JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

V. Enkele facetten van Luthers theologie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

V. Enkele facetten van Luthers theologie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Luther is geen systematisch theoloog zoals Calvijn. Hij heeft ook geen theologisch handboek achtergelaten, waarin hij zijn gedachten uiteenzet. Wel hangen al de elementen van zijn theologie met elkaar samen en grijpen ze in elkaar. In de onvoorstelbaar rijke verscheidenheid van de ontwikkeling van zijn gedachten komt toch ook weer de samenhang naar voren. Luther is ook theologisch een man uit één stuk. Zijn theologie is ten nauwste verbonden met zijn levensgeschiedenis, het is doorleefde theologie.

 

Rechtvaardiging door het geloof

De rechtvaardiging door het geloof is het centrum van Luthers theologie. De vraag is: Hoe is een mens rechtvaardig voor God? Nooit op grond van eigen gerechtigheid. Alléén God is rechtvaardig. Alle gerechtigheid van de mens is geschonken gerechtigheid. Luther onderscheidt twee soorten gerechtigheid: de gerechtigheid van God (aktieve gerechtigheid) en de aan de mens geschonken gerechtigheid (passieve gerechtigheid).

Luther kan de gerechtigheid van God scherp voorstellen. Aan de ene kant staat Gods eisende gerechtigheid: "Doe dat en gij zult leven". God eist van de mens volmaakte gehoorzaamheid aan Zijn geboden. Maar aan de andere kant staat de vrijsprekende of reddende gerechtigheid van God in Christus. Deze eisende en vrijsprekende gerechtigheid zijn één in Christus. Enerzijds heeft Hij aan de eis van Gods recht volkomen voldaan door Zijn lijden en sterven. Hij heeft de wet vervuld en volmaakt de geboden onderhouden.

Anderzijds is het kruis openbaring van Gods genade. Alleen door Christus' lijden en sterven aan het kruis is vergeving van zonden mogelijk. De door Hem verworven gerechtigheid wordt de zondaar uit genade en alleen door het geloof geschonken.

In dit verband spreekt Luther wel over de "blijde ruil". Hij zegt het zo: "Christus mijn zonde, en ik Zijn gerechtigheid". Dat is het wonder van genade. Het is voor Luther: tegelijk rechtvaardig in Christus, tegelijk zondaar in zichzelf. 

Opvallend is dat volgens Luther de rechtvaardiging niet één keer, maar meerdere malen in het leven van een christen plaatsvindt. Hij moet van genade en van het kruis blijven leven. Het blijft voor een christen tot aan zijn dood toe: "tegelijk rechtvaardig, maar tegelijk zondaar". Juist in de aanvechtingen stelt de satan Gods eisende gerechtigheid Luther voor ogen. Telkens moet hij weer leren dat hij enkel door het geloof gerechtvaardigd wordt. Paulus zegt: "Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden" (Gal. 3 : 24).

 

Zondevergeving en aflaat

Wanneer Luther de rechtvaardiging door-het-geloof-alleen leert, moet hij ook de aflaat afwijzen. Het "alleen door genade", "alleen door het geloof', "alleen door Christus" betekent voor hem het neen tegen elke eigenmachtige poging de vergeving der zonden te verkrijgen. Hoe is het mogelijk dat iemand vergeving kan ontvangen door het betalen van geld? In zijn bekende 95 stellingen van 31 oktober 1517 gaat hij uitvoerig in op de aflaat. Zijn eerste stelling is: "Toen onze Heere en Meester Jezus Christus zei: "Doe boete" enz. (Matth. 4 : 17), wilde Hij dat het hele leven van zijn gelovigen een voortdurende boete is." De ware boete begint met het zichzelf aanklagen voor God, het belijden van de zonden met het hart. Gods kind moet de oude mens afleggen, Adam moet te gronde gaan en Christus alleen moet regeren. De vergeving van de zonde wordt verkregen door het geloof in Jezus Christus en niet door het kopen van een aflaat.

 

Heiliging en goede werken

 "De rechtvaardige zal uit het geloof leven". De werkelijkheid van het geloof blijkt uit de goede werken. De goede werken zijn volgens Luther dus geen voorwaarde voor de rechtvaardiging, zoals bij Rome, maar vrucht van de rechtvaardiging. Goede werken zijn geloofswerken en geen voorbereiding op de volmaaktheid. Ze betekenen ook geen vermeerdering van heiligheid. "Alle goede werken zijn zonden; dat betekent: zij kunnen de zaligheid niet verdienen." De gelovigen zullen hier op aarde nooit volmaakt worden. Zij zullen voortdurend moeten strijden tegen de zonden. Maar in die strijd is Christus het voorbeeld.

Is er dan bij Luther geen voortgang in de heiligmaking? Inderdaad kent hij een meer en meer doen van de wil van God, een steeds meer geoefend worden in het geloof in Gods liefde. Maar daarin ligt niets verdienstelijks.

 

Het Avondmaal

Op een drietal punten spitst Luther zijn kritiek op de roomse avondmaalsleer toe. 

Ten eerste: het onthouden van de beker bij het avondmaal aan de leken. Luther spreekt zich uit voor de viering van het avondmaal onder de beide gestalten van brood en wijn. Christus zegt immers: "Drinkt allen daaruit".

Ten tweede verwerpt hij de leer van de transubstantiatie. Dit betekent echter niet dat hij de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het Heilig Avondmaal loochent. Hij wil daar juist aan vasthouden en denkt dat te bereiken met zijn leer van de consubstantiatie. "In, met en onder" brood en wijn is het verheerlijkte lichaam van Jezus Christus aanwezig. Met nadruk wijst Luther erop dat Christus Zelf heeft gezegd: "Dit is Mijn lichaam''. In samenhang hiermee komt Luther tot zijn zogenaamde ubiquiteitsleer (van het latijnse ubique = overal): Christus' menselijke natuur is na Zijn hemelvaart alomtegenwoordig. 

Ten derde bestrijdt Luther de opvatting dat de mis een goed werk en een offer is. Het Avondmaal is geen goed werk. Het is de belofte van de vergeving der zonden. Alle nadruk komt daarom bij het Avondmaal op het geloof te liggen. Ook wijst het Avondmaal niet naar enig offer van ons. Alleen Christus heeft Zichzelf geofferd! (Zie Luthers avondmaalsstrijd met Zwingli: hoofdstuk 4).

 

Wet en Evangelie

Luther acht het van groot belang om duidelijk tussen Wet en Evangelie te onderscheiden, want alleen dan krijgt het werk van Christus zijn juiste plaats en betekenis. Dit onderscheid is duidelijk: de wet houdt de mens voor wat God wil, het Evangelie is alles wat over Gods genade spreekt. 

Volgens Luther is er een tweevoudig gebruik van de wet. Ten eerste spreekt hij over de wet als leefregel in het maatschappelijk leven. "Want God heeft burgerlijke wetten ingesteld, ja al de wetten, om de overtredingen te beteugelen." Hoewel het burgerlijk gebruik nodig is, rechtvaardigt het de mens niet. Ten tweede noemt hij het theologisch of geestelijk gebruik van de wet: door de wet wordt de mens zijn zonden bekend gemaakt. "Want door de wet is de kennis der zonde" (Rom. 3 : 20). Dit is het eigenlijke en voornaamste gebruik van de wet. God eist van de mens dat hij Zijn geboden onderhoudt. Nu is het de wet die de mens leert, en Luther wijst er met grote klem telkens weer op, dat de mens door zijn zonde onder het rechtvaardig oordeel van God valt. De wet is een hamer die verbrijzelt, die de mens tot niets maakt. Luther wijst erop dat dit niet een éénmalig gebeuren is; in het leven van een christen zijn er tijden van de wet, die worden afgewisseld door tijden der genade. Het blijft een gedurige strijd. De funktie van de wet is om de mens tot Christus te brengen (Gal. 3 : 24). Luther zegt: "Zolang wij dus in het vlees, dat zonder zonde niet is, leven, komt van tijd tot tijd de wet terug, en volvoert haar bediening in de één meer, in de ander minder, naar dat hij zwak of sterk is in het geloof; evenwel niet tot verderf, maar tot behoud. Want die werkzaamheid der wet betekent in de heiligen: de dagelijkse doding des vleses, en van het verstand, en van onze eigen krachten, en betekent de (dagelijkse) vernieuwing onzes gemoeds" (2 Kor. 4 : 10).

Als de wet haar doel in het leven van een mens bereikt, is dat het werk van de Heilige Geest, Die het geloof schenkt. "Dat geloof zegt niet: Wat heb ik gedaan? Wat heb ik gezondigd? Wat heb ik verdiend? Maar: Wat heeft Christus gedaan? Wat heeft Hij verdiend? Daarop zegt de Evangeliewaarheid: Hij (namelijk de Heere Jezus) heeft u verlost van zonde, duivel en eeuwige dood."

Temidden van de nood klinkt het Evangelie als een bevrijdend woord. De inhoud van het Evangelie is Christus. Luther zegt dat het dan ook een misbruik maken is van de wet, als men niet tot Christus gaat. "Want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft" (Rom. 10 : 4).

Is de wet voor de gelovige dan niet meer nodig? Ja, want steeds moet de wet de zonden in het leven van een christen onthullen om steeds weer Gods vrije genade te beleven.

Zo zijn bij Luther Wet en Evangelie onderscheiden, maar ook met elkaar verbonden. "God ontvangt de eer niet, als de wet ons niet eerst neerslaat."

Een vraag die toch zeker ook op zijn plaats is, is of Luther ook spreekt over een derde gebruik van de wet, namelijk de wet als regel der dankbaarheid. Dit gebruik heeft Luther niet gekend. Voor hem is niet de wet de norm en de leefregel voor een christen, maar Christus Zelf. In de nauwe relatie tussen de gelovige en Christus ligt voor de christen de ware wijsheid.

 

Tenslotte

In bovenstaande beknopte uiteenzetting van enige kernpunten uit Luthers theologie komen enkele dingen steeds weer naar voren. Het zijn de bekende sola's van de Reformatie.

Allereerst: Sola Scriptura (alleen de Schrift). In tegenstelling tot de roomse kerk van zijn dagen vinden we bij Luther een zich terugtrekken op het Woord van de levende God. Temidden van zoveel stemmen van mensen en concilies wil Luther alleen luisteren naar de stem van God, Die tot hem komt in Zijn Woord. Luthers theologie komt uit een levende omgang met het Woord. Alleen dat Woord is beslissend voor het geloof.

Vervolgens: Sola Christo (alleen Christus). Hij is de eigenlijke inhoud van het Woord, het middelpunt van de Schrift. De héle Schrift getuigt van Hem. Daarom is Luther steeds weer bezig om naar Christus te speuren ("Christum treiben"). Daarom staat Christus ook in het middelpunt van Luthers theologie (bij de rechtvaardiging, de heiliging, het avondmaal).

Verder: Sola gratia (alleen genade). Niet door de verdiensten van de mens, zelfs niet van de vernieuwde mens, maar alleen door Gods genade wordt de mens zalig! Het is alles puur geschenk, gratis.

Maar dan ook: Sola fide (alleen door het geloof). Het geloof is het instrument waardoor Christus' gerechtigheid de onze wordt. En ook dat geloof is geen verdienste van de mens: de Heilige Geest stort het in het hart van de zondaar. Dat geloof richt zich op het Woord, op de beloften, op Christus, op de vergeving der zonden, op de liefde Gods. Dat geloof blijkt in de goede werken. Alleen dat geloof is tot eer van God.

 

P. v.d. Dussen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

Mivo +16 | 84 Pagina's

V. Enkele facetten van Luthers theologie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

Mivo +16 | 84 Pagina's