Handleiding 1: Levi de tollenaar
Toelichting op het thema
Dit jaar gaan de Kompasschetsen over de discipelen. Deze schets gaat over Levi, die ook Mattheüs wordt genoemd. Hij wordt geroepen door de Heere Jezus, Die sprak: ‘Volg Mij’. Hij was een man van cijfers en geldbedragen. Dat kun je merken aan zijn evangeliebeschrijving. Hij werd een volgeling van de Heere Jezus. Uiteindelijk werd hij de schrijver van het Evangelie van Mattheüs, het Evangelie dat speciaal geschreven is voor de Joden.
Doel van de vertelling
In deze schets willen we de kinderen laten zien hoe Levi/Mattheüs op Jezus’ woord ‘Volg Mij’ alles in de steek liet en Hem ging volgen. Jezus’ woord is met macht, ook in onze tijd. Hij spreekt door Woord en Geest. Hij is gekomen om te roepen zondaren tot bekering.
Introductie van het thema voor de kinderen
Hierna volgen twee werkvormen om het thema te introduceren. Kies één van de werkvormen voor je het verhaal vertelt.
Kom na het vertellen van het verhaal nog even terug op de gekozen werkvorm.
Werkvorm 1
Verdeel de groep in tweetallen. Bind één van de twee een blinddoek voor. Geef degene zonder blinddoek de opdracht om het kind met de blinddoek door mondelinge aanwijzingen te geven een rondje door de zaal te laten lopen, maar dan zo dat dat kind weer veilig en zonder ongelukken op zijn stoel terugkomt.
Bespreek met de kinderen hoe het was om geblinddoekt rond te lopen. Bespreek in ieder geval de volgende punten:
• Je hoort alleen een stem, die je achterna kunt gaan; je ziet niets en je weet dus ook niet waarheen je loopt.
• Voor het doel van de tocht en je eigen veiligheid moet je volledig op de pratende persoon vertrouwen.
• Misschien zijn er kinderen stokstijf blijven staan. Waren zij bang?
Bespreek vervolgens dat het volgen van de Heere ook betekent dat je Zijn wil doet, in het volste vertrouwen dat Hij zal zorgen en zal leiden. Dat is zo bij mensen die Hij roept om een ambt te dragen (dominee, ouderling, diaken, zendeling enzovoorts). Dat is ook zo bij anderen die Hij roept om Hem te dienen en Hem lief te hebben.
Geef aan dat je nu een verhaal gaat vertellen over de roeping van één van zijn discipelen. De Joden hadden een hekel aan hem, maar Jezus wilde hem tot Zijn discipel maken.
Werkvorm 2
Schrijf midden op een whiteboard of groot wit vel het woord ‘Ambten’. Inventariseer met de kinderen welke ambten we kennen. Dominee, ouderling en diaken. (Misschien noemen ze ook nog zendeling of evangelist, je kunt dan aangeven dat de Heere verschillende mensen op allerlei manieren inzet in Zijn koninkrijk). Vraag aan de kinderen hoe iemand ambtsdrager wordt.
Bespreek vervolgens dat de Heere Jezus ook mensen riep om Hem te volgen. Hoe noem je deze mensen? (Discipelen, apostelen). Weten de kinderen enkele namen?
Geef aan dat je nu een verhaal gaat vertellen over de roeping van een discipel. De Joden hadden een hekel aan hem, maar Jezus wilde hem tot Zijn discipel maken.
Zingen
Psalm 1:1 Welzalig hij die in der bozen raad
Psalm 1:3 Gans anders is ’t met hem die ’t kwaad bemint
Psalm 2:7 Welzalig zij, die naar Zijn reine leer
Psalm 6:2 Vergeef mij al mijn zonden
Psalm 25:6 Wie heeft lust den Heer’ te vrezen
Psalm 86:6 Leer mij naar Uw wil te hand’len
Psalm 103:2 Looft Hem, Die u, al wat gij hebt misdreven
Lied: Tot Zijn eer, Lied 43: ‘Heer’, wat wilt Gij dat ik doe?’
Lezen
Mattheüs 9:9–13
Kerntekst
Mattheüs 9:12 en 13: Maar Jezus zulks horende, zeide tot hen: Die gezond zijn, hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. Doch gaat heen en leert wat het is: Ik wil barmhartigheid, en niet offerande; want Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.
Mattheüs 9:9: En Jezus vandaar voortgaande, zag een mens in het tolhuis zitten, genaamd Mattheüs, en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem.
Vertelling
Kijk, daar loopt de Heere Jezus. Hij gaat door het stadje Kapernaüm. Hij is net vertrokken uit Zijn huis en nu loopt hij in de richting van het Meer van Galilea. Nog even en dan is Hij buiten de stad, vlakbij het meer.
In de buurt van de stadspoort is het behoorlijk druk. Allerlei mensen lopen daar. Joden, Romeinen, handelaars uit verre landen. Zie je wat sommige Joodse mensen doen? Zomaar opeens steken ze over en gaan ze aan de andere kant van de straat lopen. Want dat ene gebouw, daar blijven ze liever uit de buurt. Sommigen spugen op straat als ze dat gebouw zien. Want dat gebouw is het kantoor van de tollenaars. Daar werken die landverraders, die gehate belastinginners. Daar moeten de Joodse mensen hun belasting betalen. En die belasting gaat voor een deel naar de Romeinen, die ze zó haten. En het andere deel? Dat verdwijnt in de zakken van de tollenaars. Die worden rijk van hun geld! Die tollenaars, het zijn rovers en bedriegers. Daarmee doen ze veel zonde. En daarom haten de Joden de tollenaars zo.
Zie je dat de Heere Jezus het anders doet? Hij gaat niet aan de overkant lopen. Hij spuugt niet verachtelijk op de grond. Hij mompelt geen scheldwoord tegen de tollenaars. Nee, Hij doet iets anders. Hij laat zien dat Hij juist zondaars zoekt tot bekering.
Kijk maar: Jezus staat stil. Nee, Hij gaat niet het tollenaars-kantoortje binnen om belasting te betalen. Hij kijkt alleen maar. Want daar in het tolhuis zit een man. Levi heet hij. Ze noemen hem ook wel Mattheüs. En Jezus zoekt die Levi, die Mattheüs. Hij kijkt hem aan. Niet met boosheid, niet met minachting. In Jezus’ ogen is liefde en ontferming. Zacht, maar duidelijk klinkt Jezus’ stem: ‘Volg Mij!’ Wat een macht klinkt er door in die stem! Mattheüs hoort het. Mattheüs ziet hoe Jezus hem aankijkt. Hij ziet in Jezus ogen niet, wat hij gewend is te zien: haat en verachting. Hij ziet in Jezus’ ogen bewogenheid, liefde. ‘Volg Mij!’ Hij kan niet weigeren, en hij wil niet weigeren. Want als Jezus roept, dan wil je maar één ding: naar Hem luisteren, Hem volgen, Hem dienen en doen wat Hij zegt. Dat geeft ware vreugde.
Mattheüs staat op. Hij kijkt niet meer naar het tolgeld. Hij denkt niet meer aan rijk worden. Het lijkt net of het goud en het zilver hun glans hebben verloren, of Jezus’ liefde meer glanst dan al het goud en zilver van de hele wereld. Hij voelt wel dat hij zondig bezig was. Nu wil hij Jezus volgen, waar Hij ook gaat. Hij wil Zijn wil doen, Hem dienen. Hij wil Zijn discipel zijn.
Die dag is er vreugde en blijdschap in het huis van Mattheüs. Hij geeft zijn knechten de opdracht om een grote maaltijd gereed te maken. In de ruime kamer staat de tafel vol met heerlijk eten en drinken. Veel mensen zijn gekomen. Mattheüs zit aan tafel, Jezus en Zijn discipelen ook. Mattheüs’ vrienden zijn ook gekomen. Er is vreugde en blijdschap. Er wordt feest gevierd. Een zondaar is tot bekering gekomen.
Ook buiten staan mensen. Het zijn deftige Joodse mannen: de Farizeeën. Zij zijn niet blij. Ze kijken boos en ontevreden. Zien ze dat goed? Als ze door de open deur naar binnen kijken, zien ze daar Jezus bij Mattheüs de tollenaar aan tafel zitten. Hoe kan het dat Hij zich inlaat met zo’n zondaar, met zo’n landverrader? En zien ze goed dat daar aan tafel, naast Jezus’ discipelen, nog andere tollenaars zitten, en ook nog andere grote zondaars? Wil Jezus met hén aan tafel zitten? Wil Hij bij hen horen? Weet Hij dan niet, hoe goddeloos die mensen zijn?
Eén van de Farizeeën spreekt de discipelen aan. Hij vraagt: “Waarom eet jullie Meester met de tollenaren en zondaren?” Dat klinkt beschuldigend! Maar Jezus hoort het ook. Hij geeft antwoord. “Als je gezond bent, heb je natuurlijk de dokter niet nodig. Maar als je ziek bent, wel.” De Farizeeër voelt wel wat Jezus bedoelt. Hij vindt dat hij zelf heel goed leeft, daarom heeft hij Jezus niet nodig. Die tollenaar, die Mattheüs, ziet wél hoe slecht hij is. Daarom heeft hij Jezus wel nodig. Maar lang kan hij er niet over nadenken. Jezus praat al weer verder. Hij zegt: “Jullie moeten leren wat het betekent dat de profeten vroeger al zeiden dat de Heere barmhartigheid wilde en geen offers.” Ook dat begrijpt de Farizeeër wel. Jezus bedoelt natuurlijk dat zij barmhartig voor anderen moeten zijn. Ze zijn zó precies in het houden van Gods wetten en in het brengen van offers, dat ze eigenlijk vergeten om goed voor anderen te zorgen. En nu zegt Jezus dat ze beter goed voor anderen kunnen zorgen dan zo heel druk bezig zijn met alle offers voor de Heere. Dat komt hard aan.
Maar Jezus spreekt nog verder. Hij zegt: “Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering”. De Farizeeër snapt wel wat Hij bedoelt. Ik roep geen mensen die van zichzelf vinden dat ze goed genoeg zijn. Ik ben gekomen om zondige mensen zalig te maken.
Kijk, daar zit Mattheüs. Hij is oud geworden. Maar schrijven kan hij nog heel goed. Vroeger schreef hij cijfers en getallen met pen en papier. Daar was hij goed in. Nu schrijft hij letters en woorden. Hij schrijft wat hij heeft gezien en gehoord van de Heere Jezus. Hij schrijft een Evangelie, een blijde boodschap, het Evangelie van Mattheüs. Het is speciaal bestemd voor de Joden. Hij wil de joden laten zien dat de Heere Jezus de beloofde Messias is, dat in Hem alle profetieën uit het Oude Testament vervuld zijn. Opdat de Joden zouden luisteren naar Jezus’ roepstem: ‘Volg Mij!’ Zo heeft de Heere Mattheüs willen gebruiken. De Heere heeft het zo bestuurd. Jij kan nu nog in je Bijbel lezen van Levi de tollenaar. Jezus sprak tot hem: “Volg Mij.” En zo spreekt Jezus ook nu nog door Mattheüs tot jou: ‘Volg mij’. Dien je Hem?
Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte voor leidinggevenden
Levi, de zoon van Alfeüs
Levi wordt in Markus 2 vers 14 ‘de zoon van Alfeüs genoemd. Ook komen we zijn naam nog tegen in Handelingen 1 vers 13, waar de apostelen na de hemelvaart van de Heere Jezus bijeen zijn in een opperzaal in Jeruzalem. Verder lezen we van Levi niets meer. Zijn Griekse naam is Mattheüs (= gave Gods).
Mattheüs, de evangelist
Mattheüs, de discipel van de Heere Jezus, is ook de schrijver van het Evangelie naar de beschrijving van Mattheüs. Er is niet één Evangelie waarin zoveel verwijzingen naar het Oude Testament staan als in het door Mattheüs geschreven Evangelie. Levi was daarvan heel goed op de hoogte en had er ook veel kennis van. Blijkbaar was hij er vroeger bij opgevoed.
Levi, de tollenaar, mocht de gaven (waaronder zijn schrijfkunst) die hij had ontvangen, later gebruiken in dienst van de Heere. Hij gebruikte ze niet meer voor zichzelf, maar voor Zijn Meester, Die hem riep en tot heil van zijn medemens.
Levi’s roeping beschreven door Mattheüs, Markus en Lukas
De drie evangelisten Mattheüs, Markus en Lukas beschrijven de geschiedenis van de roeping van Levi. Ze doen dit alle drie vanuit hun eigen gezichtspunt.
Mattheüs (Levi zelf) schrijft zijn Evangelie vooral met het doel om de Joden te laten zien dat Jezus de beloofde Messias is. Hij geeft nauwelijks toelichting bij Joodse gebruiken en gewoonten. Verder gebruikt hij vaak de benaming ‘Zoon van David’ als hij het over de Heere Jezus heeft. Ook laat hij telkens zien hoe in Jezus’ leven de oudtestamentische beloften in vervulling gaan. Dit verklaart wellicht waarom Mattheüs als enige evangelist in deze geschiedenis vermeldt dat Jezus zegt: “Doch gaat heen en leert wat het is: Ik wil barmhartigheid, en niet offerande”.
Markus schrijft vooral voor niet-Joden. Hij legt in zijn Evangelie geregeld dingen uit die voor Joden meteen duidelijk zouden moeten zijn.
Lukas schrijft zijn Evangelie voor Theofilus, een niet-Jood met een hoge positie, die geïnteresseerd was in het christendom. Het Evangelie van Lukas is dus met name geschreven voor christenen zonder een Joodse achtergrond. Lukas beschrijft van alle evangelisten het meest hoe het Evangelie uit gaat naar tollenaren en zondaren.
Tollenaars, het tolstelsel en de sociale positie van tollenaars
Ten tijde van het Nieuwe Testament moest er schatting worden betaald aan het Romeinse Rijk. Romeinse ambtenaren verkochten de rechten om belasting te heffen in een bepaalde streek aan de hoogste bieder. De belastingambtenaar (de hoogstgeplaatste tollenaar) huurde mannen uit de streek in om als belastinginner (tollenaar) op te treden. Zowel de ambtenaar als de belastinginner vroegen extreem hoge belastingen, zodat er naast het geld wat ze aan de Romeinen schuldig waren, nog een groot bedrag voor henzelf overbleef. Levi was waarschijnlijk een plaatselijke belastinginner. De Joden moesten niets hebben van de tollenaars. Zij beroofden hen van hun geld, maar ze werden ook gezien als landverraders. Tollenaars werden vaak in één adem genoemd met “zondaren”. De naam tollenaar was daarom ook een scheldnaam. Joodse leiders vonden Jezus’ vriendelijke omgang met tollenaars daarom niet te verteren.
Roeping tot het ambt
De Heere Jezus neemt een tollenaar op in Zijn discipelkring. Het is goed te begrijpen dat de schriftgeleerden zich ergeren aan dit gedrag. Als Jezus hem roept, aarzelt hij niet, laat alles achter en stelt zijn leven in dienst van het Evangelie.
Behalve dat Hij Levi roept tot bekering, roept Hij hem ook tot het ambt. Later is Levi apostel geworden. In dit stuk komt naar voren dat een bijzondere taak vraagt om een bijzondere roeping.
Belijdenisgeschriften
Dordtse Leerregels hoofdstuk 3/4 artikel 8 en 9 behandelen (on)geloof als reactie op de roeping door het Evangelie.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 2020
Kompas Handleiding | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 2020
Kompas Handleiding | 16 Pagina's