JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Robert Murray MacCheyne

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Robert Murray MacCheyne

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen: Psalm 119: 9-16 :Zingen: Ps. 119: 7, 32, 65Ps. 1:1Ps. 8:2,4Ps. 126: 3Ps. 124: 1,4Ps. 133: 1, 3Ps. 113: 1. 2Ps. 102: 10, 16Ps. 69: 14Kerntekst:"Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden vanChristuswege: Iaat u met God verzoenen." (2 Kor. 5: 20)

Diep in gedachten staart Robert op het papier dat voor hem ligt. Negentien jaar is hij. Vandaag is het precies een jaar geleden dat zijn broer David is gestorven. Zijn oudste broer, van wie hij zoveel gehouden had, met wie hij zoveel had gepraat.

Wat is er sinds vorig jaar veel veranderd in zijn leven. Robert pakt zijn pen en schrijft in zijn dagboek: "Op deze morgen in het vorige jaar werd aan mijn wereldsgezindheid de eerste verpletterende slag toegebracht. Hoe gezegend die voor mij was, weet Gij alleen o God, Die het zo wonderlijk gemaakt hebt."

Het is het jaar 1813.

In Edinburgh, de hoofdstad van Schotland, wordt een jongetje geboren: Robert Murray MacCheyne. Als Robert vijf jaar is, gaat hij naar de Engelse school en twee jaar later gaat hij naar de Latijnse school. Hij kan heel goed leren. Als hij wat ouder is, gaat hij dan ook naar de universiteit. Verder studeren! Dat wil hij zelf ook heel graag. Zijn oudste broer David praat er vaak over met Robert.

"Waarom ga je niet naar de universiteit om dominee te worden? Waarom ga je geen theologie studeren? Je kunt zo goed leren! Wil je je niet in de Bijbel verdiepen en dat aan de mensen door vertellen?" Vragend kijkt David zijn jongste broer aan.

"In de Bijbel studeren? Nee, dat interesseert me niet," is Roberts antwoord. "Denk je dan wel eens na over het Koninkrijk van God? Zou je de Heere niet willen dienen?" gaat David verder. Robert weet dat David de Heere liefheeft. Maar Robert moet er zelf niet aan denken. Hij is veel liever bezig met andere dingen. Hij houdt van muziek en van dansen, van gedichten, van de natuur. Als je gewoon probeert netjes te leven, kun je toch ook een goed christen zijn? Moet dat dan op de manier zoals David zegt? En dan naar de universiteit gaan om dominee te worden zelfs? Nee hoor. Niets voor hem. Hij gaat liever hard studeren om later belangrijk te kunnen zijn. Dat lijkt hem veel fijner. En Robert leeft rustig door.

David praat veel met zijn broer over Gods Koninkrijk en over de dienst van de Heere. Maar in Roberts hart verandert er niets. Hoe David ook met hem praat.

Daarom praat David ook met Iemand anders. Met de Heere. David weet door genade hoe heerlijk het is om de Heere te mogen dienen. En hij houdt zoveel van zijn jongste broer. Hij zou zo graag zien dat ook Robert de Heere lief krijgt. Daarom bidt David heel veel voor zijn broer. En ook vraagt hij dan, of de Heere wil geven dat Robert dominee zal worden.

Het is het jaar 1831.

In het huis van de familie MacCheyne is het stil. David is heel ernstig ziek. Al weken lang. En in zijn hart is het donker. De Heere lijkt zo ver weg.

Maar David heeft de Heere toch lief? Helpt God dan niet? Ja zeker, maar dwars door het donker heen. De Heere komt, maar op Zijn tijd. Dan neemt Hij alle zorgen weg uit Davids hart. Vrede en blijdschap geeft Hij er voor terug. Om Jezus' wil. De blijdschap straalt van Davids gezicht. Zal hij nu ook beter worden? Hij is nog zo jong, nog maar 26 jaar. Nee, Gods plan is anders. David sterft. In de zomer van het jaar 1831 wordt hij door de Heere thuisgehaald.

Vanaf die dag verandert Robert. "Mijn hart heeft geen vrede. Waarom niet? De zonde ligt aan de deur," schrijft hij in zijn dagboek. Hij gaat zien, dat gewoon netjes leven niet genoeg is. Hij begint de Heere te zoeken. Zijn broer David is gestorven. Nu gaat hij zoeken naar een "Broeder, Die niet sterven kan". En Wie is dat anders dan de Heere Jezus?

Maar waar is Hij te vinden? In de Bijbel. En daar leest Robert dan ook in. Zoekend, vragend, biddend of hij daardoor de Heere mag leren kennen.

Robert wil zijn leven gaan besteden in de dienst van de Heere. Hij gaat strijden tegen de zonden. Maar wat is het moeilijk te stoppen met kaart spelen! Wat is het erg als hij uitgelachen wordt, als hij niet meer met zijn vrienden mee gaat dansen! En toch...! De Heere geeft hem er zoveel voor terug! In de dienst van de Heere vindt hij vrede en blijdschap.

Zo wordt toch Davids gebed door de Heere verhoord. Robert krijgt de Heere lief, hij mag Hem gaan vrezen.

Maar meer nog! Daar loopt hij door de straten van Edinburgh. Op weg naar de universiteit. Maar niet naar de universiteit waar hij al studeerde! Nee, daar gaat hij niet meer naar toe. Hij is op weg naar Dr. Chalmers.

"Wat kan ik voor u doen?" zo wordt hij begroet. "Ik wil graag voor dominee gaan leren op uw universiteit," luidt het antwoord van Robert.

Theologie studeren! Toch dominee worden! Zo wordt ook dit gebed van David verhoord.

Wat leert Robert veel in deze jaren op de universiteit. Maar hij leert vooral van de Heere Jezus Zelf. Nu ziet hij, hoe arm hij was, voor hij God kende. En hoe rijk hij is, nu hij de vrede van Christus mag kennen. Hij schrijft er een prachtig gedicht over: "Eens was ik een vreemdeling..."

Het is het jaar 1836.

Honderden mensen lopen door de straten van Dundee. Ze gaan naar de kerk! Dominee MacCheyne heeft het beroep naar hun gemeente aangenomen en vandaag is de intrede-dienst. De kerk zit vol, als de nieuwe dominee de preekstoel opgaat.

De tekst is uit Jesaja 61: 1-3: "De Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft om een blijde boodschap te brengen de zachtmoedigen..."

De Heere zegent de preek. Veel mensen komen tot bekering.

En zo mag MacCheyne zijn werk gaan doen in deze grote stad. 's Morgens staat hij al vroeg op. Meestal begint hij de dag met het zingen van een lofpsalm. Dan leest hij een paar hoofdstukken uit de Bijbel en bidt hij tot de Heere. Net zoals de Israëlieten in de woestijn elke dag manna zochten, zo zoekt hij voedsel voor zijn hart. Het Brood des Levens, de Heere Jezus Christus. Hij zoekt voor zichzelf, maar ook om er van te vertellen.

En vertellen doet hij. Op de preekstoel, op de zondagsscholen, op de catechisaties, op avonden waar de mensen voor bijbelstudie bij elkaar komen. Uitdelen! Vertellen van het gevaar om door te leven zonder de Heere te kennen. Vertellen van de liefde van Christus voor verloren zondaren. Van de schuilplaats bij het kruis. Robert weet immers goed genoeg hoe arm het leven zonder de Heere is. De liefde van Christus dringt hem. En de liefde tot de mensen. Zieken bezoekt hij. Armen probeert hij te helpen. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat is hij bezig in de dienst van de Heere.

Veel is Robert ook alleen met de Heere. Dan bidt hij om kracht en om wijsheid. Zo kan hij weer verder. En de mensen van Dundee zien het: onze dominee préékt niet alleen over de Heere, maar hij lééft ook dicht bij de Heere!

Robert MacCheyne heeft geen goede gezondheid. Als hij nog maar 25 jaar is, krijgt hij last van zijn hart. Hij gaat voor een paar weken naar het huis van zijn ouders in Edinburgh.

In die tijd worden er plannen gemaakt om zendingswerk te gaan doen onder de Joden. Om te kijken of dat kan, zullen enkele predikanten een reis naar Israël maken. Aan dominee MacCheyne wordt gevraagd of hij ook mee gaat. De dokter vindt het goed en Robert zelf wil heel graag. De zending trekt hem erg. Het is een lange, vermoeiende reis. Maar toch vindt MacCheyne het geweldig om in het land te zijn, waar eens de Heere Jezus leefde, toen Hij op aarde was. Hij weet nu zeker: ook aan de Joden moet het Evangelie worden verkondigd.

Het is het jaar 1839.

Ds. MacCheyne is weer terug in Dundee. 's Avonds zal er kerk zijn. Hij haast zich om weer bij zijn gemeente te kunnen zijn. Als hij de kerk binnenkomt, blijft hij diep onder de indruk staan. De kerk zit helemaal vol. Kinderen zitten op de trap van de preekstoel. Dominee MacCheyne vertelt die avond niet over zijn reis naar Israël. Als hij al die mensen voor zich ziet, weet hij: Eén ding is nodig! Ik moet hen de weg ter zaligheid preken!

Het wordt een avond om nooit te vergeten. De Heere werkt door Zijn Geest in de harten van veel mensen. Als Robert naar huis gaat, is de weg daar naar toe vol met mensen. Ze willen nog meer horen van het Woord van God en ze vragen om zijn gebed. Verwonderd komt Robert thuis. Eerbiedig dankt hij de Heere: "Uw Naam, Heere, Uw Naam zij alle eer!"

Hij gaat hard aan het werk. Het Evangelie moet worden verkondigd. Overal en aan iedereen. Aan de Joden, maar ook aan de mensen in Schotland. Robert preekt in allerlei dorpen en steden. En de Heere zegent dit werk. Velen komen tot bekering en gaan de Heere zoeken. En niet alleen oude mensen; juist niet. Veel jonge mensen. Ook kinderen.

Eén van die kinderen is James Laing. Zijn moeder is gestorven toen hij nog maar acht jaar oud was. Hij zelf is ook zwak. Als hij dertien jaar is, wordt hij erg ziek. Hij is bang dat hij sterven moet. James roept het uit: "O Jezus, red mij, red mij!"

Een paar dagen later komt dominee MacCheyne hem opzoeken. "En James, hoe gaat het ?"

"Ik ga sterven dominee, want ik ben erg ziek. En nu ben ik zo bang, want ik ben een zondaar!"

Dominee MacCheyne gaat bij hem zitten. Even bladert hij in zijn Bijbel en dan leest hij voor: "Dit is een getrouw Woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben." En dan gaat de dominee vertellen. Voor wie de Heere Jezus gekomen is. Hoe Hij een zondaar zalig maakt. Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waard. James huilt als hij dit alles hoort.

Als dominee MacCheyne weg is, blijft James achter. Bang... maar ook... biddend.

"Zoek je de Heere Jezus, James?" vraagt zijn zus. "Ja", antwoordt hij. Hij wil alleen zijn, om te bidden. Eerbiedig buigt hij zijn knieën en smeekt de Heere om genade.

En de Heere hoort. Door genade wor den zijn ogen geopend voor de Heere Jezus. Er is vergeving! Ook voor hem! James gaat naar de kamer toe waar zijn vader en zijn zus zijn. Wat is er een vreugde in zijn hart als hij zegt: "Ik ben een arme, doemwaardige zondaar, maar nu mag ik geloven dat de Heere Jezus ook voor mij gestorven is. Ik heb heel de middag gebeden of, als Jezus Zijn bloed voor zondaren gestort heeft, Hij er iets van op mij wilde sprenkelen... en dat heeft Hij gedaan."

James pakt zijn Bijbel en leest uit Romeinen 5: 8: "Christus is voor ons gestorven, toen wij nog zondaars waren." Zijn zus huilt van blijdschap als ze dit hoort. Maar James gaat nog verder: "Nu ben ik niet bang meer om te sterven, want Christus is voor mij gestorven."

Vaak zoekt dominee MacCheyne James op. Wat heeft James er dikwijls verdriet van dat hij een zondaar is. Elke keer moet de dominee hem vertellen van de Heere Jezus. En wat doet MacCheyne dat graag. Hij vertelt ook op de zondagsschool over James en na afloop zijn er kinderen die hem opzoeken. Wat zijn ze diep onder de indruk als ze James horen vertellen over de liefde van de Heere Jezus tot een zondaar zoals hij. Hij zegt hen, dat zij óók de Heere moeten zoeken nu ze nog jong zijn.

In de zomer van 1842 sterft James, nog maar dertien jaar oud. Hij is één van de velen die door dominee MacCheyne tot Christus werd geleid. Wat een wonder van genade!

Het is het jaar 1843.

MacCheyne weet, dat hij niet veel tijd meer heeft. Hij weet dat hij niet oud zal worden, Spoedig zal hij sterven. Hij is dikwijls ziek.

"De nacht komt.." schrijft hij vaak aan het einde van zijn brieven. En hij bedoelt daarmee: over een klein poosje moet ik met mijn werk stoppen.

En dat gebeurt ook. Hij wordt opnieuw ziek en ligt met koorts op bed. Als er een vriend op bezoek komt, zegt hij: "Zouden we het goede van de Heere ontvangen, en het kwade niet ontvangen?"

De dagen daarna is hij stil. Veel heeft hij om over na te denken. De dood komt dichterbij. Op een avond wil hij graag een poosje alleen zijn. Het is donker en bang in zijn hart. Maar als later de knecht zijn kamer binnenkomt, roept hij het uit met een blijde stem: "Mijn ziel is bevrijd als de vogel uit het net van de vogelvanger! Het net is gebroken en ik ben bevrijd!" Het is vrede in zijn hart. En die vrede blijft. Een paar dagen daarna sterft hij. Nog maar 29 jaar oud. Verlost! Om eeuwig bij de Heere te wonen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1994

Mivo -12 | 24 Pagina's

Robert Murray MacCheyne

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1994

Mivo -12 | 24 Pagina's