2. Het karakter van de Bergrede
De opbouw van de Bergrede is uit de aanduidingen boven de verschillende onderdelen al af te lezen:
- de zaligsprekingen als begin van de rede; 5:1-12
- de taak om zout en licht te zijn; 5:13-16
- Jezus' houding tegenover de wet; 5:17-20
- een aantal voorbeelden hiervan; 5:21-48
- aalmoezen geven, bidden en vasten; 6:1-18
- heilige onbezorgdheid; 6:19-34
- oordelen en gebedsverhoring; 7:1-12
- de enge poort, de boom en zijn vruchten; 7:13-23
- de gelijkenis van de wijze en de dwaze bouwer als afsluiting van de rede; 7:24-27
- de reaktie van de hoorders; 7:28-29
De Bergrede valt in het begin van Jezus' werkzaamheid als Leraar der gerechtigheid. In de Bergrede wordt heel duidelijk de betekenis van het Koninkrijk Gods in het leven van de discipelen op de voorgrond geplaatst. Zij moeten immers weten wat het burgerschap van het Koninkrijk der hemelen inhoudt voor de praktijk van het leven. Bij dit Koninkrijk Gods behoort een gerechtigheid, die vóór alle andere dingen gezocht moet worden (6:33). Deze gerechtigheid behoort méér te zijn dan die der Schriftgeleerden en Farizeeën, anders zal men het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan (5:20).
Volgens 5:17 is de Heere Jezus gekomen om de wet te vervullen. Dat betekent niet, dat Hij gekomen is om deze te voltooien zodat ze daarna niet meer geldt, maar om de wet vol te maken; om de volheid van de wet te laten zien. Hij geeft dus geen nieuwe wet! Daarom kunnen we de Bergrede ook niet opvatten als een verzameling van levensregels, als een soort handboek voor ethiek. Er is dan ook geen sprake van volledigheid. Wel zijn anderzijds de voorbeelden en de ter sprake komende situaties zo talrijk en veelzijdig, dat duidelijk wordt dat Jezus' leer alle levensgebieden omvat. In Zijn prediking (waarop straks het kruis volgt!) blijkt juist het radikale van Gods wet overduidelijk. De rabbijnen stelden zich tevreden met een naleven van de letter van het gebod, maar voor de Heere Jezus komt het in de allereerste plaats aan op het hart, op de gezindheid, waarbij de daad natuurlijk niet gemist wordt. Dit is Zijn radikaliteit, de radikaliteit der liefde. Jezus' discipelen moeten volmaakt zijn, zoals de Vader Die in de hemelen is, volmaakt is (5:48). Daarmee roept Hij hen niet op om te streven naar het ideaal van een oneindig hoge volmaaktheid, alsof we die in eigen kracht zouden kunnen bereiken. Nee, maar de onelndlgheid van Gods liefde voor Zijn kinderen betekent dat zij hun leven geheel in beslag laten nemen om Hem te dienen. In dit verband is het van belang om te weten tot wie de Bergrede werd gericht.
In 4:25 en In 5:1 wordt van de scharen/schare gesproken. Daarin ligt opgesloten, dat de Bergrede pas is uitgesproken, toen Jezus al velen achter Zich had vergaderd. Als Hij dan gaat zitten - als teken dat Hij een lange rede gaat houden - komen Zijn discipelen naderbij. Dat zijn waarschijnlijk niet alleen de bekende twaalf, maar de grotere kring van hen bij wie Jezus' onderwijs en prediking ingang hadden gevonden. Voor hen zijn Jezus' woorden in de eerste plaats bedoeld. Het is belangrijk hierop met nadruk te wijzen.
De Heere Jezus geeft in de Bergrede onderwijs aan degenen die in Zijn Naam geloven. Hij troost hen eerst door Zijn zaligsprekingen, maar houdt hen ook Zijn volmaakte wet voor, die zij in een overvloediger gerechtigheid dan de Farizeeën hebben te betrachten. Toch zijn ook de scharen onder Zijn gehoor (vgl. 7:28). Wat Jezus in de Begrede eist, geldt voor het leven van ieder kind des Koninkrijks, maar ook voor hen die - door het werk des Geestes - deelgenoot willen worden van het Koninkrijk der hemelen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1983
Mivo +16 | 36 Pagina's
