Praten over ziek zijn
Draag zorg voor...
"Jongens daar gaat ze weer. Moet je die benen zien zeg. Afschuwelijk." Een groep jongens en meisjes, uit klas 1 van de christelijke mavo, zit aan de kant van de weg. Even rusten voor ze verder fieten. Het is een hele rit van de school in de stad naar het dorp waar ze wonen. Er loopt een meisje voorbij. De groep heeft haar al vaker gezien. Nel Verhoef kent haar. Het is Geertrude Stoppelaar. Nel bemoeit zich nooit met Geertrude. Toch zijn het buurmeisjes. Nel is gehandicapt. Ze gaat op een andere school en bij Geertrude thuis gaan ze nooit naar de kerk. De groep lacht als ze Geertrude zien lopen. Ze slingert maar wat met haar benen. Je blijft lachen. Is het eigenlijk niet gemeen, dat een groep jongelui van een christelijke mavo een gehandicapt meisje uitlacht? Geertrude hoort het. Ze doet net of het haar niet raakt. Toch branden de tranen achter haar ogen. Zij kan het toch niet helpen dat ze gehandicapt is? Waarom heeft ze nooit een vriendin? Waarom wordt ze altijd uitgelachen? Vragen, die altijd weer naar boven komen bij Geertrude. Ze is eenzaam en eenzaamheid is iets heel ergs. Geertrude hoort nooit vertellen over de wonderen van de levende God. Ze is wel gedoopt, maar haar ouders hebben nooit verteld wat een gedoopt voorhoofd eigenlijk betekent. Bijbellezen? Nee, dat wordt nooit gedaan. Er wordt ook niet meer gebeden. De familie Stoppelaar moet niets hebben van dat christelijk gedoe, zoals ze dat noemen. Nel Verhoef weet het wel. Eigenlijk heeft ze een taak. Zij zou met Geertrude moeten praten over de Heere. maar daar denkt ze weinig aan.
De groep fietst verder. Bij het kruispunt voor het dorp gaat ieder zijn eigen weg.
"Eten jongelui", roept moeder Verhoef. Vader zit al aan tafel. De kinderen schuiven ook aan. Ze hebben trek. Moeder heeft er plezier in. Wat een zegen, gezonde kinderen te mogen hebben. "Zouden m'n kinderen het ook beseffen dat gezondheid een grote schat is", denkt moeder bij zichzelf. Ineens zegt vader: "Ik zag dat meisje van Stoppelaar huilend thuis komen. Zou ze pijn hebben als ze loopt?" Nel krijgt een vuurrode kleur. Haar hart tikt sneller. Ze weet best dat ze verkeerd gedaan heeft door Geertrude uit te lachen. Vervelend dat vader er over begint. "Spreek jij haar weieens Nel?", vraagt vader. "Nee", zegt Nel onverschillig, "ze ligt me niet." "Waarom niet?", vraagt vader. Nel zegt niets terug. Vader denkt er het zijne van. Hij heeft weieens geïnformeerd bij de familie Stoppelaar. Hij weet van de moeilijkheden in dat gezin. Voor hij dat vertelt, wil hij er eerst achter zien te komen hoe zijn kinderen denken over de praktijk van een christelijk leven. Je kunt wel veel over godsdienst praten, maar Iaat je het ook uitkomen in het leven van alle dag? Het is moeilijk. Dat weet vader ook. Maar de Bijbel geeft raad. Vader leest de geschiedenis van de barmhartige Samaritaan. Nel is niet dom; ze heeft het door wat vader bedoelt. En ook wat de Heere er mee te zeggen heeft. Wie is zij? Hoe staat zij tegenover Geertrude? Laat ze Geertrude ook maar aan haar lot over? Van binnen zegt een stem: "Ja Nel Verhoef, je doet verkeerd." Met deze gedachte gaat Nel naar haar kamer. Ze heeft behoorlijk wat huiswerk. Maar ze kan haar gedachten er niet bijhouden. Ze loopt naar het raam. ineens ziet ze Geertrude zitten. Heel alleen op de bank voor het huis. Het flitst door Nel heen: "Zal ik eens naar Geertrude gaan? Ja maar, als de anderen het horen". Dan schiet de geschiedenis van vanavond haar weer te binnen: draag zorg voor hem... Het is of iemand tegen Nel zegt: "Nel, draag zorg voor haar. Help Geertrude met haar handicap. Geef ze een beetje troost in haar eenzaamheid. Ik kan het niet", denkt Nel. Maar daar is ze niet mee klaar. Draag zorg.... Het is een opdracht. Ze voelt het. En ineens vouwt Nel haar handen en vraagt: "Heere, ik kan het niet, helpt U me alstublieft." Kijk dat is nu een afhankelijk leven.
Even later zit Nel naast Geertrude op de bank. Wat is Geertrude verbaasd. Vanmiddag werd ze uitgelachen en nu... "Geertrude", zegt Nel schuchter, "ik heb je vanmiddag ook uitgelachen en..." Geertrude kan niets zeggen. Ze krijgt een brok in haar keel. Voor het eerst ziet ze iets van liefde in de ogen van het andere meisje. Het is of die ene blik haar eenzaamheid al verzacht. Ze pakt Nel bij de hand en zegt: "Ik vind het zo fijn dat jij naast me komt zitten, ik denk niet meer aan vanmiddag." Het wordt een heel gesprek op de bank. Geertrude vertelt en Nel luistert. "Wat een fijne meid," denkt ze. "Zeg", valt ze Geertrude in de rede, "zullen we vriendinnen worden?" "Graag", zegt Geertrude. "Maar.... maar ik kan niet zo vlug lopen als jij. En ik ga naar een andere school. En bij jullie thuis denken ze heel anders dan bij ons. Zouden onze ouders het goed vinden?" "Dat denk ik wel", zegt Nel. Bij Geertrude thuis vinden ze het goed. Bij Nel ook. Op voorwaarde, dat Nel zondags niet met Geertrude uit mag. "De zondag is de dag van de Heere", zegt vader Verhoef. "Dan gaan wij naar de kerk Geertrude. Maar jij mag wel met ons mee." Wie weet, denkt vader, wat de Heere ermee voor heeft.
Er begint nu een ander leven voor Geertrude. De familie Verhoef voelt de verantwoordelijkheid dat Geertrude als vriendin in hun gezin binnen komt. Als Nel alleen is, zegt vader: "Kind, schrik niet als je uitgelachen wordt door je klasgenoten. Ik weet het niet zeker, maar de kans zit er in dat ze het vreemd vinden dat jij nu optrekt met Geertrude. Sta er boven. Je weet hoe je aan je vriendin gekomen bent." "Zal ik echt uitgelachen worden?", denkt Nel bij zichzelf. Op het antwoord hoeft ze niet lang te wachten. Als haar klasgenoten zien dat Nel Verhoef met Geertrude Stoppelaar optrekt, barst er een lawine van spot los. "Zeg, heb je het al gehoord, Nel bemoeit zich met die "tut" van Stoppelaar." "Nou, dat zullen we haar wel afleren. We laten haar gewoon links liggen." Een reactie van jongens en meisjes die elke dag christelijk ondewijs volgen. Wel erover praten, maar daden? Is Nel beter? Nee, ze is niet beter, maar ze doet beter. Gelukkig dat Nel voorbereid is. Ze heeft er graag een spottende blik voor over. In haar hart komen steeds dezelfde woorden terug: "Draag zorg voor..." In dit geval Geertrude. En Geertrude verandert helemaal. Ze wordt veel opgewekter. Op een dag gebeurt er iets waar Nel niet op berekend was. In de middagpauze lopen twee jongens naar het fietsenhok. Bij de fiets van Nel blijven ze staan. "Ja, deze is het." Gerard haalt een spijker uit zijn zak. Prik... prik... Zzzzzzzttt. Met sissend geluid lopen er twee fietsbanden leeg. "We zullen haar leren", fluistert Gerard. "Een goeie he? Straks moet ze lopend naar huis. Dan kan ze met "tutje" samen stappen." Ze grinneken. Een duivels lachje. Wat een gemene streek.
Aan het eind van de les zegt de leraar Nederlands: "Nel Verhoef, jij bent aan de beurt voor een spreekbeurt of gedicht." "Ja meneer", zegt Nel. Straks gauw naar huis fietsen, denkt ze. Ze wil er echt werk van maken. Het cijfer telt mee voor haar overgangsrapport. Wat schrikt ze als ze haar fiets pakt. Twee lekke banden. Hoe kan dat nou? De andere groep is zo verdwenen. Dat was afspraak. Daar staat Nel. Nu komen er werkelijk tranen. "Dat is met opzet gedaan", denkt ze. Daar komt meneer Reimers, leraar Nederlands. Natuurlijk volgt er een gesprek. Nel vertelt alles. Meneer Reimers is teleurgesteld over het gedrag van zijn leerlingen. Hij zal er de volgende dag over spreken. Dit moet veranderen. "Zal ik je thuis brengen Nel?", vraagt hij. "Het hoeft niet meneer, ik loop wel", zegt ze. "Zo je wilt hoor. Sterkte kind."
Een half uur later dan anders komt Nel thuis, Ook vader en moeder krijgen het verhaal te horen. "Ga door met je vriendschap hoor Nel", zegt vader. "Je zult er geen spijt van hebben. Nu lachen je klasgenoten en de duivel, maar het verandert, heus. Het is eigenlijk niet vreemd. Als je leest wat de Heere Jezus meegemaakt heeft op aarde, betekent dit eigenlijk nog niets. Vraag maar of je Hem mag leren kennen. Dan wil de Heere Jezus je in zulke gevallen te hulp komen. Achter Hem aan, m'n kind. Dan ben je toch in veilige Handen."
De volgende schooldag gaat alles normaal. De fiets is alweer gemaakt. Nel laat niets merken. Dat valt tegen bij de anderen. Onder de Nederlandse les houdt Nel geen spreekbeurt, maar declameert ze met heldere stem een gedicht.
Wie is mijn naaste, Heere God?
Voor wie moet ik nu zorgen?
Wie moet ik helpen, Heere God?
Of is die taak verborgen?
Je naaste? Dat is iedereen.
Jong, oud, ziek of gezond.
Draag zorg voor hen...
Laat niet alleen.
Vertroost, doe het terstond.
Wie is je naaste...? Sta eens stil.
Wie kom je daag'lijks tegen?
Draag zorg voor ieder.
't Is Gods wil.
Vraag: "Heere, wijs Uw wegen."
Draag zorg voor...Vul zelf maar in.
Voor die? Nee, niet mijn soort.
Toch zegt God in die ene zin:
"Geef liefde, 't Is Mijn Woord."
Draag zorg... Ik geef je overvloed
van liefde, lust en kracht.
Om troost te geven waar het moet.
Als je 't van Mij verwacht...
Je kunt een speld horen vallen. Meneer Reimers kijkt de klas eens rond. "Keurig gedaan Nel", zegt hij. "Jongelui, 'k hoef er niet veel meer aan toe te voegen. Jullie weten wat er de laatste tijd voorgevallen is wat betreft de omgang tussen Nel en Geertrude. Alleen deze vraag: hoe sta jij, persoonlijk, tegenover je naaste? In eenzaamheid, ziekte? Draag zorg voor.... Begin er vandaag mee."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1988
Mivo +12 | 24 Pagina's
