nieuwe Tijd-bewegingen ontmoeten:
de werkelijke boodschap van de Bijbel had zo sterk afgedaan, of was zo sterk vervormd of zelfs verwereldlijkt, dat men, in plaats van de Bijbel zelf opnieuw ter hand te nemen, daartegenover een nieuw soort Christus stelde.
De vraag aan het begin van deze paragraaf: "Een christelijk element?"
moet dan ook niet oppervlakkig beantwoord worden. Dat de namen Jezus en Christus wel voorkomen, betekent niet dat aan de bijbelse boodschap recht gedaan wordt. Het unieke karakter van Gods openbaring in Christus wordt terzijde gesteld. En in plaats van dé Weg van verlossing en verzoening te erkennen, wordt een vorm van zelfverlossing aangeboden, onder de naam van Christus. Dat men in allerlei tijden zou spreken van "valse Christussen" staat reeds in de Bijbel vermeld (Mark. 13: 21 en 22).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1991
Mivo +16 | 60 Pagina's