JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 7: Judas

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 7: Judas

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toelichting op het thema
Dit jaar behandelen we in de Kompasschetsen het thema ‘De discipelen van de Heere Jezus’. Deze schets gaat over Judas. Judas, de enige discipel uit Judea, met die prachtige naam die Godlover betekent. En juist van hem lezen we bij de roeping van de discipelen : Judas Iskáriot, die ook de verrader geworden is. Het is een teer onderwerp en het vraagt gebed en goede voorbereiding om deze geschiedenis te vertellen. Het accent ligt op Judas’ leven en niet op zijn sterven. Niet om zijn einde te verzwijgen, maar vanuit het besef dat dat onderwerp beter past in de besloten plek van het gezin.

Doel van de vertelling
De kinderen horen in deze geschiedenis, dat je heel dicht bij de Heere Jezus kunt zijn, maar dat je Hem toch niet liefhebt. Ze horen ook, dat er bij de Heere altijd een weg terug is, dat er genade en vergeving is voor de grootste der zondaren.

Introductie van het thema voor de kinderen
(Zie ook het origineel.)
Print dit bord zo groot mogelijk uit of maak het na met gekleurd papier. Vraag wie weet waar zo’n bord staat.
Vraag vervolgens wat dit bord met de Bijbel te maken heeft. Sluit dat gesprekje af met de volgende conclusie:
Er zitten twee waarschuwingen in:
Als je een plan hebt dat verkeerd is, zondig is: Niet doen, ga terug!
Als je gezondigd hebt: Ga terug naar de Heere en vraag om vergeving!
Geef de kinderen de luisteropdracht hoe ze deze twee waarschuwingen in de vertelling horen. (Bij de verwerking komt het terug.)

Zingen
Psalm 41:5
Psalm 130:2
Psalm 22:6, 7
Psalm 69:4
Psalm 1:3, 4
Psalm 32:5
Psalm 73:10, 14
Liederen uit de bundel ‘Tot Zijn eer’:
• Lied 66: Leer Mij o Heer’ Uw lijden recht betrachten
• Lied 69: Neem mijn leven, laat het Heer’

Lezen
Johannes 12:1-8

Kerntekst
Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; Heere! wie zal bestaan? Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt. (Psalm 130:3 en 4)

Vertelling

Wat een blijde dag! In het kleine dorpje Kerioth-Hezron in het zuiden van Judea staat vader Simon met een jongetje in zijn armen. Zijn zoon. Het kindje huilt. Dat is geen wonder. Zijn zoontje is vandaag acht dagen oud en hij is zojuist besneden. Hij hoort erbij, bij Israël. Hij draagt nu het teken van het verbond met de Heere, de God van Israël. Vandaag heeft hij ook zijn naam gekregen. “Judas”, zegt vader zachtjes, terwijl hij het kindje in zijn armen houdt. “Judas, dat zal je naam zijn. Godlover betekent dat. Zoals eens je verre voorvader heette. Juda, de zoon van Jakob.” Stil zijn ze daar bij elkaar, vader en moeder en hun zoontje. Wat zal er uit deze jongen groeien? Zal hij een Godlover zijn, zoals zijn naam betekent? Zal hij de Heere gaan dienen en eren?

Jaren zijn voorbijgegaan. De kleine Judas is groot geworden. Hij heeft op de school van de synagoge gezeten. Hij heeft geleerd uit de Thora, over zijn verre voorvader naar wie hij genoemd is, Juda. Geleerd over de koningen uit zijn stam, koning David, koning Salomo. Hij heeft geleerd over de Messias, Die eens komen zal en het Koninkrijk van David weer zal herstellen. En toen ineens werd er verteld: de Messias is er, de lang beloofde Koning. Met veel ander mensen was hij mee gegaan om die Messias te ontmoeten. Jezus heet Hij. Jezus van Nazareth. Zou deze Jezus de Messias zijn? De Messias zou toch uit zijn eigen stam geboren worden, de stam van Juda? Hij zou niet uit Nazareth, maar uit Bethlehem komen.
Maar toen hij Jezus had gevonden, was hij toch bij Hem gebleven. Hij weet het nog goed. Helemaal aan het begin, toen hij Jezus pas had leren kennen, was de Meester een hele nacht in de bergen gebleven, helemaal alleen. Dat deed Jezus wel vaker, dan ging Hij bidden. En de volgende ochtend had Jezus al Zijn volgelingen bij Zich geroepen. Uit al die volgelingen koos de Meester er twaalf uit. Twaalf mannen, die Hem voortaan altijd zouden volgen, Zijn discipelen zouden zijn. Maar Jezus noemde hen toen ook apostelen. Getuigen, betekent dat. Die twaalf mannen zouden alles gaan zien wat Jezus zou gaan doen en horen wat Jezus zou gaan zeggen, als getuigen. Maar ze moesten ook gáán getuigen. Doorvertellen van wat ze van Jezus hadden gehoord en gezien. En hij, Judas uit Kerioth, was een van die twaalf! Uitgekozen door Jezus om bij Hem te blijven. Om er bij te zijn, als Zijn koninkrijk zou gaan komen! De andere elf kwamen allemaal uit Galilea, hij was de enige die uit Judea kwam. Heeft hij daarom zo’n speciale taak gekregen? Hij moest namelijk het geld bewaren, dat ze onderweg regelmatig kregen, zodat ze eten en drinken konden kopen. Hij droeg de beurs, de portemonnee. Dat was een mooie taak.
En zo is hij een discipel van Jezus geworden, samen met de andere elf mannen. Judas luistert naar Jezus’ woorden. Wat leert hij veel van Hem. Zo heel anders dan vroeger op school. Hij veert op, als Jezus vertelt over Zijn Koninkrijk. Maar het gaat vaak wel heel anders dan Judas denkt. Jezus doet vaak grote wonderen. Hij heeft zelfs doden levend gemaakt! Aan duizenden mensen eten gegeven, die niets bij zich hadden. Zijn leven gered, toen hij met de andere discipelen in het scheepje bijna verging in de hevige storm op het Meer van Galilea. Jezus heeft hem samen met een andere discipel erop uitgestuurd om ook te gaan preken. Dat heeft hij gedaan, ze hebben zelfs zieken kunnen genezen en duivelen kunnen uitwerpen.

---

Wanneer is het toch misgegaan? Want het is misgegaan. Als Judas naar Jezus kijkt, weet hij één ding zeker: Jezus ís geen Koning en Hij wórdt geen Koning. Het Koninkrijk van Israël zoals in de tijd van koning David, komt niet terug door deze Jezus. De Romeinen zijn en blijven de baas. Drie jaar volgt hij deze Meester nu al. Waar blijft de rijkdom en macht van het koninkrijk waar hij op gehoopt had? Judas is teleurgesteld. En die teleurstelling groeit. Hij hoopte een belangrijk man te worden als discipel van Jezus. Maar dat zit er niet in, dat merkt hij steeds vaker. Af en toe haalt hij wat uit de beurs met geld, die hij moet bewaren. Niemand die het merkt. Wat moet hij doen? Weggaan bij de Heere Jezus?

Het is sabbat. Judas is met de Heere Jezus en de andere discipelen in Bethanië. Ze zullen komende week naar Jeruzalem gaan om daar het Pascha te vieren. Vanavond, als de sabbat voorbij is, zijn ze uitgenodigd in het huis van Simon de Melaatse om met elkaar te eten. En dan is daar zomaar stilletjes Maria, de zus van Lazarus en Martha. In haar handen heeft ze een kruikje met zalf. Kostbare, dure narduszalf. Ze loopt naar de Heere Jezus toe, breekt de hals van het kruikje af en giet alle narduszalf over Jezus’ hoofd en over Zijn voeten.
Woede laait op in Judas’ hart. Wat doet Maria daar? Waarom zalft ze de Heere Jezus? En ze gebruikt niet een paar druppeltjes, zoals het normaal gebeurt, maar ze giet in één keer het hele flesje leeg. Daar zat wel een pond in. De heerlijke geur van de nardus ruik je door het hele huis. Het is de geur van de liefde van Maria voor de Heere Jezus. Jezus ruikt die heerlijke geur. Jezus weet van de liefde in Maria’s hart. Waarom ze alle zalf gebruikt en niet een klein beetje. Maar Judas rekent. Een pond van die kostbare zalf, dat komt neer op 300 penningen. Een jaarsalaris! Zo maar. In één minuut, weg. Voor Jezus. Met ingehouden woede kijkt hij naar wat Maria doet. “Wat een geldverspilling! Waarom dit verlies? Zomaar weg, kwijt! Die zalf had wel verkocht kunnen worden voor 300 penningen en nu is het in één keer weg! Dat geld had beter aan de arme mensen gegeven kunnen worden!” Boosheid vervult zijn hart. Juist bij het zien van zoveel liefde voor Jezus, kan hij zich niet meer inhouden. De andere discipelen zijn het met hem eens en zijn ook boos op Maria.
En Jezus? Hij weet wel, dat Judas dit niet zegt uit medelijden met de arme mensen. Hij weet dat Judas regelmatig geld voor zichzelf uit de beurs steelt. En dat hij daarom liever die 300 penningen in zijn beurs had gehad. De Heere neemt Maria in bescherming tegen de boosheid van Judas en de andere discipelen. “Laat haar haar gang gaan,” antwoordt Hij. “Zij heeft dit gedaan tot een voorbereiding van Mijn begrafenis”. Nardus is de zalf waarmee de doden gezalfd worden voor hun begrafenis. Maria heeft dat nu al gedaan. Nu de Heere Jezus nog leeft. Zo laat zij haar liefde zien. “De armen hebt u altijd bij u, om daar voor te zorgen, maar Mij hebt u niet altijd bij u.”
Nu weet Judas het zeker. Jezus is niet de Messias Die hij verwachtte. Opnieuw had Hij het over Zijn begrafenis. En dan die verspilling door Maria, het maakt hem woedend. Het koninkrijk van Israël? Macht en rijkdom? Bij Jezus is hij daarvoor aan het verkeerde adres. Zijn hoop op een goede, mooie toekomst met Jezus is weg. Heel vaak heeft Jezus het gehad over sterven, over heengaan. Nu weer. Het is klaar. Een man die begraven gaat worden kan nooit de Messias van Israël zijn. Vanavond heeft hij het gemerkt, juist toen Maria kwam: Jezus heeft hem bedrogen. Hij wil Jezus niet langer volgen.
Judas weet precies bij wie hij moet zijn. Hij gaat naar de overpriesters. Die 300 penningen zijn verloren, maar hij zal zien, hoeveel hij toch nog aan Jezus kan verdienen. Verbaasd kijken de overpriesters op, als Judas bij hen komt in de tempel. “U wilt toch Jezus van Nazareth gevangen nemen en Hem doden? Ik kan daarbij helpen. Hoeveel wilt u daarvoor aan mij betalen? Dan zal ik Hem aan u overleveren, zodat u Hem gevangen kunt nemen.” Ze spreken samen af dat het loon dertig zilveren penningen zal zijn.
Dertig zilveren penningen… Dat is de prijs die aan iemand betaald moet worden aan de eigenaar van een slaaf, als die slaaf is gestorven door de trap van jouw dier. Een slavenprijs. Hoe kan het toch, Judas. Is de Meester je niet meer waard dan een slaaf? Heb je Hem dan nooit echt liefgehad? Heeft Hij je dan slecht behandeld? Is Hij niet altijd goed voor je geweest? Ooit hield je vader je in zijn armen en noemde je Judas. Godlover. En ga je nu bij de Heere weg? Verraad je Hem voor dertig zilverlingen?
Wat erg, dat je zoveel van de Heere Jezus kunt weten, en dat je Hem toch niet kent. Dat je elke dag over Hem hoort, dat Hij elke dag voor je zorgt, en dat je Hem toch niet liefhebt. Dat je een mooie naam hebt: christen, maar dat je toch niet bij Christus hoort…

Het is donderdagavond. De Heere Jezus viert met Zijn discipelen het Pascha. Op de tafel ligt het geslachte Lam. Hij weet, Ik ben als dat Lam. Morgen word Ik als een Lam ter slachting geleid. Hij kijkt de kring van Zijn discipelen rond. Drie jaar lang heeft Hij hen bij Zich gehad. Heeft Hij hen veel geleerd over Zijn Koninkrijk. En een van hen zocht een ander koninkrijk. Het koninkrijk van macht en rijkdom. En zomaar ineens klinkt Zijn stem: “Voorwaar, voorwaar Ik zeg u, dat een van u Mij zal verraden.” Verschrikt kijken de discipelen hun Meester aan. Iemand van hen? Die nu aan tafel ligt? “Ben ik het Heere?” zo vragen ze om de beurt. “Ben ik het, Rabbi?” zo vraagt ook Judas. “U hebt het gezegd,” antwoordt de Heere Jezus. En Hij neemt een stuk brood, doopt het in de bittere saus en geeft het aan Judas. En dan wordt het zo donker in Judas’ hart. Geen plaats meer voor Jezus. Maar alleen maar plaats voor de satan, de vorst van de duisternis. Judas beseft, dat Jezus weet wat zijn plannen zijn. “Wat u wilt gaan doen, doe het haastig.” Dan staat Judas op. Hij moet hier weg. Hij kan het bij Jezus niet langer uithouden. Een ogenblik later staat hij buiten. En het is nacht. Nacht om hem heen. Het is ook een stikdonkere nacht in zijn ziel. De nacht van de zonde. Hij gaat zijn plan uitvoeren.

---

Wat een verschrikkelijke dag. Radeloos is hij. Wat heeft hij toch gedaan? Een verrader is hij. Nu heeft hij zijn dertig zilverlingen, maar het is bloedgeld. “Vriend”, zei Jezus vannacht tegen hem. “Vriend, waarvoor ben je hier?” Vriend? Een verrader is hij. En hoe! Met een kus! Met een kus als afgesproken teken om aan te wijzen wie de soldaten vannacht in Gethsémané gevangen moesten nemen. Jezus had het hem gevraagd. Niet boos, maar zo maar gevraagd, zoals alleen Jezus dat kon: “Judas, verraad je nu de Zoon des Mensen met een kus?” Hij had gezien, hoe Jezus Zich vrijwillig liet vastbinden, meenemen. Als een gevaarlijke moordenaar was Hij afgevoerd. Judas’ taak zat erop. Hij heeft zijn geld gekregen. Maar nu beseft hij wat hij heeft gedaan. Hij heeft Jezus verraden, Die onschuldig is. Hij heeft gezondigd! Godlover is zijn naam. Een verrader is hij geworden. Wat moet hij toch doen? Het vonnis is geveld, Jezus is veroordeeld door het Sanhedrin. Hij zal gedood worden.
Dát kan hij doen. Naar de overpriesters terug gaan en zeggen, dat ze Jezus vrij moeten laten, Hem niet moeten doden. Dat hij zich vergist heeft en dat Jezus onschuldig is. Hij haast zich naar de tempel. Daar zijn de overpriesters en de ouderlingen. “Ik heb gezondigd!” zo roept hij het uit. “Ik heb onschuldig bloed verraden!” Zullen ze hem helpen? Zullen ze nog ingrijpen, voor Jezus gedood wordt? Onbewogen kijken de mannen hem aan. “Wat gaat ons dat aan? U moet maar zien! Zoek het zelf maar uit.” Ze kijken toe, hoe Judas zijn dertig zilveren penningen in de tempel gooit, hoe hij wegloopt.
Waarheen? Naar Golgotha, Judas! Ga naar Golgotha! Daar hangt Jezus aan dat verschrikkelijke kruis. Dat is zo. Maar ga naar Hem toe en hoor hoe Hij bidt voor Zijn moordenaars: “Vader, vergeef het hun!” Ga naar Hem toe, kniel voor de Heere Jezus neer en vertel Hem, wat je net zei tegen de priesters: “Ik heb gezondigd!” Die priesters wilden je niet helpen. Maar heeft Jezus ooit iemand weggestuurd, die naar Hem toekwam? Ga naar de Heere Jezus en lees op het bordje: Hij is de Koning der Joden! Niet zoals jij verwachtte, maar een Koning Die dient. Die Zelfs een moordenaar naast Hem nog het eeuwige leven schenkt. Vlucht naar het kruis!
Maar Judas vlucht niet naar Jezus. Hij vlucht wég van Jezus. Dan ga je verloren. Voor eeuwig verloren. Judas sterft. En op Golgotha hangt Jezus. Met wijd uitgebreide armen. Kom tot Mij, laat Mij je Koning zijn. Hij hangt daar om te sterven, opdat een zondaar niet hoeft te sterven. Zul je nooit met je zonden bij die Koning vandaan vluchten? Dat overleef je niet. Vlucht naar Hem toe. Daar is vergeving, zelfs voor de grootste van de zondaren.

Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte

• Kerioth-Hezron
Judas’ bijnaam vermeldt zijn afkomst. Dit om hem te onderscheiden van de andere Judas onder de discipelen. Iskarioth betekent ‘man van Kerioth of Karioth’. Kerioth-Hezron lag in het zuiden van Juda. De stad wordt genoemd in Jozua 25:15. De stad wordt ook Hazor genoemd, maar om de stad te onderscheiden van Hazor dat bij Kades ligt, wordt de naam Hezron gebruikt. In Moab lag ook een stad die Kerioth heette, daarom de toevoeging: Kerioth-Hezron.

• Judas
De naam Judas komt van Juda, de vierde zoon die Jakob en Lea kregen. Lea zegt waarom ze hem Juda noemt: Genesis 29:35: En zij werd weder bevrucht en baarde een zoon, en zeide: Ditmaal zal ik de HEERE loven. Daarom noemde zij zijn naam Juda.
De naam Juda, in het Hebreeuws Jehoeda, wordt in verband gebracht met het werkwoord ‘loven’, dat wil zeggen: prijzen. In het Hebreeuws zit er ook de notie van ‘danken’ in. Het betekent dus zoveel als lofprijzing.
De Griekse en Latijnse vorm van Juda is Judas.
Het woord Jood is afgeleid van Jehoeda/Juda. De naam Joden wordt een aanduiding voor alle Israëlieten die na de Babylonische ballingschap zijn overgebleven.

• Judas, de penningmeester
Judas Iskáriot beheert binnen de discipelkring het geld (Joh. 12:6). Jezus en de discipelen leven van giften, die ze gebruiken voor hun eigen levensonderhoud. Ze geven daarvan ook aan armen en hulpbehoevenden. Als een discipel geld krijgt van iemand, geeft hij dat aan Judas. Judas is dus de penningmeester van de groep. Dat is de reden waarom Judas in deze geschiedenis reageert op de zogenaamde verspilling van de olie. Als de geldteller van de groep ziet hij het geld wegstromen als Maria de zalf over Jezus giet. De evangelist Johannes beschuldigt Judas in dit gedeelte van diefstal. Judas zou liever het geld in zijn eigen buidel hebben gehad. (Bron: BMU)

• Dertig zilverlingen
Dit woord betekent gewoonlijk een sikkel. Dertig zilverlingen was de prijs die voor een slaaf, die door de os van een ander gedood was, betaald moest worden door de eigenaar van die os. Ex. 21:32 Indien de os een knecht of dienstmaagd stoot, hij zal zijn heer dertig zilverlingen geven en de os zal gestenigd worden.
Zo schijnt het dat de overpriesters Christus niet meer waard vonden dan een slaaf.
De Heere klaagt hierover in Zacharia 11:12, 13 En zij hebben Mijn loon gewogen, dertig zilverlingen. Doch de HEERE zeide tot Mij: Werp ze heen voor de pottenbakker; een heerlijke prijs welke Ik waard geacht ben geweest van hen.
Deze profetie is letterlijk vervuld.

• De verantwoordelijkheid van Judas
Dat Judas een van de twaalf is geweest, zorgt voor heel moeilijke vragen. Wat bewoog hem om Jezus te volgen? Had hij, net als de anderen gedacht dat Jezus de Joden zou verlossen van de Romeinen? Was hij langzamerhand teleurgesteld geraakt, omdat Jezus heel anders was dan hij eerst gedacht had? En waarom nam Jezus hem op in de discipelkring? Waarom koos Hij ook Judas uit? We vinden er met ons verstand geen antwoord op. Veel dingen heeft God ons niet geopenbaard. Blijkbaar vindt de Heere het voor ons niet belangrijk. Toch een aantal opmerkingen:
1. Gods plan en Judas’ verantwoordelijkheid sluiten elkaar niet uit. Wij willen alles begrijpen, maar dat kan niet. De Bijbel laat Gods regering en onze verantwoordelijkheid naast elkaar staan. Ons verstand redeneert, dat dat niet kan. De Bijbel leert, dat dat wel kan.
2. God gebruikt ook het kwaad in deze wereld om Zijn doel te bereiken. De duivel moest, om het zo te zeggen, meewerken aan de redding van zondaren. De duivel heeft onze ondergang op het oog, de Heere ons behoud.
3. De Schrift moest vervuld worden. Woorden van profeten over verraad vinden hun diepste vervulling in de daad van Judas. Denk aan de hierboven genoemde teksten uit Zacharia 11, maar ook aan Psalm 41:10: Zelfs de man mijns vredes, op welke ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft de verzenen tegen mij grotelijks verheven. In Christus worden de profetieën vervuld. Doch dit alles is geschied, opdat de Schriften der profeten zouden vervuld worden. Matt. 26:56.
4. Hebzucht en geld is een enorme duivelse macht. Judas kon het niet uitstaan dat Maria de Heere Jezus zalfde met peperdure zalf. Juist bij het zien van zoveel oprechte liefde komt Judas’ haat openbaar. Een penning is het dagloon van een arbeider. 300 penningen komt dus neer op een jaarsalaris. Direct na deze gebeurtenis gaat Judas naar de Joodse raad. De manier waarop hij het vraagt, verraadt zijn geldhonger: “Hoeveel krijg ik, als ik Jezus aan jullie overlever?”
5. Jezus toont steeds Zijn zachtmoedigheid en liefde tot Judas. Had Jezus, toen Hij ook Judas riep, zijn ondergang op het oog? Nee, integendeel! Zelfs in de Hof van Gethsémané biedt Jezus aan Judas de mogelijkheid om tot inkeer te komen: “Vriend, waartoe zijt gij hier?” Het berouw dat Judas heeft, komt niet voort uit de liefde. Daarom werkt het verharding en een vluchten bij God vandaan. Berouw zonder liefde voert tot wanhoop en vertwijfeling. En zo voert de duivel Judas mee naar het eeuwige verderf. (Bron: Volgen, twaalf jongeren in het spoor van de Meester, door Dirk Jan Nijsink)

• Judas’ dood
Bewust is in de vertelling van deze schets nauwelijks ingegaan op de zelfmoord van Judas. Niet omdat we het moeten verzwijgen. Wel, omdat dit een onderwerp is, waarover alleen met de grootst mogelijke voorzichtigheid moet worden gesproken. Er kunnen kinderen zijn, die zoiets hebben meegemaakt. Dat grijpt diep in. Dan passen geen makkelijke antwoorden en conclusies.
Kinderen kunnen hierover met vragen komen. In het geval van Judas is het duidelijk, omdat Gods Woord hier duidelijk over is, hij wordt een “een zoon des verderfs” genoemd. Maar over wat kinderen meemaken of meegemaakt hebben in hun familie of kennissenkring past het ons om nooit een oordeel te geven.
Op Golgotha wilde Jezus hangen vanwege de hemelhoge schuld van allen die in Hem geloven. Hij sterft vanwege de zonde. Judas heeft zichzelf verhangen, vanwege zijn eigen hemelhoge schuld. Hij sterft in zijn zonde.
Dat moet ons maar stil maken. En we bidden: Heere, houd ons vast door Uw genade.

Belijdenisgeschriften
Heidelbergse Catechismus
Zondag 51, over de vergeving der zonden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2021

Kompas Handleiding | 14 Pagina's

Handleiding 7: Judas

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2021

Kompas Handleiding | 14 Pagina's