JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Een vrouw als Debora

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vrouw als Debora

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezing van ds. C.J.Meeuse, gehouden op het jongerencongres over emanciaptie in januari 1990

1. Voor God zijn man en vrouw gelijk

Als in Genesis 1 gesproken wordt over de schepping van de mens naar Gods beeld, dan wordt er geen onderscheid gemaakt tussen man en vrouw. We lezen in Gen. 1: 27: „En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze". Gods Woord geeft dan ook geen enkele grond aan de heidense gedachte, dat de vrouw minder zou zijn dan de man. Integendeel, deze minderwaardige gedachtengang, die men in allerlei heidense volkeren terugvindt, wordt in Gods Woord wezenlijk ontkracht. Zelfs de zogenaamd „beschaafde" Grieken leerden dat de vrouw weliswaar een mens was, maar dan toch zonder ziel. Wij leren, dat zowel de man als de vrouw naar Gods beeld geschapen zijn en dus in hun bestaan iets openbaarden van de kennis van God, van Zijn gerechtigheid en heiligheid. Na de zondeval hebben beiden het beeld Gods verloren, maar beiden kunnen door wedergeboorte hersteld worden in Gods gunst en gemeenschap. Beiden moeten daarvoor leren wat zonde en schuld is (Num. 5: 6). En dan geldt ook dat in Christus man en vrouw niet onderscheiden worden (Gal. 3: 28). Ze worden beiden in genade aangenomen Wat is dit wegvallen van het onderscheid in het geestelijk leven dikwijls tot uitdrukking gekomen in het gezelschapsleven. Niet zelden kregen mannen, ook ambtsdragers, er onderwijs van een geoefende vrouw, een „moeder in Israël"! De Heere Jezus heelt er ook op gewezen, dat er in de hemel geen huwelijken meer zijn, maar de mensen de engelen Gods gelijk zullen zijn (Matth. 22: 13). Daar valt dus alle onderscheid tussen man en vrouw weg.
Toch heeft God gewild, dat er op aarde een onderscheid zou zijn dat moest dienen voor een geordende samenleving. Daarover in de volgende stellingen.

2. Bij de schepping kregen man en vrouw van de Schepper ieder een eigen, ten opzichte van elkaar verschillende, plaats

Nadrukkelijk wordt in Gods Woord gezegd, dat Adam vóór Eva geschapen is. In Genesis 2 lezen we dat God sprak: „Het is niet goed dat de mens alleen zij: Ik zal hem een hulpe maken die als tegen hem over zij". God schept dan de vrouw uit de rib (zijde) van Adam, en Adam noemt haar Maninne, omdat ze uit de man genomen is. Paulus zegt in 1 Kor. 11: 8 en 9, als hij verklaart welke plaats de vrouw moet hebben ten opzichte van de man: „Want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw uit de man. Want ook is de man niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om de man". De vrouw krijgt zo duidelijk een tweede plaats, en een andere plaats dan de man. Dit laatste wordt nog eens onderstreept in vers 12: „Want gelijkerwijs de vrouw uit de man is, alzo is ook de man door de vrouw". En dat ze op elkaar afgestemd zijn, zegt de apostel in vers 11: „Nochtans is noch de man zonder de vrouw, noch de vrouw zonder de man, in de Heere". In 1 Tim. 2: 13 en 14 schrijft Paulus ook over de positie van de vrouw. Nadat hij heeft gezegd dat ze zich niet moeten tooien met allerlei uitwendige versierselen maar met goede werken, vermaant hij dat ze zich moet „laten leren in stilheid, in alle onderdanigheid". Hij laat haar niet toe te leren of over de man te heersen en verklaart dit door te wijzen naar de scheppingsordening: „Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva". Hij voegt er nog aan toe: „En Adam is niet verleid geworden, maar de vrouw, verleid zijnde, is in overtreding geweest". Wij kunnen uit deze teksten onder andere leren:
a. dat de verhouding tussen man en vrouw niet omkeerbaar is, in die zin, dat een man de plaats van de vrouw en de vrouw die van de man kan vervullen; het is geen nevenschikking van gelijken, al zijn ze gelijkwaardig voor God.
b. dat de man het eerste geschapen is en daarom een leidende of heersende functie heeft gekregen en de vrouw meer een helpende en dienende;
c. dat dit onderscheid in functie niet is gegeven in de zin onderschikking (de meerdere en de mindere), maar van een nevenschikking (een hulpe tegenover hem):
d. dat de plaats van de vrouw nooit losgemaakt moet worden van die van de man; de vrouw is niet als individu geschapen, maar in een verhouding tot de man; ze is uit hem genomen en kan in hem begrepen worden (vgl. de besnijdenis).

3. God gaf de man en de vrouw verschillende gaven, een gegeven dat niet dan tot grote schade voorbijgezien wordt

„Man en vrouw schiep Hij ze", zo lezen we in Genesis 1. De man was geen vrouw en de vrouw was geen man. Misschien vind je het dwaas om het te benadrukken, maar helaas is dat in onze tijd van „unisex" nodig. Jongens en meisjes, mannen en vrouwen, schijnen in alles elkaars gelijken te moeten worden. De meisjes trekken mannenkleding aan en knippen hun haar, de jongens laten hun haar wat groeien en dragen sieraden. Bij kleine kinderen wil men de jongens al met poppen laten spelen en de meisjes met een vrachtauto of technisch speelgoed. Bij het voortgezet onderwijs moeten de meisjes leren timmeren en de jongens leren koken, want hij de verdeling van de beroepen moeten toch vooral ook vrouwen benoemd worden op plaatsen waar vroeger alleen maar mannen zaten. De emancipatie eist een gelijkheid die er evenwel niet is. ledereen weet, dat er grote verschillen bestaan in de lichaamsbouw van man en vrouw. Die verschillen zijn er ook in aard en aanleg. Dit alles te verdoezelen maakt niemand gelukkig. Men gaat dan ook eisen wat niet opgebracht kan worden. De overheid ziet er wel iets van. Ze zegt immers in de bewuste brochure over die slimme meid, dat de denkbeelden over vrouwelijkheid haaks staan op een functioneren in de mannenwereld en aan de andere kant de mannenwereld van oudsher niet is ingericht op de aanwezigheid van vrouwen. Ze wil daarom dat er twee dingen veranderen: zowel de „mannenwereld" als de denkbeelden over „vrouwelijkheid". En dat alles omdat ze vast wil houden aan het doel: meisjes en vrouwen moeten „participeren en integreren in de samenleving". Daarvoor moet dus het verschil tussen man en vrouw verdoezeld worden. Maar zo gemakkelijk is dat niet weg te poetsen! En als men het probeert en het blijkt toch niet te lukken, dan worden veel mensen ongelukkig...! Men moet van een man geen vrouw willen maken en van een vrouw geen man. Ze verschillen nu eenmaal in spierstelsel en lichaamskracht, maar ook in karaktereigenschappen. Waarvan sommige bij uitstek de vrouw gegeven zijn, andere de man. Is de man meer op het geven van leiding, het uitoefenen van gezag, het beschermen van het zwakke aangelegd, de vrouw heeft bijzondere gaven om te verzorgen, te dienen en te koesteren. De vrouw heeft over het algemeen meer intuïtie, is gevoeliger dan een man. Zonder dit als absolute tegenstelling te poneren - karakters verschillen - blijkt toch al uit het algemeen gevoelen dat soms een man wat vrouwelijk overkomt en een vrouw wat mannelijk, dat men verschil veronderstelt. En terecht, want het is gegeven. Het behoort tot de rijke schakeringen, die de Schepper in Zijn schepping gelegd heeft. Je nu te willen ontwikkelen naar een kant, waar je geen aanleg voor hebt, maakt niet gelukkig. Een vrouw is nu eenmaal niet zo geschikt voor zwaar grondwerk; maar een man niet voor kleuterverzorging. Het trieste van de emancipatie-beweging is, dat van meisjes en vrouwen dikwijls geëist wordt (denk aan het willen verplichten van wiskunde!), wat door de meesten niet opgebracht kan worden. Daarbij worden de echt vrouwelijke kwaliteiten, die ze wel degelijk bezitten, miskend of van geen waarde geacht. Zo heet een huisvrouw altijd nog „zonder beroep" te zijn, terwijl ze meer doet dan veel werknemers in de maatschappij. Haar werk, in haar zorg voor man en kinderen, voor warmte en gezelligheid, voor een thuis waar men mag rusten, is ondergewaardeerd en zelfs als slavernij getekend. Alsof dienen iets minderwaardigs is! In het Christendom is het dat in ieder geval niet! Daar dient de Koning! Laat een meisje zoeken naar een bestemming in overeenstemming met haar aard en aanleg, zoals dat voor jongens al lang te doen gebruikelijk is. Dat zal voor de meesten zijn binnen het huwelijk, waarom Paulus schrijft: „Doch zij zal zalig worden in kinderen te baren, zo zij blijft in het geloof, en liefde, en heiligmaking, met matigheid" (1 Tim. 2: 15).

4. Door de zondeval is de door God in de schepping gegeven verhouding tussen man en vrouw zo ontwricht, dat alleen genade hier kan herstellen

De schone orde, die God in de schepping gegeven heeft, is door de zondeval ernstig verstoord. Dit heeft ook gevolgen gehad voor de verhouding tussen man en vrouw. Was er eerst sprake van een zekere nevenschikking („tegenover hem"), na de zondeval staat onder meer bij de vloek van de vrouw: „en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben". Het eerste ziet op de afhankelijkheid die de vrouw zal ervaren, het tweede op de macht van de man. De kanttekenaren merken hierbij op, dat de macht van de man, die voor de val als liefelijk ervaren werd, nu tot een last zal worden. Voor de onderlinge verhouding van de man en de vrouw betekent dit niet, dat de man nu geheel en al zeggenschap krijgt over de vrouw. Dit is noch binnen, noch buiten het huwelijk het geval. Wie zich met een beroep op bovengenoemde tekst daartoe laat verleiden, kan met soortgelijke argumenten de moord van de miljoenen Joden door Hitler verdedigen, of de onderdrukking van het zwarte ras al vele eeuwen. Als mensen een vloek over zich brengen door bepaalde zonden, mogen anderen zich daar niet achter verschuilen om hen kwaad te doen! Evenmin als de Babyloniërs en Assyriërs geprezen konden worden toen ze Israël, dat door zijn afgoderij Gods toorn over zich had gehaald, verdrukten en in ballingschap voerden, evenmin kan een man gezegd worden in zijn recht te staan als hij zijn vrouw verdrukt. Ook Gods raad moet hier niet tot verschoning worden aangevoerd, want dan zou Judas dat ook kunnen doen. De heerschappij van de man als vloek over de vrouw betekent dus geen bevel om de vrouw te verdrukken! God neemt het óp voor een vrouw die verdrukt wordt, zo lezen we overal in de oudtestamentische wetten. Het betekent wel dat de man zijn machtspositie zal misbruiken, wat hem evenwel tot zonde zal gerekend worden. Ook betekent het, dat de vrouw zich niet meer zal kunnen schikken in de plaats, die ze van de Heere gekregen had. Ze zal onafhankelijk willen zijn, omdat afhankelijkheid haar een last wordt. Wat blijkt dat overduidelijk in de huidige emancipatiebeweging! Maar wat maakt het haar ongelukkig als ze haar roeping wil verloochenen! en wat maakt het de man, voor wie ze zoveel kan betekenen, ook ongelukkig! En niet te vergeten de kinderen, die haar niet meer aantreffen, waar ze haar nodig hebben! Alleen als de vrouw de haar van God gewezen plaats weet te waarderen, zal ze vrede vinden. Die plaats wordt door de apostel Paulus vergeleken met de plaats van de gemeente. Zoals de gemeente tegenover Christus staat, zo moet de vrouw tegenover haar man staan. „Gij vrouwen! weest aan uw eigen mannen onderdanig, gelijk aan de Heere", schrijft hij. „Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams" (Ef. 5: 22 en 23). Hoe deze zaken liggen voor een ongetrouwde vrouw komt hierna nog aan de orde.

5. In het gezin kan een man bezwaarlijk de vrouw en de vrouw bezwaarlijk de man vervangen

Nu de overheid haar beleid richt op een toekomst waarin man en vrouw beide buitenshuis werken en beide de verantwoordelijkheid voor het gezinsleven dragen, blijkt de verleiding ook onder ons groot te zijn om hier mee mee te doen. Als je algemeen als „huissloof gezien wordt, in een minderwaardige positie omdat je geen eigen inkomen hebt en dus economisch afhankelijk, dan zijn er al heel wal prikkels om het beroep van voor het trouwen weer te gaan beoefenen, al is het maar voor een paar dagen per week. Heeft men daarbij een houding aangenomen om de kinderzegen te weren (hoe kan er zegen rusten op het weren van een zegen!) en daardoor een klein kindertal (ik spreek nu niet over hen die geen of weinig kinderen kregen!), dan vergemakkelijkt men het zich mee te doen met wat de overheid voorstaat: werken buitenshuis. Voor sommigen kan zelfs het weren van de kinderzegen een gevolg zijn van deze desertalie. Een oppas of een creche moeten moeder dan maar vervangen. Of, zoals de overheid wil: vader kan haar wel vervangen. Ze moeten maar eens leren elkaars gelijken te zijn. Dit zijn ze evenwel niet en dat worden ze ook niet. Hoe pijnlijk wordt dat ervaren in een onvolledig gezin! Een moeder kan niet tegelijk vader zijn, en een vader geen moeder! Ze kunnen elkaar voor de kinderen niet vervangen. Laat ze daarom op hun geëigende plaats blijven en hun eigen taak verrichten: de vader vanuit zijn gezin meer naar buiten toe, hoewel hij ook in het gezin zijn eigen taak moet kennen! En de moeder meer naar binnen toe, hoewel zij er ook best eens uit mag.

6. De plaats van de vrouw in de kerk wordt het best getypeerd door te stellen, dat ze in de man wordt begrepen

ln de hierboven al genoemde teksten (1 Kor. 11 en 1 Tim. 2) wordt gesteld, dat de vrouw in de gemeente moet zwijgen. Ze heeft tijdens de kerkdienst, als symbool voor haar positie „een macht" op haar hoofd. Ze is aan haar man onderworpen, en dient er te zwijgen. Wij stellen daarom de ambten niet open voor vrouwen en houden ook onze ledenvergaderingen alleen voor mannen. Deze dingen roepen in onze tijd wel veel verzet op. Iedereen ziet het als een discriminatie van de vrouw. Maar weinigen beseffen dat het een duidelijke blijk is van de andere plaats die ze heeft dan de man. Als we het gezin zouden voorstellen als een cirkel en de functies van man en vrouw als pijlen, dan zouden de meeste pijlen voor de man naar buiten gericht zijn en die van de vrouw naar binnen. De man vertegenwoordigt zijn gezin in het kerkelijke en maatschappelijke leven. Hij voert daar het woord en zij vraagt en spreekt thuis. Minachting voor de symboliek (geen lang haar, geen hoofddeksel) kan voortkomen uit onbegrip of uit verwerping van de Bijbelse orde. Laat richtlijnen van Gods Woord toch ook in de praktijk van het leven zichtbaar zijn, zoals God Zelf dit heeft gewild! Wat weduwen en alleenstaande vrouwen betreft, is er in onze tijd een leemte. Vroeger waren zij toch op een of andere wijze nog in een gezinsverband opgenomen, wat samenhing met de economische functie van het gezin. Het gezin was meest een bedrijf, dat niet zonder man kon. In onze samenleving staan velen alleen. Alleenstaande vrouwen hebben nu geen spreekbuis. Het is goed dat ambtsdragers hiervoor oog hebben, en op huisbezoek extra aandacht geven aan wat ze alleen op die wijze kenbaar kunnen maken.
Nogmaals wijs ik op de grote plaats die vrouwen kunnen hebben onder hen die de Heere vrezen. Niet zelden zijn er meer geoefende kinderen Gods onder de vrouwen dan onder de mannen. Ook in Gods Woord kon de vrouw zo een grote plaats hebben. Men denke bijvoorbeeld in het oude Testament aan Mirjam, Rachab, Deborah, de dochter van Jefta, Naomi en Hulda. In het Nieuwe Testament kunnen onder anderen genoemd worden Tahitha, Lydia, Phebe, Priscilla, de dochters van Filippus die profeteerden, en anderen. Zo konden en kunnen vrouwen toch een grote plaats krijgen onder Gods volk, in het spreken over Gods werken, het openbaren van een groot vertrouwen en zelfs wel in het geven van geestelijke leiding, als een moeder in Israël. In het laatste geval was dit meest tot beschaming van mannen, die in dit geval hun taak niet verstonden. Denk maar aan Deborah en Balak.

7. In de maatschappij kan de ongehuwde vrouw haar bestemming vinden in een beroep in overeenstemming met haar aanleg.

De gehuwde vrouw mag alleen een beroep uitoefenen als dit niet ten koste gaat van haar gezin

Wat het eerste betreft, zijn hierboven daarover al enkele dingen gezegd. Er zijn specifiek vrouwelijke beroepen, zoals kleuterjuf, hoofd op een verpleegafdeling, of andere waar zowel mannen als vrouwen voor geschikt zijn, zoals arts op een consultatiebureau, directeur of directrice van een bejaardentehuis, etc. Moeilijkheden dreigen er te komen als mannen het voor bepaalde leidinggevende functies af laten weten en er toch iemand moet zijn, die die plaats inneemt. Ik denk hier bijvoorbeeld aan directeur van een basisschool. Als er geen bekwame mannelijke kandidaten zijn, zal er een vrouw benoemd moeten worden. Maar dit is dan wel tot beschaming van de mannen, die hier geen roeping wilden zien. Liefst zien we een vrouw niet op een plaats waar zij „heerschappij" heeft over mannen, daar dit haar roeping niet is. Toch kunnen er uitzonderingen zijn. Als een man afwezig is in huis, zal de vrouw zijn plaats innemen, ook in het voorgaan in gebed. Als een man in het maatschappelijk leven wegvalt in een gezins- of familiebedrijf, dan kan het bedrijf doorgaan onder leiding van de weduwe, die dan zeggenschap heeft over het personeel, in de plaats van haar overleden man. Wat de gehuwde vrouw betreft, liggen de zaken anders dan bij de ongehuwde. Zij heeft namelijk haar eerste taak in het gezin. Ze beloofde bij de huwelijksvoltrekking op haar huishouding goede acht te nemen. Dat dit ver strekken kan lezen we in Spreuken 31, in de lof van de deugdzame huisvrouw. Ze heeft verschillende maatschappelijke contacten en vervult haar centrale plaats zo, dat haar man op haar kan vertrouwen. Het mag er temeer een bewijs voor zijn, dat Gods Woord de vrouw geen minderwaardige plaats toekent dan de man, maar een andere plaats. Alleen wie dit eerbiedigt, bevordert het geluk van man, vrouw en kinderen, daar hun geluk nooit gelegen kan zijn in een strijden tegen de van God gegeven orde, maar slechts in een handhaven daarvan. Wie dit in een uiterlijk en tijdelijke zin verstaat, zal er tijdelijk geluk in vinden. Eeuwig geluk is er alleen als alles op orde komt, wat gebeurt in het geestelijk huwelijk tussen Christus en Zijn gemeente.


Literatuur

Emancipatie, Mivo +16, 7e jg. nr. 7. Uitg. JBGG, Woerden.
Samenleven, samenwerken?, kaderbrochure, Uitg. JBGG, Woerden.
Ds. C. den Boer: Man en vrouw in Bijbels perspectief. Uitg. Kok, Kampen.
Ds. P, van Ruitenburg e.a.: Is dat discrimineren? Uitg. Den Hertog, Houten.
Drs. C. van Sliedregt: Vrouw in kerk en samenleving. Uitg. Kok, Kampen.

Themanummer 'Daniël' over emanciapie. 44ste jaargang nr. 3, 2 februari 1990. JBGG, Woerden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1990

Mivo +12 | 24 Pagina's

Een vrouw als Debora

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1990

Mivo +12 | 24 Pagina's