JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Zoek eerst het Koninkrijk van God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zoek eerst het Koninkrijk van God

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat is een gelijkenis?

Het Hebreeuwse woord dat al in het Oude Testament gebruikt wordt voor gelijkenis is 'mashal'. Het komt van een woord dat betekent: staan, stellen, iets naast iets stellen en zo vergelijken. Verder betekent het: zinspreuk, spreekwoord, spreuk der wijzen, raadsel, gelijkenis, allegorie, paradox. De woorden van Bileam en de Spreuken van Salomo worden bijvoorbeeld zo genoemd. Een gelijkenis is een uitgewerkte vergelijking (metafoor of metonym). Er wordt een feit of gebeurtenis uit de natuur of het menselijk leven of een beroep genomen met de bedoeling heen te wijzen naar een hogere, geestelijke waarheid. Je kunt niet alle details in een gelijkenis helemaal overbrengen naar het geestelijke. Dat mag wel bij een allegorie, omdat een allegorie alle dingen die voor de diepere betekenis van belang zijn, opneemt in het beeld. Bijvoorbeeld de gelijkenis van de Goede Herder, de Deur der schapen en de ware Wijnstok). Toch is de grens tussen gelijkenis en allegorie niet altijd even scherp, er zijn namelijk gelijkenissen waarbij heel veel dingen moeten worden overgebracht, denk bijvoorbeeld aan de gelijkenis van de zaaier (Mattheüs 13: 18 - 23) en van het onkruid tussen de tarwe (Mattheüs 13: 36 - 43). Ook is het niet gemakkelijk uit te maken of nog van een vergelijking of echt van een gelijkenis moet worden gesproken. Bovendien zijn er Schriftgedeelten waarover men van mening verschilt of er sprake is van gelijkenis, zoals Lukas 16: 19 - 31, omdat dit niet als gelijkenis wordt aangeduid. Hoewel in het Oude Testament ook wel gelijkenissen voorkomen, bijvoorbeeld 2 Samuël 12: 1 - 14, zijn de gelijkenissen toch vooral kenmerkend voor de prediking van de Heere Jezus in het Nieuwe Testament.

Waarom sprak Jezus door gelijkenissen?

De Heere Jezus heeft Zelf aangegeven waarom Hij deze vorm van verkondiging gebruikte. We lezen het in Mattheüs 13: 10 - 17. Het was noodzakelijk toen naar de gewone prediking niet meer geluisterd werd. Deze prediking moet dienen om de mensen wakker te schrikken en te laten vragen: wat betekent dit? Dat begrepen de discipelen en zij vroegen daarom naar verklaringen van de gelijkenissen en ook waarom Hij juist door gelijkenissen sprak. Het spreken door gelijkenissen was ook vervulling van profetie: Mattheüs 13: 34 en 35 ...opdat vervuld zou worden wat gesproken is door de profeet, zeggende: Ik zal mijn mond opendoen door gelijkenissen.' De gelijkenissen waren ook tot verharding van de schare. Hen is het niet gegeven de verborgenheden van het Koninkrijk Gods te weten (Mattheüs 13: 11). Het hart van dit volk is dik geworden, het is gevoelloos, niet meer te bereiken. Het volk kan alles zien en horen, zonder dat het zich in het hart geraakt voelt en gelooft in de prediking. Die prediking komt als het ware tot dovemansoren, er is geen belangstelling meer voor (Mattheüs 13: 15), ze hebben de ogen en oren ervoor dichtgedaan. De Heere Jezus heeft geen middel onbeproefd gelaten om het Woord Gods uit te dragen. Hoe ernstig is het daarom, dat dezelfde gelijkenissen die zo'n duidelijk licht werpen op de zaken van Gods Koninkrijk, tegelijk dienen om te verbergen, te verhullen, te verblinden. Wat door dezelfde gelijkenissen de kinderkens werd geopenbaard, werd voor de wijzen en verstandigen verborgen gehouden, zoals Hij Zelf zegt (Mattheüs 11: 25 en Lukas 10: 21). De allegorieën, zoals de 'goede Herder', de 'ware Wijnstok', zijn niet gesproken tot de schare, maar tot de discipelen en hebben tot doel om hen nog nader te onderwijzen.

Het Koninkrijk der hemelen

Wat wordt bedoeld met de uitdrukking het Koninkrijk der hemelen? Het een andere naam voor het Koninkrijk van God. Het wordt voor meerdere betekenissen gebruikt. Het meest duidelijk is dat door aan te geven dat het tegenover het rijk van satan staat.

* Het Koninkrijk van God is geestelijk, het is in de harten van mensen in wie de Heere werkt. ledereen die de Heere vreest, is een onderdaan van het Koninkrijk.
* In tegenstelling tot alle aardse rijken is het Koninkrijk van God een eeuwig rijk. Het is er nu al in de harten van Gods kinderen maar pas bij de wederkomst van de Heere Jezus zal het rijk zijn volkomenheid krijgen.
* Vooral gaat het in het Koninkrijk der hemelen om de herstelde gemeenschap met God.

Dat is het hoogste goed! En daarom wordt deze kostelijke parel van het Koninkrijk Gods boven alles gezocht door ieder die de waarde ervan heeft leren kennen. Is dit ook ons hoogst verlangen? En... hebben wij daar ook alles voor over?!

Een schat in een akker

In deze gelijkenis wordt met de schat die in de akker gevonden wordt, niet bedoeld goud of edelgesteente, zoals deze in de Schepping erin gelegd is en door mensen gevonden en gewonnen wordt. Nee, het gaat hier om een schat die er opzettelijk door mensen in gelegd is om te verbergen. Verborgen schatten in de aarde waren in Jezus' dagen niets ongewoons. Er waren in die tijd nog geen brandkasten of kluizen waarin men de waardevolle spullen kon bewaren. Wanneer men een veilig plekje voor de schatten zocht, stopte men ze in de grond (zie ook Mattheüs 25: 18). Dit kwam bijvoorbeeld voor in tijden van oorlog, zodat de vijand de schatten niet zou kunnen vinden. Soms kwam het dan voor dat degene die zijn bezit in de grond verborgen had, door de vijand werd gedood. Het gevolg was dat niemand wist dat er schatten in de grond zaten en waar. Zo kon het dus voorkomen dat iemand tijdens het bewerken van het land toevallig op schatten stuitte, zoals in deze gelijkenis het geval is. Er waren echter in vroegere en latere tijden ook mensen die van het schatgraven hun werk maakten om verborgen schatten te bemachtigen. Het woord dat er letterlijk staat ('thesaurus') betekent: een voorraad van gelden die al zolang in de aarde ligt, dat niemand er meer van af weet en waarvan de eigenaar niet meer leeft. Dit woord vinden we in onze taal ook nog terug: een thesaurier is volgens de Van Dale een penningmeester.

Waar in de Bijbel nog meer gesproken wordt over een 'schat' als het gaat over de geestelijke zaken

* Spreuken 3: 13, 14 en 15: 'Welgelukzalig is de mens die wijsheid vindt (...), want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver en haar uitkomst dan het uitgegraven goud. Zij is kostelijker dan de robijnen en al wat u lusten mag is met haar niet te vergelijken.'
* Spreuken 8: 11: 'Want wijsheid is beter dan robijnen.'
* Spreuken 8: 18: 'Rijkdom en eer is bij Mij, duurachtig goed en gerechtigheid.'
* Spreuken 8: 21: 'Opdat Ik Mijn liefhebbers doe beërven dat bestendig is en Ik zal hun schatkameren vervullen.'
* Genesis 33: 11: 'Ik heb alles,' zegt Jakob. Hij had God gezien en zijn ziel was gered geweest. God Zelf is het hoogste Goed voor Zijn volk.
* Psalm 73: 25: 'Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde.'
* Mattheüs 6: 20: 'Maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft en waar de dieven niet doorgraven en stelen. Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.'
* Mattheüs 16: 26: 'Want wat baat het een mens zo hij de gehele wereld gewint en lijdt schade zijner ziel?'

De handel in Israël en de parelkoopman

De handel heeft altijd een belangrijke plaats gehad in het Joodse volksleven. Al in de tijden van de aartsvaders gingen de Midianitische karavanen door Kanaän (denk bijvoorbeeld aan de Midianieten die Jozef kochten). In later tijden waren de Israëlieten van alle kanten door handeldrijvende volken omringd, zoals de Arabieren, de Egyptenaren en de Tyriëers (Jesaja 23: 8; Ezechiël 27: 21 en 38: 13). De karavanen trokken af en aan door Kanaän, van de Eufraat naar Egypte en van Egypte naar de Eufraat en ook de Israëlieten dreven met deze karavanen handel. Zij leverden aan de Tyrieërs koren (Handelingen 20: 12). De Israëlitische vrouwen weefden gordels die zij aan vreemde kooplieden verkochten (Spreuken 31: 24). Verder verkocht men aan de vreemde kooplieden wijn, honing, fijne harssoorten en asfalt van de oevers van de Dode Zee. De kooplieden leverden daarvoor aan de Israëlieten tin, lood, goud, parels, kaneel, kassie en andere kostbaarheden. Er kleefden voor de Israëlieten, met het oog op de sabbat en andere wetten, grote bezwaren aan deelname aan de wereldhandel. In het algemeen stonden kooplieden ook niet al te hoog aangeschreven, want er staat in Jezus Sirach 26 : 31: 'Een koopman is nauwelijks vrij van verkeerde handeling.' (apocrief boek) In de dagen van Jezus' omwandeling op aarde begon de handel al een grotere plaats in het volksleven in te nemen. De Joden zijn na de verwoesting van Jeruzalem (70 na Christus) en de verstrooiing over de hele aarde het handelsvolk bij uitstek geworden. Onder de kooplieden bekleedden de reizende juweliers of groothandelaren in parels de eerste plaats. Zij moesten over een uitgebreide kennis en grote kapitalen beschikken. Zij moesten allerlei vreemde talen kennen, met de wetten en zeden van de volken vertrouwd zijn en over een goede dosis beschaving beschikken, want ze moesten aan koningen en groten der aarde hun kostbaarheden slijten. De groothandelaar in parels moest de parel ver zoeken, de meeste parels werden gevonden in de Indische Oceaan. Om mooie parels te bemachtigen, moest hij dus grote en gevaarlijke reizen maken en er veel geld voor neertellen, want voor mooie grote parels werd een ontzettend hoge prijs gevraagd en betaald.

De parel

De parel ontstaat in de diepte van de zee in de schelpen van de parelmossel en is eigenlijk niets anders dan overmatige afscheiding van parelmoer. Wanneer de schelp zich opent om bijvoorbeeld voedsel op te nemen, dringt er zo nu en dan een zandkorrel binnen. Sluit de schelp zich weer, dan wordt de binnenwand geprikkeld en de glinsterende binnenlaag scheidt dan koolzure kalk en andere bestanddelen af die zich rondom de zandkorrel vastzetten en langzamerhand de parel vormen. Het meest worden de parelmosselen gevonden in de Indische Oceaan, vooral bij het eiland Sri Lanka, waar de parelvisserij ook nu nog bloeit, in de Perzische zeebodem, in de Rode Zee en ook aan de Westkust van Amerika bij de landengte van Panama. Van juni tot september worden de parelmosselen gevangen. De vissers laten zich meestal met loden schoenen aan de voeten en het net om hun middel in de diepte van de zee zinken, slaan de parelmossels af, vullen hun net en gaan met hun vangst naar boven. De hele vangst wordt dan in putten gedaan, waar de mosselen tot ontbinding overgaan. Daarna worden de schelpen opengebroken en komen de parels voor de dag. Er is veel verschil in parels. Verschil in grootte, vorm, kleur en niet te vergeten in waarde! Sommige parels zijn niet groter dan een speldeknop en daarvan zitten er soms wel vijftig in een schelp. De meeste waarde hebben de grootste parels, die ook glad en rond zijn en een heldere kleur hebben. Parels werden ook wel nagemaakt.

De parel als beeld van geestelijke goederen in de Schrift

In het Oude Testament is het grondwoord (peninim) dat eigenlijk 'parel' betekent als 'robijn' vertaald. De Griekse vertaling daarvan is 'pinna' wat 'mossel' is in het Nederlands. Dit oudtestamentische grondwoord betekent dus 'parel'. We zien daarom dat al in het Oude Testament de parel als zinnebeeld van kostbare geestelijke goederen voorkomt. In Spreuken 3: 14 en 15 lezen wij: 'Welgelukzalig is de mens die wijsheid vindt en de mens die verstandigheid voortbrengt. Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver en haar inkomst dan het uitgegraven goud. Zij is kostelijker dan de robijnen (lees: parels) en al wat u lusten mag is met haar niet te vergelijken.' Ook in Spreuken 8: 11 wordt de kostelijke gave van de ware wijsheid met robijnen of parels vergeleken: 'Want wijsheid is beter dan robijnen (lees: parels) en al wat men begeren mag is met haar niet te vergelijken.' In het Nieuwe Testament wordt Gods Koninkrijk met parels vergeleken. Zoals in Mattheüs 7: 6: 'Geeft het heilige den honden niet en werpt uwe parelen niet voor de zwijnen.'

Het geloven vergeleken bij 'kopen'

We lezen veel in de Bijbel dat het geloven vergeleken wordt bij 'kopen'.

* Spreuken 23: 23: 'Koop de waarheid en verkoop ze niet.'
* Jesaja 55: 1: 'O alle gij dorstigen, komt tot de wateren en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk.'
* Openbaring 3: 18: 'Ik raad u dat gij van Mij koopt, goud, beproefd komende uit het vuur opdat gij rijk moogt worden.'

Het visnet

Men kan vissen met een haak of een net. Dat kan dan een groot of een klein net zijn. Maar hier is uitdrukkelijk sprake van een sleepnet, een zegen ('sagena' is het Griekse woord dat hier gebruikt wordt). Een gewoon net werd gebruikt om gewoon te vissen. Maar als men het hele water wilde afvissen om alles te vangen, dan gebruikte men de zegen. Het sleepnet is een geweldig groot net met een grote lengte en een kleinere breedte. Aan de onderkant werd het met lood verzwaard en aan de bovenkant werden kurken gedaan om het drijvend te houden. Als het net in het water werd geworpen zonk het recht naar beneden en vormde het een 'net-gordijn' dat van de bodem tot aan de oppervlakte reikte. Men gebruikte dan twee schepen die op grote afstand van elkaar lagen en allebei een van de uiteinden van het net vasthielden. Als de schepen tegelijk koers zetten naar het strand, sleepte het 'net-gordijn' tussen hen in en nam de vorm van de halve cirkel aan. Zo werd alles wat zich in het water bevond in het net gedreven. Niets kon ontsnappen. Natuurlijk ving men ook allerlei andere dingen, zoals stenen, takjes, enzovoort. Het net bracht allerlei soort van vissen samen. Men viste niet specifiek op een soort vis -zoals bij ons bijvoorbeeld op haring- maar viste het hele water af en verzamelde in het net een bonte verscheidenheid van soorten. De vissers op het Meer van Galilea verdeelden het water in 'vakken'. Eerst werd het sleepnet door het ene, dan door het andere, vervolgens door het derde 'watervak' gehaald, en zo gingen ze verder tot ze overal met de zegen geweest waren. Ze werkten dus erg systematisch. Als de schepen dicht genoeg bij het strand gekomen waren, gingen de vissers over boord en door de golven heen sleepten zij het net naar de oever. Op de kant werd de hele vangst gesorteerd. De bruikbare, goede vissen verzamelden ze in hun vaten en de kwade, onreine vissen gooiden ze terug in het water of op het strand, ten prooi voor de roofvogels.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1995

Mivo +12 | 28 Pagina's

Zoek eerst het Koninkrijk van God

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1995

Mivo +12 | 28 Pagina's