Hoe spreekt de Bijbel over vreemdelingen?
Het woord "vreemdeling" komt meer dan negentig keer voor in de Bijbel. Voor de eerste keer in Genesis 12 vers 10.
Abraham moest als vreemdeling naar Egypte vluchten wegens een zware hongersnood. Later wordt hij als vreemdeling gastvrij en edel behandeld door de Filistijnse koning Abimelech, in wiens land hij lange tijd vertoefde.
In Deut. 10 vers 1 7 en 18 staat dat God mede gediend wil worden door dienstbetoon aan hen die hij liefheeft en daarbij hoort ook de vreemdeling. "Want de Heere, uw God, is een God der goden, een Heere der heren; die grote, die machtige, en die vreselijke God, Die geen aangezicht aanneemt, noch geschenk ontvangt; die het recht van den wees en van de weduwe doet; en den vreemdeling liefheeft, dat Hij hem brood en kleding geve".
Uit diverse teksten in het Oude en Nieuwe testament blijkt hoe de Heere hecht aan het onderhouden van het gebod om de naaste te helpen.
Hulpverlening aan armen, hongerigen, verdrukten en zwervelingen mag niet voortkomen uit vrijblijvende menslievendheid, het is een Goddelijk gebod.
Eigen woorden
Zoek zelf de volgende teksten op en geef in eigen woorden aan wat er staat:
* 1 Johannes 3 vers 17
* Hebr. 13 vers 2
* Mattheus 25 : 31-46
Een christen kan en mag zijn deur niet sluiten voor mensen in nood. De Heere Jezus, Die als kind moest vluchten naar Egypte voor Herodes, leert het ons zelf.
Verplichtingen
Vreemdelingen zijn naasten, die net als wij zelf zijn geschapen naar Godsbeeld en gelijkenis. Dat schept verplichtingen. Het volk Israël werd in het Oude Testament vanaf het begin aangesproken op deze verplichtingen. Het eigen vreemdelingschap en de verlossing uit Egypte gebruikt God telkens weer om het volk tot gehoorzaamheid aan Zijn geboden te manen.
Overigens moesten de vreemdelingen in Israël zich aanpassen. Dat blijkt al uit de tien geboden, die iedere zondag zijn te horen. Maar de zevende dag is de sabbat des Heeren uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is" (Exodus 20 : 10).
Even daarvoor (Exodus 12 : 48) staat duidelijk dat een vreemdeling bij het houden van het pascha zal wezen als een ingeborene des lands". Vers 49 zegt: Enerlei wet zij voor den ingeborene, en den vreemdeling, die als vreemdeling in het midden van u verkeert".
In Leviticus 24 : 22 staat: Enerlei recht zult gij hebben; zo zal de vreemdeling zijn, als de inboorling; want Ik ben de Heere, uw God!" In Numeri 15 : 16 wordt dit uitgebreid tot "enerlei wet en enerlei recht". De wetten van Israël golden dus ook voor de vreemdeling!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1995
Mivo +14 | 20 Pagina's
