JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Dominee Jacobus Koelman

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dominee Jacobus Koelman

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jacobus Koelman

Van de jeugd van Koelman weten we niet meer dan dat hij in 1632 in Utrecht is geboren. Hij was van eenvoudige afkomst. Hij werd aan de jonge universiteit van Utrecht (gesticht in 1636) ingeschreven, waar vooral Gisbertus Voetius veel invloed op hem heeft uitgeoefend. Voetius was een warm voorstander van de idealen van de Nadere Reformatie. Door zijn positie - hij was de eerste rector van de universiteit van Utrecht en hij was er meer dan veertig jaar theologisch hoogleraar - wist hij deze idealen over te dragen op veel van zijn studenten, die ze weer uitdroegen in de gemeenten. Koelman bleef ook later met Voetius goede relaties onderhouden. Zo raadpleegde hij hem regelmatig bij moeilijkheden. Voetius bleef zijn oud-leerling een warm hart toedragen. Voorafgaand aan de theologische studie moest iedere student in die tijd een filosofische scholing ondergaan. Koelman ging hierin verder dan verplicht was en behaalde zelfs de doctorstitel. Daarna maakte hij de theologische studie af. Na zijn beroepbaarstelling werd Koelman eerst ambassade-predikant in Denemarken en daarna korte tijd in Brussel. In 1662 werd hij in Sluis, in Zeeuws-Vlaanderen, beroepen (toen Staats-Vlaanderen, daar het tot de generaliteitslanden behoorde).

Predikant te Sluis 

Met grote ernst en nauwgezette plichtsbetrachting ging Koelman in leer en leven zijn gemeente voor. Hij toonde een geharnast strijder voor 'nadere reformatie' te zijn op de preekstoel, maar ook tijdens de huisbezoeken en op de classicale vergaderingen. Dit werd hem echter niet door iedereen in dank afgenomen. Zowel binnen als buiten zijn gemeente stuitte zijn ijver op fel verzet. Het waren vooral de volgende vier zaken die de oorzaak waren van de tegenstand die hij ondervond.
1. Koelman bestreed de invloed van de overheid op het kerkelijk leven. Bij het beroepingswerk ondervond de kerkeraad bijvoorbeeld veel tegenstand van de magistraat. Witsius was beroepen, maar men kreeg geen 'approbatie' (goedkeuring). Koelman kwam in hevig verzet. Hij vond hierin de classis Walcheren achter zich.
2. Het peil van het zedelijk leven was van dien aard, dat Koelman zich geroepen voelde, strakke lijnen te trekken. Zo verbood hij het gaan naar de kermis of de danszaal en streed hij tegen het kwaad van de lombarden (bank van lening met hoge rente, door de overheid ingesteld) teweegbrachten. Bij de avondmaalsviering handhaafde hij de kerkelijke tucht zonder aanzien des persoons. Ook leden van de magistraat kregen berispingen en werden zo nodig geweerd, burgemeester Sluymer, wiens openbare dronkenschap veel opspraak verwekte, heeft dit Koelman nooit vergeven. Hij rustte niet voordat deze lastige predikant verbannnen was...
3. Koelman vond het gebruik van formulieren in de eredienst een belemmering voor het spontaan geestelijk leven. Hij gebruikte ze daarom niet. Hij was het met de inhoud wel eens, maar wilde dezelfde zaken liever met eigen woorden zeggen. Hij noemde het gebruik van formulieren 'stilstaand water', of een 'sleur- en slenterdienst'. Waarschijnlijk is Koelman in zijn opvattingen hierover sterk beïnvloed door de puriteinen, met wie hij in nauw contact stond en van wie hij veel werken vertaalde. Hij verplaatste de Engelse strijd tegen het 'Book of Common Prayer' (boek met formuliergebeden voor de Anglicaanse kerk) naar Nederland.
4. Koelman weigerde op de kerkelijke feestdagen te preken over de feeststof en koos een vrije tekst. Ook hierin volgde hij de Engelsen en vooral de Schotten die de kerkelijke feestdagen ook niet vierden. De zogenaamde tweede feestdag vond hij helemaal uit de boze: ze dienden slechts voor vermaak en plezier. Ze behoorden gewone werkdagen te zijn en hij vermaande de winkeliers in zijn gemeente om hun zaken open te stellen. Formeel waren het verzet tegen de formulieren en de kerkelijke feestdagen de aanleiding tot Koelmans verbanning door de overheid. Het verzet tegen de invloed van de overheid op de kerk en de berisping van overheidspersonen over hun levenswijze vormden de werkelijke achtergrond. Op grote schaal werden er lasterschriften tegen hem verspreid, onder andere door burgemeester Sluymer, waarvan Koelman zei: 'De satan had er de scribent van kunnen zijn'. De kerkeraad hield Koelman in alles de hand boven het hoofd. Op het leven van hun predikant was niets aan te merken. Hij was bijzonder trouw in zijn ambtelijk werk. Toen in Sluis de pest heerste, vond men hem, ondanks het besmettingsgevaar, aan de sterfbedden. Ook rustte er veel zegen op zijn prediking. Daarom wilde men hem graag verdragen in zijn afwijkende opvattingen over formulieren en feestdagen, temeer omdat dit voor Koelman een gewetenszaak was. Het heeft evenwel niet mogen baten. De plaatselijke overheid schakelde de landsoverheid in en deze de classis Walcheren. Dit resulteerde uiteindelijk in Koelmans verbanning.

Een zwervend leven

Veel rust heeft Koelman na zijn verbanning uit Sluis niet gehad. Eerst hield hij zich korte tijd op in Rotterdam, maar vanwege de huissamenkomsten die hij daar hield, werd hij er tot ongewenst persoon verklaard. Overal werd in die tijd zijn persoon op de classicale vergaderingen besproken en werd tegen hem gewaarschuwd. Toch reisde hij heel het land door van Zeeland tot Friesland en waar de gelegenheid was, daar preekte hij. 'Hij is', zo zei een Zeeuwse predikant van hem, 'als een vol vat. Men zet de kraan er maar in en het loopt vanzelf. Ook vergeleek deze hem met een loslopende koe: 'We hebben hem op stal gezet, gemolken en weer losgelaten'. Koelmans woonplaats was in deze tijd Amsterdam. Hij genoot er de bescherming van de verdraagzame burgemeester Van Beuningen. Toch kon hij op de duur ook hier niet blijven. Hij vertrok toen naar Utrecht en bracht daar temidden van de vriendenkring van Voetius, zijn laatste levensjaren door. De meeste steun ondervond Koelman van Wilhelmus à Brakel, predikant in Leeuwarden en van Jodocus van Lodenstein, die in Utrecht stond. Van Lodenstein was ook predikant in Sluis geweest. In Utrecht heeft Koelman veel huissamenkomsten geleid en gecatechiseerd. Dit heeft hem de beschuldiging van labadisme op de hals gehaald. Uit zijn werk blijkt echter overduidelijk dat hij van deze sekte niets moest hebben. In 1695 is Koelman, moegestreden, overleden. Zijn lichaam is in de Catharijnekerk in Utrecht ter ruste gelegd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1993

Mivo +12 | 32 Pagina's

Dominee Jacobus Koelman

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1993

Mivo +12 | 32 Pagina's