A Vertelschets-12
Als je in het land Kanaan aan de kust van de Dode Zee staat zie je aan de andere kant het land van de Moabieten. Het is een land van vruchtbare velden en akkers. Een rijk land, maar........zonder God. De afgoden worden er gediend, Rijk, maar eigenlijk arm.
In het zuiden van Israël ligt het plaatsje Bethlehem. Israël, het beloofde land, het land van overvloed.
Boven alles, het land waar de Heere als Koning regeert. Maar toch......... er is honger. En dan Behtlehem: Broodhuis. In het Broodhuis Bethlehem is geen brood meer. 't Wordt steeds erger. Hoe moet dat nu?
In dat stadje Bethlehem woont een man met zijn gezin, die er wel raad op weet. Hij heet Elimelech. Die naam betekent: "Mijn God is Koning".
Welke oplossing weet hij? Vertrouwen op God, zoals zijn naam het zegt? Gelovig wachten op die grote Koning? Bidden om Gods hulp? "Mijn God is Koning", dat betekent toch, dat de Heere regeert? Die Koning wil ook voor hem wel zorgen, en voor zijn vrouw Naomi en zijn zonen Machlon en Chiljon?
Maar nee, Elimelech weet een andere raad. Hij wil gaan verhuizen. Hij heeft gehoord dat er in Moab volop eten is. Daar is genoeg te verdienen. Hij moet toch voor zijn gezin zorgen? Nee, hij blijft niet in Bethlehem.
Is dat wel goed Elimelech? In Moab is toch geen tabernakel? In Moab worden toch de afgoden gediend? En God is toch Koning? God zal degenen die op Hem vertrouwen, ook in hongersnood, niet om laten komen.
En hoe moet dat dan met al je akkers? Dat is immers je erfdeel? Dat mag je volgens de wetten van Mozes toch niet zomaar verkopen? Maar Elimelech gaat tóch, met Naomi en zijn zonen Machlon en Chiljon.
't Gaat goed in Moab. Zie je wel? Eten volop! En de afgoden dienen? Nee, natuurlijk niet. Ze zijn daar toch als vreemdelingen! Maar, op een dag wordt Elimelech ziek en........ hij sterft! O, wat een verdriet voor Naomi. Zal ze teruggaan naar Bethlehem? In Israël hadden ze geen brood meer, maar nu heeft ze geen man meer. Zendt God haar dit verdriet?
Gelukkig, ze heeft Machlon en Chiljon nog. Die kunnen voor haar werken. Nee, ze gaat niet terug naar Israël.
Machlon en Chiljon worden ouder. Dan komt er opnieuw verdriet in het leven van Naomi. Haar zoons trouwen met een vrouw uit het heidense Moab. Dat had de Heere verboden.
Chiljon trouwt met Orpa en de vrouw van Machlon heet Ruth. Vaak vertelt Naomi hen over het volk van Israël en de God van Israël.
In het hart van Ruth komt een diepe eerbied voor die God. Die God te mogen dienen, bij dat volk te mogen horen, dat moet heerlijk zijn. Maar dan ziet ze ook dat zij er buiten staat. Zij, Ruth, een heidense vrouw? En zou die God nu ook naar haar om willen zien? Zij, die altijd de afgoden heeft gediend? Dat is de vraag van haar hart.
Naomi merkt dat niet. Orpa luistert altijd net zo goed. Maar er is er Eén, Die het wel ziet. Ziet de Heere dat in ons hart ook?
In Moab lijkt alles goed te gaan. Orpa en Ruth zijn erg goed voor hun man en voor Naomi. Maar toch, ze zijn nog steeds in Moab. In het land van de afgoden.
Dan komt er opnieuw een groot verdriet. Machlon en Chiljon sterven. Zo jong nog! Zij zijn naar Moab toegegaan om in leven te blijven en...... ze hebben er de dood gevonden!
Maar...... de Heere bereikt Zijn doel. Naomi buigt. Eindelijk buigt ze onder Gods slaande hand. Ze zal naar Israël teruggaan. Ze zal niet langer blijven in dit heidense Moab.
En wat een wonder: nu heeft ze gehoord dat de hongersnood in Israël voorbij is. Dat de Heere aan Zijn volk gedacht heeft.Wat is de Heere goed voor haar.
Ze vertelt alles aan Orpa en Ruth. Van Gods slagen, maar ook van Zijn goedheid.
De dag van vertrek is aangebroken. Orpa en Ruth gaan met Naomi mee. Ze laten Moab achter.
Moab, hun familie, hun goden, alles.
Als ze al een eind gelopen hebben, zegt Naomi vriendelijk: "Jullie willen nu wel met mij meegaan, maar het is voor jullie beter van niet. Ga nu maar terug, naar je eigen moeder. Naar je eigen familie. De Heere geve, dat jullie spoedig trouwen zult.
Bovenal zij de Heere goed voor jullie, zoals jullie goed geweest zijn voor mij en voor mijn zoons".
Maar als Naomi afscheid wil nemen zeggen Orpa en Ruth, met tranen in hun ogen: "Nee, we gaan niet terug. We gaan met ü mee. We laten u niet alleen".
Naomi houdt vol: "Echt, het is veel beter om in Moab te blijven. Immers wat kan ik jullie geven? Ik heb zelf geen zonen meer en in Israël zal niemand met jullie willen trouwen, want dat is tegen Gods geboden. Bij mijn volk zul je veracht worden. En bovendien, ik ben arm. Elimelech heeft zijn land verkocht en jullie zullen dan als arme en eenzame weduwen bij mij blijven.
Denk niet dat ik dit fijn vind. Het is voor mij veel bitterder dan voor jullie om je weg te moeten sturen, maar het is mijn eigen schuld. We hadden niet naar Moab mogen gaan. Daarom heeft de Heere ons al dat verdriet gezonden".
Opnieuw lopen de tranen over de wangen van Orpa en Ruth. Nu moeten ze keizen.
Terug naar hun familie, naar Moab, waar ze weer kunnen trouwen, waar ze mee zullen tellen? Maar dat betekent: Naomi vaarwel zeggen en vooral: de God van Naomi vaarwel zeggen.
Of, met Naorni meegaan en dan, ja, wat dan? Dan zullen ze arm zijn en veracht. Niemand zal met hen willen trouwen. En vooral, zal die God van israël hen niet verstoten?
O, hoe moeilijk is het nu.
Huilend valt Orpa haar schoonmoeder om de hals. Dan zal ze maar teruggaan. Om nu alles te verlaten, dat kan ze niet. Vol verdriet keert ze zich om. Daar gaat ze. Zij heeft haar keus gemaakt, hoe moeilijk ze het ook vindt. Ruth zal haar zo ook wel volgen.
Maar Ruth volgt haar niet. Dicht gaat ze bij haar schoonmoeder staan. Nu komt het op aan: terug of verder gaan.
"Zie, mijn dochter", klinkt Naomi's vriendelijke stem, " je schoonzus is al terug gegaan, maar haar land en naar haar goden. Toe, ga nu ook maar!"
"Nee, moeder Naomi, nee, ik ga niet terug", zegt Ruth. "Maak het mij nu niet moeilijker, door te blijven aandringen. Ik verlaat u niet. Ik weet wat mij te wachten staat. Maar waar gij zult vernachten, zal ik vernachten. Al is het in het open veld, omdat we zo arm zijn, of in een schamel huis, ik blijf bij u.
Ik weet dat ik eigenlijk niet bij uw volk hoor, ik weet dat ik maar een heidin ben. Ik weet dat uw God naar mij helemaal niet om hoeft te zien, maar toch, ik kan u niet meer missen. En boven alles, ik kan uw God niet meer missen.
Moeder Naomi, hoe het gaan zal, weet ik niet, maar bij uw volk en uw God wil ik horen. Want ik weet dat er alleen dan vrede kan komen in mijn zondige hart. Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God!
Waar gij zult sterven, daar zal ik ook sterven en begraven worden. De Heere hoort het en Hij is mijn getuige. Ik leg daarop een eed af in de Naam van de Heere. Mijn hart kiest voor u, voor uw volk, voor uw God!"
Met stille verwondering heeft Naomi geluisterd. Hier is een wonder gebeurd! Ruth heeft niet zó maar gekozen, o nee, de Heere God heeft die keus in haar hart gewerkt. Hij heeft haar genade gegeven, de goede keus te mogen doen. Want wie kiest er nu het moeilijkste? Wat een wonder! De Heere heeft de ogen van Ruth geopend, zodat zij boven al dat moeilijke uit, God zag! Die God, Die wel rechtvaardig is, maar Die ze toch niet meer kan missen. 0, de Heere heeft al de geschiedenissen zie zij aan Ruth verteld heeft willen zegenen.
Nooit heeft Naomi veel verschil bemerkt tussen Orpa en Ruth. Maar nu, nu ze moeten kiezen, nu komt uit wat diep in hun harten leeft.
En in het hart van Ruth heeft de Heere de liefde gegeven, tot Hem en tot Zijn volk.
Nee, nu durft Naomi niet meer te zeggen dat Ruth terug moet gaan. Als het Ruth dan echt om God te doen is, dan zal die God helpen ook, hoe moeilijk het ook zal worden.
En jij? Wat doe jij als er bijvoorbeeld een circus in de buurt komt? Kies je wat zelf het fijnste vind? Of ....vraag je de Heere om je te helpen het goede te kiezen?
eigenlijk willen we dat niet. Diep in je hart wil je niet naar de Heere luisteren. Dat is gekomen in het paradijs. Bij de zondeval hebben we tegen de Heere gekozen. Alleen als de Heere Zelf je hart bereid maakt, mag je voor Hem kiezen. Dat is genade.
Stil lopen nu die twee vrouwen verder. Het onbekende tegemoet. Ruth weet niet hoe het gaan zal. Maar één ding weet ze zeker! Terug naar Maob, naar de afgoden, is onmogelijk. Die afgoden kunnen haar schuld niet wegnemen, die kunnen geen vrede geven in haar hart. Dat kan alleen de God van Israël. Hem kan ze niet meer missen. Die God wil ze dienen. Ruth kiest niet het gemakkelijkste, maar wel het mooiste, het heerlijkste.
Zo komen ze in Bethlehem aan.
En wat wil de Heere dan wonderlijk zorgen voor die heidense Ruth, die voor de Heere mocht kiezen. God heeft een heerlijk plan met haar!
Ruth blijft niet eenzaam, niet arm! Nee, ze trouwt. Met Boaz, een rijke boer, die óók de Heere vreest. Wat zijn ze gelukkig, als er een zoon geboren wordt, die ze Obed noemen.
Nog groter wordt het wonder. Want, Obed wordt de vader van Isaï en de grootvader van koning David. En zo is Obed de voorvader van de Heere Jezus.
Ruth kwam uit Maob naar Bethlehem, opdat uit haar de Verlosser geboren zou worden.
Wat is de Heere goed! Nooit heeft Ruth er spijt van gehad dat ze met Naomi is meegegaan. Nooit heeft ze spijt gehad van haar keuze voor de Heere. De God, voor wie ze door genade oprecht gekozen had, heeft haar niet beschaamd gemaakt!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1984
Mivo -16 | 30 Pagina's