JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Biddag in Mizpa

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Biddag in Mizpa

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerntekst: Psalm 79: 8a, 9b: "Gedenk ons de vorige misdaden niet; en red ons, en doe verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil". 

Kijk, daar loopt een groepje mensen. Ze zijn op weg om te offeren en te bidden. Nog even en dan komen ze bij een soort bos. Er staat een altaar; ook staat er een beeld. Het is een afgodsbeeld van Baäl. Aan die afgod wordt geofferd en tot die afgod wordt gebeden. En dat gebeurt niet alleen op deze plaats, maar overal in het land Kanaän staan van die beelden en altaren voor de god Baäl en de godin Astaroth. De Israëlieten hebben de Heere verlaten; ze zijn Hem weer vergeten. De ark staat niet meer in de tabernakel. De Filistijnen hadden hem veroverd en meegenomen. Wel hebben de vijanden de ark weer terug laten gaan naar het land van de Israëlieten. Maar de Israëlieten hebben die ark in een huis ergens in Israël neergezet. In de tabernakel is het stil, offers voor de Heere worden er niet meer gebracht. En de Israëlieten vinden het niet eens erg. Daarom is de Heere met Zijn straffen gekomen. Nu zijn de Filistijnen de baas in hun land. En de Israëlieten kunnen er niets aan doen, want tegen de Filistijnen vechten en hen verdrijven, kunnen en durven de Israëlieten niet. De Israëlieten hebben aan Baäl en Astaroth gevraagd of zij hen wilden verlossen van de vijanden, maar die luisteren niet naar hen. Hoe ze ook bidden en hoeveel dieren ze ook offeren, hun gebeden worden niet verhoord. En dat kan ook niet anders, want de goden die de Israëlieten dienen, zijn geen goden. Zij kunnen het volk van Israël niet helpen, want ze bestaan niet eens. Maar daar denken de Israëlieten niet aan.

Maar als al hun bidden tot Baäl en Astaroth niet helpt, gaan de Israëlieten nadenken. Vroeger waren er geen Filistijnen in het land; toen waren de Israëlieten vrij. Maar toen dienden ze ook de afgoden nog niet. Toen baden ze tot de Heere. En wanneer er dan vijanden kwamen, werden die vijanden verslagen. Dan hielp de Heere hen. Ja, Hij kan helpen, Hij alleen. En dat Hij nu niet helpt, is hun eigen schuld. Zij hebben de Heere vergeten en verlaten. En als de Israëlieten daaraan denken, dan schamen zij zich. Nu is de Heere altijd zo goed geweest en wat hebben zij gedaan? Zij hebben Hem alleen maar verdriet gedaan. Ze hebben andere goden gekozen en die zijn ze gaan dienen. Maar niet alleen de Israëlieten, ook jij en ik hebben de Heere verlaten. Weet je dat al? Heb jij daar al verdriet over?

En dan, na twintig jaren, horen de Israëlieten opnieuw over Samuël vertellen. Samuël, die vroeger in de tabernakel in Silo heeft gewoond bij de hogepriester Eli, heeft gezegd, dat ze de afgoden weg moeten doen. Alle altaren en afgodsbeelden moeten afgebroken worden. Ze moeten de Heere alleen dienen. En, heeft Samuël gezegd, dan zal de Heere hen van de Filistijnen verlossen.

Als de Israëlieten daaraan denken, dan gaan ze toch weer tot de Heere bidden. Ze gaan de Heere weer zoeken, zoals vroeger. De Israëlieten bidden nu niet meer tot de afgoden, maar ze roepen tot de Heere. Ze vragen Hem om vergeving; ze belijden Hem hun zonden. Ze vragen of Hij hen wil verlossen van de Filistijnen.

De Heere wil niet dat de Israëlieten naast Hem nog een andere god zullen dienen. Hij wil alleen gediend worden. En dat wil de Heere ook van ons. Heeft Hij al de belangrijkste plaats in jóuw hart gekregen? Is Hij al de Voornaamste in jouw leven geworden? Of kun jij Hem nog missen, heb je Hem eigenlijk niet nodig?

De Israëlieten gehoorzamen. Ze doen wat Samuël zegt. Kijk maar. Daar lopen een paar mannen. Ze hebben bijlen bij zich. Ze gaan naar het bos, waar het beeld en het altaar van Baäl staan. Daar breken ze het altaar af. Daarna lopen ze naar het beeld van Baäl; dat slaan ze in stukken. Ja, zelfs de bomen van het bos kappen ze om. Er mag niets van overblijven. En zo doen de Israëlieten overal in het hele land met de beelden en altaren van Baäl en Astaroth. Er blijft niet één beeld over.

Samuël hoort en ziet wat het volk van Israël doet; hij is blij. Dan laat hij alle Israëlieten bij elkaar roepen om tot de Heere te bidden. De Israëlieten luisteren. Ze doen wat Samuël zegt.

Uit het hele land komen de mensen naar Mizpa, een plaatsje in het midden van het land Kanaän, om biddag te houden. Voor heel veel Israëlieten is het een hele lange reis, maar dat vinden ze niet erg. Ze maken graag een lange reis om samen met de andere mensen van het volk van Israël de Heere om hulp te vragen. Als alle Israëlieten bij elkaar in Mizpa zijn gekomen, belijden ze eerlijk aan de Heere hun zonden. Het is hun schuld dat de Filistijnen in het land zijn.

Het is hun schuld, dat de ark niet meer in de tabernakel staat. Nee, het is niet de schuld van de andere Israëlieten. Ze vertellen de Heere ook van de afgoden die ze gediend hebben, dat ze Hem zo lang vergeten hebben. Maar ze vragen of de Heere hen wil helpen om de Filistijnen te verdrijven. Het volk van Israël heeft verdriet van hun zonden, ze willen ervan verlost worden.

Zichzelf ervan verlossen kunnen ze niet, daarom vragen ze of de Heere het wil doen. Samuël neemt water en giet dat op de grond. Straks is het bij ons ook weer biddag. Een speciale dag. Een dag waarop we samen naar de kerk gaan om de Heere te vragen om Zijn hulp en zegen over alles waar we mee bezig zijn.

Heb jij zo ook wel eens tot de Heere gebeden? Heb jij de Heere ook alles al verteld wat je verkeerd hebt gedaan? Heb jij je zonden al aan de Heere beleden, omdat je ze niet meer kon en wilde verbergen? En heb je Hem toen ook om vergeving gevraagd? 

Het volk Israël houdt ook een biddag. Het belangrijkste voor hen is, dat de Heere hun zonden wegneemt, dat Hij ze vergeeft. Ze hebben zelfs geen tijd of zin om te eten, ze vasten. Nee, ze hebben het niet verdiend, dat de Heere hen hoort. Maar de Israëlieten weten het, de Heere kan het alleen doen uit genade. Alleen omdat de Heere Jezus op de aarde gekomen is en alleen omdat Hij geleden heeft en gestorven is, kan de Heere de zonden, kan de Heere ook jouw zonden vergeven. Bid je daar ook om? Verlang je daarnaar? Vraag maar of de Heere je een hart wil geven, dat Hem mag vrezen.

Maar dan opeens schrikken de Israëlieten. Ze horen dat in de verte het leger van de Filistijnen aankomt. Die Filistijnen hebben gehoord dat de Israëlieten in Mizpa bij elkaar zijn gekomen. O, denken ze, de Israëlieten zijn bij elkaar gekomen om tegen ons te gaan vechten. En daarom roepen de Filistijnen al hun soldaten bij elkaar en gaan ook naar Mizpa, om tegen de Israëlieten te vechten en hen te verslaan. De Israëlieten horen dat en ze schrikken. Wie moet hen nu helpen? Vroeger dachten ze, dat ze wel voor zichzelf konden zorgen. Maar nu weten ze, dat ze het zelf niet kunnen. Ze hebben de Heere hun zonden beleden, ze hebben om vergeving gevraagd en ze hebben ook gevraagd of de Heere wil helpen als ze tegen de Filistijnen gaan vechten. Nu moeten ze gaan vechten. Hoe zal dat gaan? O, zeggen ze tegen Samuël, bid toch tot de Heere, vraag toch of Hij ons wil verlossen van de Filistijnen. Samuël luistert.

Voordat Samuël gaat bidden, bouwt hij eerst een altaar. Dan neemt hij een melklam, een klein lam, en offert dat aan de Heere. Samuël weet het, de Heere kan zijn gebed niet verhoren omdat hij het verdiend heeft of omdat het volk van Israël hun zonden beleden en om vergeving gevraagd heeft. De Heere kan alleen naar hem luisteren als de zonden weg zijn. En voor de zonden moet betaald worden. Eigenlijk zouden alle Israëlieten moeten sterven, omdat ze tegen de Heere hebben gezondigd. Maar nu sterft er een lam in de plaats van het volk van Israël. Als dat lam sterft, kan de Heere het gebed van Samuël verhoren. Nee, dat lam kan de zonden niet verzoenen. Maar de Israëlieten die een nieuw hart hebben, mogen het door een waar geloof weten, dat lam sterft in onze plaats. Eigenlijk moeten wij sterven, maar nu sterft dat lam. 

En dat lam wijst naar de Heere Jezus, Die zou sterven aan het kruis om zo de zonden van de mensen, die Hem liefhebben, te verzoenen. Hoe is dat bij jou? Ook jouw zonden moeten verzoend worden.

Als de rook van het offer omhoog stijgt, buigt Samuël zijn knieën. Hij bidt tot de Heere om hulp. En de Heere verhoort zijn gebed. De Filistijnen zijn nu heel dicht bij de Israëlieten gekomen. Nog even, dan... Maar dan opeens begint het heel hard te onweren. In de Bijbel staat dat de Heere donderde over de Filistijnen. De Heere helpt het volk van Israël. De Filistijnen schrikken en slaan op de vlucht. Nu zien de Israëlieten dat, als ze de Heere alleen dienen, Hij voor hen wil zorgen. De Heere. Niet één vijand zal hen dan kwaad kunnen doen. 

De Israëlieten gaan de Filistijnen, die vluchten, achterna en verslaan hen. De Heere heeft uitkomst gegeven. Hem komt alleen de eer toe.

Als de strijd voorbij is, komen de Israëlieten weer bij elkaar. Ze gaan de Heere danken voor Zijn verlossing. Samuël neemt een steen en zet die overeind. Wat vandaag gebeurd is, mag niet vergeten worden. Hij geeft die steen ook een naam: Eben-Haëzer. Dat betekent: tot op dit ogenblik heeft de Heere geholpen. Hij heeft het gebed van de Israëlieten verhoord, Hij heeft Israël verlost en dat alleen uit genade. Daarom houden ook wij biddag. Heb jij al leren bidden, zoals het volk Israël? Heb je zo ook al leren danken? Vraag aan de Heere of Hij je het wil leren. Dan ga je bidden, net als het volk Israël:

Gedenk niet meer aan 't kwaad dat wij bedreven, onz' euveldaan word' ons uit gunst vergeven.
en
Verzoen de zware schuld die ons met schrik vervult. Bewijs ons eens genade.

Wie zo mag bidden, omdat de Heere dat geleerd heeft, zal ook eens mogen danken:
Zo zullen wij, de schapen Uwer weiden,
in eeuwigheid, Uw lof, Uw eer verbreiden
en zingen van geslachte tot geslachte
Uw trouw, Uw roem, Uw onverwinb're krachten.

(Ps. 79: 4 en 7 ).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1986

Mivo -12 | 20 Pagina's

Biddag in Mizpa

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1986

Mivo -12 | 20 Pagina's