JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

1. Bijbelse toekomstverwachting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1. Bijbelse toekomstverwachting

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit hoofdstuk gaat het over de toekomst. Bij alle toekomstverwachtingen en toekomstvoorspellingen, die we overal in deze wereld horen, willen we allereerst nagaan wat de Bijbel ons zegt over de toekomst.

De Bijbel als gezaghebbend Woord van God moet ook in ons denken over de toekomst en in onze toekomstverwachting leidraad zijn.

 

1. De toekomst van de Zoon des mensen

Het systematisch bestuderen van wat de Bijbel zegt over de toekomst wordt eschatologie genoemd: de leer van de laatste dingen.

Ten aanzien van de eschatologie wordt wel onderscheid gemaakt tussen de persoonlijke en de algemene eschatologie. Bij de persoonlijke eschatologie gaat het om de staat van de mens na dit leven. Bij de algemene eschatologie gaat het om de toekomst van de Zoon des mensen: ik geloof in Jezus Christus ... zittende ter rechterhand Gods, des almachtigen Vaders, vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden ... Ik geloof de wederopstanding des vleses en een eeuwig leven (antw. 23, H.C.) Christus' werk is bij Zijn hemelvaart nog niet voleindigd. Hij zal nog eenmaal wederkomen op de wolken des hemels en alle ogen zullen Hem zien.

Deze wereld heeft dus een einde. De Bijbel tekent ons heel duidelijk hoe de wereld op dit einde afgaat, wat de verwachtingen zijn die we moeten hebben over de toekomst van de wereld waarin we leven.

De Bijbel leert ons duidelijk dat we van deze wereld geen goeds meer kunnen verwachten. In de laatste dagen zullen de mensen zelfzuchtig zijn, hebzuchtig, hoogmoedig, ondankbaar, liefdeloos en onverzoenlijk. Egoïsme zal in de laatste dagen de wereldgeest zijn. De maatschappij is liefdeloos en Gods wet zal opzij worden gezet. De mens zal niet steeds beter en rechtvaardiger worden.

Voor velen is de toekomst onzeker en vormt ze een bedreiging. De toekomst is als een donker gat, waar je inspringt terwijl je helemaal niet weet waar je terecht komt.

De Bijbel geeft aan dat de toekomst zeker is. Het is echter niet zo, dat ons precies duidelijk gemaakt wordt hoe de toekomst van deze wereld er uitziet. Er blijven veel dingen verborgen. De geopenbaarde dingen zijn ons echter zoveel gegeven als ons van node is in dit leven (art. 2, N.G.B.). De hoofdinhoud is: Christus komt, Maranatha (1 Kor. 16:22).

Er is dan ook alleen een gegronde toekomstverwachting voor de kerk des Heeren. De Heere leidt Zijn gemeente door de wereld heen naar een eeuwige toekomst. De tekenen van de tijd zijn voor de Kerk boodschappers die vertellen: "Ziet uw Bruidegom komt".

In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de tekenen die aan Christus' komst voorafgaan. Daarna komen aan de orde: Zijn wederkomst ten oordeel, de opstanding der doden, het laatste oordeel en de uiteindelijke staat van de mens. In de laatste paragraaf gaat het om de verwachting van de wederkomst van Christus.

 

2. De tekenen der tijden

"Het aanschijn des hemels weet gij wel te onderscheiden en kunt gij de tekenen der tijden niet onderscheiden?" (Matth. 16:3).

De Heere Jezus richt Zich hier tot de farizeeërs en de sadduceeërs, die Hem wilden verzoeken door van Hem een teken te vragen. Hij wijst hen op hun geoefendheid in het voorspellen van het weer. De tekenen aan de hemel weten ze goed te onderscheiden. Een rode avondlucht is een voorbode van mooi weer, een donkerrode lucht 's morgens duidt op een spoedige weersverslechtering.

Maar als ze zo goed letten op de voortekenen van een komende weersgesteldheid, hoe ontzaglijk veel belangrijker is het dan te letten op de tekenen der tijden die het einde van deze wereld aankondigen. Jezus geeft hiermee te kennen dat die tekenen al aanwezig waren en gezien konden worden. Het gaat om de tekenen van de tijd die aan het einde van de wereld voorafgaan. De Bijbel noemt deze tijd bijvoorbeeld: de laatste dagen (Hand. 2:17, Hebr. 1:1), de laatste tijd (Jud.:18), of de laatste ure (1 Joh. 2:18).

De Heere Jezus noemt in Matthéüs 24 een aantal tekenen in Zijn grote rede over het einde der tijden. Bij het verlaten van de tempel wijzen Zijn discipelen Hem op de grootsheid van dit gebouw (Matth. 24:1, Mark. 13:1). Jezus voorspelt hen dat de tempel volledig vernield zal worden.

Als ze later op de Olijfberg zitten en aan de overkant van het dal dit prachtige gebouw zien, vragen de discipelen: "Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk zal het teken zijn van Uw toekomst en van de voleinding van de wereld?" In het denken van de discipelen betekent de val van Jeruzalem meteen het einde van de wereld. Evenwel: Jeruzalems val zou niet meteen uitlopen op het wereldeinde, maar is wel een typerend voorbeeld van het naderende einde van deze wereld.

 

2.1 Algemene tekenen

In Zijn antwoord aan de discipelen noemt de Heere Jezus de volgende tekenen:

1. "Zie toe, dat niemand u verleide. Want velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden..." (Matth. 24:4,5,11 en 24).

Valse profeten zijn er altijd geweest, maar Jezus waarschuwt met name voor de verleidende geesten die in het laatste der dagen zullen opstaan. Zij zullen zich zowel binnen als buiten de kerk openbaren en zowel zichzelf als anderen misleiden. Johannes spoort ons daarom aan de geesten te beproeven of zij uit God zijn (1 Joh. 4:1).

2. "En gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen" (Matth. 24:6).

Hoewel er van oude tijden af aan oorlogen zijn geweest, zal het steeds erger worden. De hele wereld zal vervuld raken van oorlogen en oorlogsrumoer. De wereld is bezig met een gigantische wapenwedloop. In grote delen van de wereld is er vrede die gebaseerd is op een wankel evenwicht. Andere gedeelten zijn te vergelijken met brandhaarden waar de strijd ieder moment weer op kan laaien.

3. "...en er zullen zijn hongersnoden, en pestilentiën, en aardbevingen in verschillende plaatsen" (Matth. 24:7).

Er is honger in veel delen van deze wereld ten gevolge van overbevolking, onevenredige verdeling van voedsel, natuurrampen, enz.

4. "...alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking" (Matth. 24:9).

Zij hebben mij gehaat, zij zullen ook U haten. In veel landen worden christenen openlijk vervolgd. Iemand die zijn leven wil inrichten overeenkomstig Gods Woord en daar openlijk voor uitkomt, wordt ook in ons land steeds minder getolereerd.

5. "...en omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden" (Matth. 24:12).

Het besef van goed en kwaad vervaagt en egoïsme en materialisme zullen hoogtij vieren. Vergelijk wat Paulus zegt in 2 Tim. 3:2-5: de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelf, geldgierig, laatdunkend enz.

Bovengenoemde tekenen van Christus' wederkomst zien we overvloedig in onze tijd. Toch betekent dit nog niet dat Christus onmiddellijk zal komen. Hij Zelf zegt nadrukkelijk: "deze dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet" (Matth. 24:6).

"Doch al die dingen zijn maar een beginsel der smarten" (Matth. 24:8). Daarom worden deze tekenen ook wel de algemene tekenen van Christus' wederkomst genoemd.

 

2.2 Bijzondere tekenen

Er worden in de Bijbel ook nog andere tekenen genoemd. Van die tekenen wordt gezegd: "en dan zal het einde zijn" (Matth. 24:14) en "want die (de dag van Christus) komt niet tenzij dat eerst..." (2 Thess. 2:3).

Dit zijn de bijzondere tekenen van Christus' wederkomst, die onmiddellijk aan Zijn komst voorafgaan.

1. "En dit Evangelie des Koninklijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken" (Matth. 24:14).

Als het Evangelie over de gehele aarde is gepredikt, zal het einde komen. Overal waar mensen wonen moet het Evangelie uitgedragen worden, "tot een getuigenis allen volken", om hun alle verontschuldiging te ontnemen. Zolang het Evangelie zijn loop over deze wereld nog niet heeft volbracht, is Gods werk op aarde nog niet klaar en zal Christus nog niet wederkomen.

2. "En gelijk het geschiedt is in de dagen van Noach, alzo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen... Desgelijks ook, gelijk het geschiedde in de dagen van Lot" (Luk. 17:26-32).

Dit is de tijd van de grote verdrukking (Matth. 24 : 21) en de afval (2 Thess. 2:3). Het leven is oppervlakkig en vermaterialiseerd: men eet, drinkt en trouwt, koopt, verkoopt als in de dagen van Noach en Lot; Gods Naam wordt niet genoemd. Evenmin als men in Noachs dagen de zondvloed verwachtte, ziet men nu uit naar Christus' komst en men let ook niet op de tekenen van Zijn komst. Voor hen die zo leven zal de dag des Heeren komen als een dief in de nacht (2 Petr. 3:10). "In welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen" (Matth. 24:44).

3. "...want die (de dag van Christus) komt niet, tenzij (...) geopenbaard is de mens der zonde, de zoon des verderfs" (2 Thess. 2:3- 12).

Eén van de sprekendste tekenen van Christus' wederkomst zal zijn de komst van de antichrist (1 Joh. 2:18), ook wel genoemd de mens der zonde en zoon des verderfs (2 Thess. 2:3) of het beest uit de zee (Openb. 13:1). De Bijbel zegt het volgende over de antichrist:

- hij is een persoon, de mens der zonde, waarin als het ware alle opstand tegen God belichaamd wordt (2 Thess. 2:3),

- in zijn verzet tegen God laat hij zich in zijn eigen godsdienst als god aanbidden (2 Thess. 2:4),

- hij gebruikt de valse profetie (het beest uit de aarde uit Openb. 13:11-14) en grote wonderen en tekenen (2 Thess. 2:9 en 10), hij zal velen verleiden en vervolgt op gruwelijke wijze de gelovigen (2 Thess. 2:9-12, Openb. 13:14-16), zijn volgelingen krijgen een merkteken (Openb. 13:16 en 17). De antichrist zal op aarde verschijnen nadat "wat hem wederhoudt" (2 Thess. 2:6) of "die hem wederhoudt" (2 Thess. 2:8) zal zijn weggedaan. Over wat onder "de wederhouder" moet worden verstaan, bestaat veel verschil van mening. Gedacht wordt aan de zuivere prediking van het evangelie, de algemene genade, de handhaving van Gods wet, enz. (vgl. ook de kanttekening bij 2 Thess. 2:6). We weten niet wie de antichrist is. Tal van personen in de wereldgeschiedenis zijn al met die naam aangewezen, zoals keizer Nero, de paus, Napoleon, Hitler, Lenin, enz. "Die het verstand heeft, berekene het getal van het beest: want het is een getal eens mensen, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig" (Openb. 13:18). Het getal heeft in de Openbaring een symbolische waarde. Het getal 6 is het getal van wat de mens kan. Het getal 666 is het uiterste waartoe de mens in staat is. De 7 van de goddelijke volmaaktheid blijft onbereikt.

 

2.3 Het laatste teken

De discipelen hadden gevraagd naar het teken van Jezus' toekomst en van de voleinding der wereld (Matth. 24:3). Na de "verdrukking van die dagen" (Matth. 24:29) zal het grote en laatste teken komen, het teken van de Zoon des mensen (Matth. 24:30).

Het zal gepaard gaan met heftige gebeurtenissen in de natuur (Matth. 24:29; Mark. 13:24 en 25; Luk. 21:25 en 26). De zon zal plotseling worden verduisterd en de maan zal niet langer schijnen, sterren wijken af van hun baan en vallen uit de hemel. Dan zal in de hemel het teken van de Zoon des mensen verschijnen. Zeer waarschijnlijk moet hierbij niet aan een speciaal teken worden gedacht, maar aan het verschijnen van de Zoon des mensen Zelf.


Tekstverwijzingen: Matth. 24:1-28, 36-41 / Mark. 13:1-23 / Luk. 17:20-37; 21:5-24 / 1 Thess. 5:1-11 / 2 Thess. 2:1-12 / 2 Tim. 3:1-9 / 2 Petr. 3:1-18 / Openb. 13:1-18.


 

3. Christus' wederkomst ten oordeel

3.1 De wederkomst

Voor het heilsfeit van Christus' wederkomst kent het N.T. verschillende woorden:

- parousia. Dit woord kan betekenen: aanwezigheid (2 Kor. 10:10), aankomst (1 Kor. 16:17) of de toekomst of naderende komst van Christus (Matth. 24:27,37,39; 1 Thess. 4:15-17; Jak. 5:8; Joh. 2:28).

- epiphaneia. Dit woord, dat verschijning betekent, wordt zowel voor de eerste (2 Tim. 1:10; 1 Petr. 1:20) als tweede (2 Thess. 2:8; Tit. 2:13) komst van Christus gebruikt.

- apocalypse. De verschijning of openbaring van Jezus Christus (2 Thess. 1:7; 1 Petr. 1:7).

Vooral wordt gesproken over de dag des Heeren (2 Petr. 3:10), de grote en doorluchtige dag des Heeren (Hand. 2:20), de dag van de openbaring van de Zoon des mensen (Luk. 17:30) of ook wel die dag (Matth. 24:36), dit in overeenstemming met het O.T. dat op tal van plaatsen spreekt over de dag des Heeren (zie bijv. Jes. 2:12).

• Wanneer zal Christus wederkomen?

We weten niet wanneer dit gebeurt: "van die dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen in de hemelen, dan Mijn Vader alleen" (Matth. 24:36, vgl. Hand. 1:7). Ons zijn de tekenen der tijden niet gegeven om precies uit te rekenen wanneer Hij komt, maar om ons duidelijk te maken dat Hij komt. Christus zal wederkomen als Zijn werk klaar is, d.w.z. "het getal der uitverkorenen vervuld zal zijn" (art. 37, N.G.B.: vgl. 2 Petr. 3:9).

Al gaan de tekenen der tijden aan de wederkomst vooraf, Christus zal komen als een dief in de nacht (1 Thess. 5:2; 2 Petr. 3:10). Men zal Zijn komst niet verwachten maar zeggen: "Het is vrede, en zonder gevaar: dan zal een haastig verderf hun overkomen" (1 Thess. 5:3).

• Waar vandaan zal Hij wederkomen?

"Deze Jezus (...) zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar de hemel hebt zien heenvaren" (Hand. 1:11). Na Zijn hemelvaart is Christus de hemelen doorgegaan (Hebr. 4:14) en is gezeten aan de rechterhand Gods (Ef. 1:20). Bij Zijn wederkomst zal Christus uit de hemel komen en afdalen op de wolken (Matth. 24:30; Openb. 1:7).

• Hoe zal Hij wederkomen?

"Alle oog zal Hem zien..." (Openb. 1:7). Christus zal voor iedereen zichtbaar wederkomen in heerlijkheid (Matth. 24:30), dit in tegenstelling tot Zijn eerste komst op aarde.

Het zal dus een glorieuze komst zijn "met de engelen Zijner kracht" (2 Thess. 1:7) en "al Zijn heiligen" (1 Thess. 3:13). Hij zal wederkomen "in een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin, want de bazuin zal slaan " (1 Kor. 15:52).

• Waarom zal Hij wederkomen?

De Bijbel geeft ons enkele antwoorden:

- om straf te oefenen over hen die God niet kennen en het Evangelie niet gehoorzaam zijn (2 Thess. 1:8),

- om verheerlijkt te worden onder Zijn heiligen en met verwondering aanschouwd te worden onder allen die geloven (2 Thess. 1:10), om te oordelen de levenden en de doden (Matth. 25:31-46; Openb. 20:11-15),

• om alle dingen nieuw te maken (Openb. 21:5).


Tekstverwijzingen: Hand. 1:6-11 / Matth. 24:29-36 / 2 Petr. 3:9 en 10 / 1 Thess. 5:13.


 

3.2 De opstanding der doden

De Bijbel leert duidelijk, zowel in het O.T. als in het N.T., dat de wederkomst van Christus gepaard gaat met de opstanding der doden. "Want al degenen die gestorven zullen wezen, zullen uit de aarde verrijzen, de zielen tezamen gevoegd zijnde met haar eigen lichaam, in hetwelk zij zullen geleefd hebben" (art. 37, N.G.B., antw. 57, H.C.). Er is sprake van een opstanding des levens en een opstanding der verdoemenis (Joh. 5:29). Gelovigen en ongelovigen zullen samen door Christus worden opgewekt en beiden zullen als mensen, d.w.z. met ziel en lichaam, het oordeel ontvangen.

De opstanding is een grote verborgenheid. Er blijven veel vragen: hoe is dit alles mogelijk en hoe zal alles gebeuren (1 Kor. 15:35). De Bijbel zegt bijv. weinig over het lichaam na de opstanding. De gelovigen zullen bij de opstanding een geestelijk (1 Kor. 15:44) en hemels (1 Kor. 15:40) lichaam ontvangen, dit in tegenstelling tot het natuurlijke en aardse lichaam. Paulus noemt in 1 Kor. 15:42-44 vier verschillen tussen de lichamen voor en na de opstanding:

- gezaaid in verderfelijkheid, opgewekt in onverderfelijkheid: het lichaam zal niet meer onderworpen zijn aan de zonde en de dood,

- gezaaid in oneer, opgewekt in heerlijkheid: het lichaam zal een verheerlijkt lichaam zijn, gelijkvormig aan Christus' verheerlijkt lichaam,

- gezaaid in zwakheid, opgewekt in kracht: het zal een krachtig lichaam zijn, niet meer onderhevig aan ziekte of zwakte,

- een natuurlijk lichaam wordt gezaaid, een geestelijk lichaam wordt opgewekt: het lichaam zal niet meer beheerst worden door de zonde, maar door God.

De lichamen van de gelovigen zullen dus aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig worden (antw. 57, H.C.).

"En aangaande degenen die alsdan nog leven zullen, die zullen niet sterven gelijk de anderen, maar zullen in een ogenblik veranderd en uit verderfelijk onverderfelijk worden" (art. 37, N.G.B.). In een ogenblik zullen ze veranderd worden (1 Kor. 15:51-52) en opgenomen in de wolken, de Heere tegemoet (1 Thess. 4:15-18).


Tekstverwijzingen: Joh. 5:19-30 / 1 Kor. 15:35-58 / Dan. 12:1-3 / Job. 19:25-27 / Fil. 3:17-21 / 1 Thess. 4:15-18 / art. 37 N.G.B. / antwoord 57 H.C.


 

3.3 Het laatste oordeel

Christus zal wederkomen om te oordelen de levenden en de doden. God de Vader heeft Hem het oordeel gegeven (Joh. 5:27). Het zal plaatsvinden onmiddellijk na Zijn wederkomst en de opstanding der doden (Matth. 25:31 en 32).

De engelen zullen Christus bijstaan in het oordelen (Matth. 13:41 en 42; Openb. 14:17-20) en o.a. de goddelozen voor de troon bijeenbrengen en in het vuur werpen. De gelovigen zullen ook door hun wandel de ongelovigen oordelen (1 Kor. 6:2 en 3) en Gods rechtvaardig oordeel prijzen (Openb. 15:3 en 4).

Allereerst zullen de gevallen engelen veroordeeld worden: satan en zijn helpers (Jud.: 6; 2 Petr. 2:4).

In de tweede plaats zullen alle mensen die ooit geleefd hebben samenkomen, niemand uitgezonderd (Rom. 14:10; 2 Kor. 5:10).

Het oordeel zal plaatsvinden voor de grote witte troon (Openb. 20:11), hoog in de lucht.

De maatstaf bij het vellen van het oordeel is het geloof in Jezus Christus, n.l. of we in Hem geloofd of Hem verworpen hebben. "Een iegelijk zal worden geoordeeld naar zijn werken" (Openb. 20:13), niet als verdienste maar omdat het geloof zonder de werken dood is (vgl. Matth. 25:35-45). Alles wat iemand ooit heeft gedaan, elk woord dat hij gesproken heeft, elke gedachte die bij hem is opgekomen, zal worden blootgelegd (Matth. 12:36): "de boeken zullen worden geopend" (Openb. 20:12).

In het oordeel zal er gradatie in de straf zijn. Het zal het land van Sodom in het oordeel verdraaglijker zijn dan Kapérnaüm (Matth. 11:21,24); de dienstknecht die de wil van zijn heer geweten heeft en zich toch niet heeft voorbereid op Zijn komst zal met vele slagen geslagen worden, in tegenstelling tot degene die het niet geweten heeft (Luk. 12:47 en 48). God houdt ook rekening met Zijn openbaring in de schepping en in ons geweten (Rom. 2:12).

In ieder geval zal Christus een tweevoudig vonnis spreken. Hij spreekt de schapen aan Zijn rechterhand vrij en verdoemt de bokken aan Zijn linkerhand (Matth. 25:34,41). Degenen die aan Zijn linkerhand staan zullen gaan in de eeuwige pijn, maar de rechtvaardigen zullen het eeuwige leven beërven (Matth. 25:46).

"Daarom is de gedachtenis van dit oordeel met recht schrikkelijk en vervaarlijk voor bozen en goddelozen, en zeer wenselijk en troostelijk voor de vromen en uitverkorenen" (art. 37, N.G.B.).


Tekstverwijzingen: Matth. 25:31-46 / Openb. 20:11-15 / Joh. 5:22-27 / art. 37 N.G. / antw. 52 H.C.


 

3.4 De eeuwige bestemming

"En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven" (Matth. 25:46).

Na het laatste oordeel zullen de goddelozen naar de hel worden gezonden, de plaats waar hen een eeuwigdurende straf te wachten staat en waar ze met ziel en lichaam zullen lijden. De Bijbel geeft in de volgende uitdrukkingen hun uiteindelijke staat aan:

- Ze zullen de vreselijke woorden horen: Ga weg van Mij (Matth. 7:23; Luk 13:27). Hun verblijfplaats zal zijn buiten de feestzaal waar de bruidegom is (Matth. 8:11 en 12; 22:13; 25:10-13), met andere woorden: ze zijn voor eeuwig van God verwijderd.

- De goddelozen zullen gedwongen eeuwig samen zijn met de duivel en zijn volgelingen (Matth. 25:41; Openb. 20:10,15).

- Overal in de Bijbel lezen we, dat de hel een plaats is van vuur en vlammen (Matth. 18:8 en 9; 25:41; Luk. 16:19-31; Jud.: 7). Dit vuur is onuitblusbaar en brandt tot in eeuwigheid.

- Tenslotte is de hel een plaats van duisternis, zelfs van buitenste duisternis (Matth. 8:12; 22:15; 25:30).

Bovengenoemde uitdrukkingen staan niet los van elkaar. Ver van God weg zijn, betekent in de duisternis zijn en het samenzijn met de duivel en zijn volgelingen betekent met hen in het eeuwige vuur verkeren.

De hemel en de aarde zoals we die nu kennen, zijn voor het vuur bewaard tot de dag des oordeels (2 Petr. 3:7). Dan zullen ze, door een goddelijke hand in brand gestoken, vergaan en alle elementen zullen in brandende hitte versmelten (2 Petr. 3:10 en 12).

Er zal een nieuwe hemel en een nieuwe aarde ontstaan, waarop gerechtigheid zal wonen (2 Petr. 3:13; Openb. 21:1-5). Er zal een volmaakte harmonie zijn, zoals bijvoorbeeld symbolisch beschreven wordt in Jesaja 11:6-9. Het schepsel zal vrijgemaakt zijn van de dienstbaarheid der verderfenis (Rom. 8:18-22).

Hoe het in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde zal zijn, is in geen mensenhart opgekomen (1 Kor. 2:9). In tegenstelling tot wat van de hel is gezegd, zullen Gods kinderen eeuwig bij de Heere zijn en voor eeuwig verlost zijn van de zonde.

In de hemel openbaart God Zijn heerlijkheid en zal Hij alles zijn in allen (1 Kor. 15:28). De verlosten zullen daar de volkomen zaligheid bezitten en God eeuwig prijzen (antw. 58 H.C.) in een volmaakte eeuwige gemeenschap met Hem. De discipel Johannes heeft het in een visioen gezien: 

"...een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor de troon en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palmtakken waren in hun handen. En zij riepen met grote stem, zeggende: De zaligheid zij onze God, Die op de troon zit, en het Lam. (...) Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams. Daarom zijn ze voor de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel; en Die op de troon zit, zal hen overschaduwen. Zij zullen niet meer hongeren, en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte. Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden, en zal hen een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen" (Openb. 7:9-17).


Tekstverwijzingen: Matth. 18:8 en 9; 25:10-13 / Luk. 16:19-31 / 2 Petr. 3:10-13 / Openb. 7:9-17;21:1-5.


 

4. De verwachting van de wederkomst

'Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus, onze Heere" (art. 37, N.G.B.).

In de eerste nieuwtestamentische gemeenten leefde dit verlangen in sterke mate. Het was daar wel gewoonte om de zalig ontslapen doden te begraven met de voeten naar het oosten gekeerd. Wanneer dan de dag der opstanding zou aanbreken en de graven worden geopend, zouden ze dadelijk hun Heere en Zaligmaker aanschouwen, oog in oog Hem zien gelijk Hij is. In Thessalonika heerste zelfs de verwachting dat de dag des Heeren vlakbij zou zijn (2 Thess. 2:2). Ze trokken hieruit de konklusie dat het zinloos was om verder te werken in hun dagelijks beroep. Zij gingen zich uit de wereld terugtrekken om Christus' komst af te wachten.

Paulus wijst deze verkeerde konklusies duidelijk van de hand. Als iemand niet wil werken zal hij ook niet eten (2 Thess. 3:10-12).

Ze moeten het werk niet neerleggen, maar alles gereed maken voor Christus' komst.

Anderzijds zullen er in de laatste dagen ook mensen zijn die zullen zeggen: "Waar is de belofte van Zijn toekomst? Want van die dag dat de vaders ontslapen zijn, blijven de dingen alzo gelijk van het begin der schepping" (2 Petr. 3:4). Het zal wel niet zo'n vaart lopen met het einde van deze wereld. De tekenen van Christus' wederkomst zijn er wel, maar men ziet ze niet en leeft rustig verder.

Petrus gaat hier duidelijk tegenin. De Heere vertraagt Zijn belofte niet maar het is Zijn lankmoedigheid dat Christus nog niet is gekomen. God wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen (2 Petr. 3:9).

In zijn gelijkenissen over de wederkomst leert de Heere Jezus zijn discipelen hoe hun houding tegenover de wederkomst behoort te zijn. Dat kan in een aantal kernwoorden worden aangegeven:

- verwachten: Verwachten is met spanning uitzien naar de vervulling van Gods beloften. Het geloof probeert niét het juiste tijdstip van Christus' komst te berekenen. Berekening neemt de spanning weg. Verwachten is ook: rekenen op Christus' komst. Jezus dringt er bij zijn discipelen op aan dat ze gelijk moeten zijn aan mensen die op hun heer wachten (Luk. 12:36). Al waren ook de vijf wijze maagden in slaap gevallen, ze rekenden op de komst van de Bruidegom omdat ze voldoende olie bij zich hadden (Matth. 25:7). Uit de verbondenheid in het geloof tussen de bruid en de Bruidegom wordt het verlangen geboren naar de volkomen vereniging die plaats zal vinden op de dag van Christus' wederkomst (1 Thess. 1:10; Tit. 2:13).

- waken: De Heere Jezus heeft er vele malen op aangedrongen om waakzaam te zijn (Matth. 24:42; 25:13; Mark. 13:33). De reden hiervoor is dat het tijdstip van Zijn komst niet bekend is. Waken houdt dan in bereid zijn (Matth. 24:44) voor de komst van Christus. In het heden valt dan ook de beslissing of er met verlangen naar Christus' komst uitgezien wordt of dat Hij met schrik verwacht wordt.

- werken: Het verwachten en waken betekent niet dat de discipelen zich moeten onttrekken aan deze wereld zoals bijvoorbeeld in Thessalonika het geval was (2 Thess. 3:10-12). In de gelijkenis van de talenten (Matth. 25:14-30) wordt de knecht bestraft, die zijn talent in de aarde begraven heeft, en een onnutte dienstknecht genoemd.

• bidden: Dit alles zal niet kunnen zijn zonder het gebed: waakt en bidt (Mark. 13:33). De Heere Jezus Zelf legt bij Zijn gemeente dit gebed in het hart en op de lippen: Uw Koninkrijk kome (Matth. 6:10a). Deze bede houdt o.a. in: "regeer ons door Uw Geest en Woord, alzo dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen (...) totdat de volkomenheid van Uw rijk komt, waarin Gij alles zult zijn in allen (antw. 123 H.C.).

Calvijn zegt: "Niemand heeft goede vorderingen gemaakt op de leerschool van Christus dan hij die de dag van zijn dood en van de laatste opstanding met vreugde verwacht". Het gaat uiteindelijk om het geloof dat op de leerschool van Christus wordt beoefend.

"Die in Christus gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niét gelooft, is alrede veroordeeld..." (Joh. 3:18). Johannes drukt het sterk uit: we zijn al veroordeeld als we niet in Christus geloven. Als we door het geloof met Christus verbonden zijn, zullen we naar de grote dag des Heeren uitzien.

Als we de wil van God niet doen terwijl we die geweten hebben, zullen we met veel slagen worden geslagen (Luk. 12:47,48): een iegelijk die veel is gegeven, van die zal veel geëist worden.

Nu is de Heere nog lankmoedig, "niet willende dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen" (2 Petr. 3:9). "Daarom zijt bereid, want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen (Matth. 24:44).


Tekstverwijzingen: Matth. 24:42-44,45-51 en 25:1-30 / Mark. 13:33-37 / Luk. 21:34 / 1 Thess. 5:1-11 / 2 Thess. 2:1-3; 3:10-15 / 2 Petr. 3:11-18.


 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1984

Mivo +16 | 64 Pagina's

1. Bijbelse toekomstverwachting

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1984

Mivo +16 | 64 Pagina's