De onbekende God
Handelingen 17: 16 - 34
Vers 16
Werd zijn geest in hem ontstoken: Hij werd vervuld met heilige toorn, smart, ontroering, het ging 'branden' van binnen.
Zozeer afgodisch: Vol afgoden en afgoderij: in Athene alleen al waren meer goden dan in heel Griekenland.
Vers 17
Handelde: Redetwistte
Degenen die godsdienstig waren: Jodengenoten
Vers 18
Klapper: Betweter, beuzelaar, oppikker van graankorrels. Ook wel een woord voor vogels die het zaad oppikken van het land en veel herrie maken, of voor verachte mensen die in Athene op de markt het zaad dat uit de zakken viel oppikten.
Gij schijnt een verkondiger van vreemde goden: Socrates (469-399 voor Christus), een filosoof, had ook de heidense afgoderij blootgelegd. Hij was ook voor dit gerechtshof aangeklaagd en (ter dood) veroordeeld omdat hij nieuwe goden of demonen invoerde. Nu werd Paulus voor hetzelfde aangeklaagd. Maar Paulus wilde geen nieuwe goden invoeren, hij wilde brengen tot de kennis van de enige ware God.
Vers 19
Kunnen wij niet weten wat deze nieuwe leer is: De mysteriën van de goden bleven altijd geheim zou dat bij deze leer ook zo zijn, of kunnen we er iets over te weten komen?
Vers 20
Gij brengt enige vreemde dingen voor onze oren: Hieruit blijkt dat zij onder al de geleerde boeken die zij hadden, de boeken van Mozes en de profeten niet hadden, want anders was het niet zo'n vreemde leer voor hen geweest.
Vers 21
Die van ... horen: Zelfs de heidense schrijvers vermeldden dit ook.
Vers 22
Alleszins gelijk als godsdienstiger: Bijgeloviger, godsdienstiger dan alle andere heidenen, ze waren helemaal aan de afgoderij overgegeven.
Vers 23
Heiligdommen: Alle dingen waarmee godsdienst bedreven werd, zoals tempels, altaren, beelden.
De onbekende God: De mensen in Athene wilden allerlei goden dienen, ook die van andere volken. Omdat ze bang waren dat ze er een zouden vergeten, hadden ze dit altaar gebouwd.
Vers 26
Uit een bloede: Uit Adam en Eva.
Vers 28
Want in Hem leven wij en bewegen ons en zijn wij: Door Gods kracht leven wij, Hij onderhoudt ons.
Enigen van uw poëten: Aratus, een Griekse dichter.
Wij zijn Gods geslacht: Wij zijn afkomstig van God door de schepping.
Vers 30
Tijden der onwetendheid: In de tijd dat zij de ware God niet kenden.
Vers 31
De aardbodem: Alle mensen die op de aarde geleefd hebben en nog zullen leven.
Een man: De Heere Jezus Christus (Handelingen 10: 42).
Verzekering daarvan doende: bevestigd (door de opstanding van Jezus).
Vers 34
De Areopagiet: een rechter of raadsheer in de raad van Areopagus.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1996
Mivo +12 | 36 Pagina's
