Elisa in Sunem
Overzicht van de stof
"Het geschiedde ook op een dag als Elisa naar Sunem doortrok, dat aldaar een grote vrouw was, dewelke hem aanhield om brood te eten." Zo begint de geschiedenis die nu onze aandacht vraagt. Sunem was een dorpje aan de rand van de vlakte van Jizreël tussen de Karitel en Samaria. De profeet Elisa komt op zijn reizen nog al eens door het dorpje Sunem. Op een dag wordt hij aangehouden door een "grote", dat is een welgestelde vrouw. Ze wordt genoemd naar de plaats waar ze woonde: de Sunamietische. Deze rijke boerin nodigt Elisa uit op de boerderij aan de maaltijd deel te nemen. Elisa geeft aan deze uitnodiging gehoor. Bij zijn vertrek verzoekt de vrouw hem steeds langs te komen, wanneer hij door Sunem komt.
Een opperkamer voor Elisa
Als Elisa een tijdlang regelmatig haar gast is geweest, gaat ze verdere plannen maken. Ze zegt tegen haar man dat Elisa niet alleen een profeet is, maar ook heilig, d.w.z. afgezonderd en onberispelijk in levenswandel. Deze man is anders dan één van de profetenzonen, die ze ook wel eens gastvrijheid bewijst. Ze doet tenslotte haar man een voorstel: laten we een kleine opperkamer maken. Ze bedoelt waarschijnlijk een kamertje dat op het platte dak gebouwd wordt met de rest van het dak als terras. Omdat de huizen in die tijd uit één vertrek bestonden werd Elisa altijd wel gul onthaald, maar hij kon zich niet afzonderen. Daarom wil de vrouw op het dak een eenspersoonskamertje laten bouwen, dat voor die tijd rijk gemeubileerd moest warden: een bed, een tafel, een stoel en een kandelaar.
Het antwoord van de echtgenoot wordt niet vermeld, maar is in verband met wat we verder van hem lezen, toestemmend. Zo gezegd, zo gedaan. Als Elisa weer eens door Sunem komt, neemt hij zijn intrek in het kamertje.
Een belofte voor de gastvrouw
Hij wil zijn dankbaarheid tonen en laat Gehazi de gastvrouw verzoeken even boven te konen. Ze komt de trap op en "stond voor zijn aangezicht". Ze blijft op enige afstand staan. Elisa respecteert haar bescheidenheid. Hij denkt waarschijnlijk dat ze haar eventuele wensen gemakkelijker aan Gehazi zal zeggen dan aan hem zelf. Gehazi moet haar zeggen dat Elisa zijn dankbaarheid wil tonen voor de goede zorgen voor de profeet en zijn knecht. De vrouw laat Gehazi echter antwoorden dat ze geen hulp nodig heeft.
Terwijl Gehazi het antwoord aan zijn meester overbrengt, is de vrouw in stilte vertrokken. Samen overleggen ze wat nu te doen. "Wat zal ik voor haar kunnen doen?" vraagt Elisa aan Gehazi. Gehazi weet iets. Hij heeft goed opgelet en het verborgen verdriet van de vrouw ontdekt. Ze heeft geen kind en haar man is oud. Ze behoeft dus ook niet meer op een kind te rekenen. Als Elisa hierop attent gemaakt is, gaat hij er onmiddellijk op in en draagt Gehazi op voor de tweede keer hun gastvrouw te roepen. Ze komt nu dichterbij -"in de deur"- en blijft daar, vlak bij Elisa staan.
Dan blijkt dat Elisa toch wel het verborgen verdriet van de vrouw aanvoelt. Hij zegt tegen haar dat ze over een jaar een zoon zal omhelzen. Hij voelt zich door God gemachtigd haar dat mee te delen. Ze maakt echter een afwerende beweging, die haar ongeloof tot uitdrukking brengt. Maar de Heere vervult altijd Zijn Woord! Er wordt een zoon geboren.
De zoon sterft
De geschiedenis maakt nu een sprong van enkele jaren. Het jongetje is nu zo groot geworden dat het reeds alleen naar het veld kan lopen, waar zijn vader aan het werk is. Als hij bij de maaiers is aangekomen, begint hij over zijn hoofd te klagen. Hij vertoont de verschijnselen van een zonnesteek, maar zijn vader heeft daar geen erg is. Hij laat de jongen door een van zijn knechten thuis brengen. Zijn moeder neemt hem op haar schoot en blijft met hem zitten. Dan, als de zon op haar hoogtepunt is, sterft het kind. De moeder blijft echter niet moedeloos neerzitten. Er is er één die het weten moet: de profeet. Hij had haar uit naam van God een zoon beloofd; het is moeilijk voor haar te geloven dat ze die nu weer zal moeten missen. Het geloof dat ze haar kind zal behouden, is blijkbaar niet uitgeblust. Daarom spoedt ze zich onverwijld naar de profeet. Het lichaam van het jongetje wordt op het bed van de profeet gelegd. Ze zegt niets van het overlijden. Misschien om te voorkonen dat het dezelfde dag begraven wordt. Ze laat haar man een jongen met een ezel sturen, want ze wil naar de man Gods en zal spoedig terugkomen. Haar man reageert verwonderd: "Waarom gaat gij heden tot hem? Het is geen nieuwe maan, noch sabbath". Op die dagen zou het hem niet verbazen. Op de sabbath en de nieuwe maan stonden de zaken stil.
Bij de profeet
Het was in Noord-Israël min of neer gebruikelijk op die dagen een profeet te bezoeken. De vrouw gaat niet op de verwonderde vraag van haar man in, ze gunt zich er geen tijd voor. Ze antwoordt kort: "Sjaloom". Ze wil voorkomen dat ze belemmerd wordt om haar reis te maken. Zo snel mogelijk gaat ze naar de profetenschool op de Karmel, waar Elisa wel zal zijn. En inderdaad......... Reeds van verre wordt ze door de profeet herkend. Deze beseft dat er iets bijzonders aan de hand moet zijn en draagt Gehazi op haar tegemoet te gaan en naar de welstand van haar en haar gezin te vragen. Het antwoord is echter even kort: "Het is wel". Ze wil haar nood aan niemand anders klagen dan aan de profeet zelf. Ze wil zich ook niet laten ophouden. Als ze bij Elisa komt, valt ze voor hem neer en grijpt zijn voeten. Het gebaar van een smekelinge, iemand die in grote nood verkeert. In de ogen van Gehazi kan deze houding geen genade vinden. Op een ruwe nanier komt hij voor de waardigheid van Elisa op. Misschien vindt hij het beneden de waardigheid van de godsman om zo door een vrouw aangeraakt te worden, misschien is hij beledigd dat de vrouw hem niet in vertrouwen heeft willen nemen. Elisa ziet echter onmiddellijk dat de vrouw niet voor niets komt. "Laat ze geworden; want haar ziel is in haar bitterlijk bedroefd en de Heere heeft het voor mij verborgen en mij niet verkondigd". Nu de vrouw merkt dat Elisa open staat voor haar grote verdriet, stort ze haar hart uit: "Heb ik een zoon van mijn heer begeerd? Zei ik niet bedrieg mij niet?" Ze zegt niet wat er gebeurde, maar wel wat haar verdriet ten diepste is. Hoe hebt u dat -hoe heeft God dat- kunnen doen? Het geloof in de Godsregering wordt bij deze vrouw wel zeer zwaar op de proef gesteld. Zal ze er zeker van geweest zijn dat ze met de beloften van God, ondanks alle teleurstellingen niet bedrogen uit zal komen? Dat degenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede. Ze kan niet vermoeden dat deze gebeurtenis in haar leven nog eens van groot belang zal zijn. In ieder geval weet ze waar ze redding moet zoeken. Elisa gaat niet onmiddellijk mee. Hij geeft Gehazi zijn staf en beveelt hem zo snel mogelijk naar de boerderij te gaan en de staf op het gezicht van de jongen te leggen. De moeder weigert net Gehazi mee te gaan. Ze heeft daar geen vertrouwen in. Ze gebruikt precies dezelfde woorden als Elisa bij het afscheid van Elia: "Zo waarachtig als de Heere leeft, ik zal u niet verlaten".
De staf van Elisa
Intussen heeft Gehazi zich naar de boerderij gehaast -de afstand wordt op 25 kilometer geschat- en legt de staf op het gezicht van de jongen. Er gebeurt echter niets. De staf van Elisa is geen toverstaf! Dat er niets gebeurde was een hele teleurstelling voor Gehazi. Gehazi zag niet in dat de staf van Elisa op zichzelf dat dode kind niet levend kon maken. Gehazi deed dit alles niet met gebed. Alleen als de staf van het gebed in geloof wordt gehanteerd, gebeuren er wonderen en anders niet.
De opwekking
Als Elisa een poosje later aankomt, sluit hij zich op om bij het kind te bidden. Hij weet dat het gebed grote kracht heeft. Elisa gaat op het lichaam liggen. Het wordt warm. Daarna loopt hij door het kamertje en strekt zich opnieuw over de jongen uit. De jongen niest dan zeven keer. Hij leeft weer! God doet wonderen op het gebed! Gehazi moet de moeder gaan roepen. Ze valt neer om Elisa te danken voor het wonder dat door Gods kracht verricht is.
Toevallig?
In 2 Koningen 8 komen we de vrouw en haar zoon weer tegen. Elisa heeft haar aangeraden naar het buitenland te gaan, omdat de Heere een hongersnood van zeven jaar zal laten komen. Deze hongersnood behoefde niet persé uit misoogsten te bestaan, mogelijk hebben plunderingen ook een rol gespeeld. De vrouw volgt de raad van de profeet op en woont met haar gezin zeven jaar in het land der Filistijnen. Na de hongersnood keert ze terug. Over haar man wordt niet gesproken. Misschien is hij in den vreemde overleden. Als ze in haar vaderland aankomt, merkt ze dat ze haar eigendommen kwijt is. Waarschijnlijk zijn ze in beslag genomen door de koning. Ze beroept zich op koning Joram. Als ze zich bij hem vervoegt, is deze juist in gesprek met Gehazi. De koning is nieuwsgierig naar wonderen van Elisa. Als Gehazi bezig is met het verhaal van de opwekking van de zoon van de Sunamietische, komt de vrouw er juist aan...... "Mijn heer koning!", roept Gehazi, "Dit is de vrouw en dit is haar zoon die Elisa heeft levendgemaakt." Het verhaal van Gehazi heeft de koning zeer geboeid. Nu de vrouw zo plotseling voor hem staat, grijpt hij graag de gelegenheid aan om het uit haar eigen mond te horen. De koning is onder de indruk en hoewel ze er volgens de toen heersende regels geen recht op heeft, geeft hij opdracht haar eigendommen terug te geven. Meer zelfs: ook de inkomsten van het land tijdens haar afwezigheid, moeten overgedragen worden.
Gods voorzienigheid
Velen zijn geneigd in deze geschiedenis een aantal keren het woord "toevallig" te laten vallen, maar als ergens Gods voorzienigheid tot uiting komt, is het in deze geschiedenis. De voorzienigheid Gods: die almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde alzo regeert, dat...... gezondheid en krankheid,....... en alle dingen niet bij geval, maar van Zijn vaderlijke hand ons toekomen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1981
Mivo -16 | 26 Pagina's