Handleiding 1a: Laat de kinderen tot Mij komen
Kinderen in de Bijbel
Toelichting op het thema
Dit jaar behandelen we in Kompas het thema ‘kinderen in de Bijbel’. In de Bijbel worden regelmatig kinderen bij name genoemd. Dit is de eerste vertelling in deze serie. Het is ook de eerste vertelling in een nieuw verenigingsseizoen.
Doel van de vertelling
Het doel van de vertelling kunnen we het best weergeven met de woorden die de Heere Jezus Zelf sprak: Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet, want derzulken is het Koninkrijk Gods. Het Koninkrijk van de Heere is ook voor kinderen! Kinderen zijn welkom bij de Heere Jezus. Je bent nooit te jong of te klein om tot Hem te gaan.
Introductie van het thema voor de kinderen
In de Bijbel gaat het regelmatig over kinderen. Laat de kinderen een aantal namen noemen en schrijf ze op een groot vel papier. Vraag daarna bij elke naam wat ze ervan weten en schrijf dat er in steekwoorden bij. Vraag ook: “Waaraan kun je merken of dit kind de Heere diende?” Dit blad kun je bij de volgende vertellingen steeds weer gebruiken. Daarna kun je naar de vertelling van vandaag.
Zingen
Psalm 8:2
Psalm 22:12 en 16
Psalm 25:6
Psalm 34:6
Psalm 81:1, 7, 11 en 12
Psalm 105:3 en 5
Psalm 115:7
Psalm 119:5
Psalm 131
Lied uit ‘Tot Zijn eer’: Gedenk aan je Schepper
Voor jonge kinderen: Eenmaal mochten kinderen
Lezen
Markus 10:13-16
Kerntekst
Maar Jezus dat ziende, nam het zeer kwalijk en zeide: Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods (Markus 10:14).
Eenmaal mochten kinderen
1. Eenmaal mochten kinderen
Rondom Jezus staan
Niemand mocht ze hinderen
Om tot Hem te gaan
2. Vriendelijke woorden
Heeft Hij toen gezegd
Zegenende handen
Op hun hoofd gelegd
3. Zo heel dicht bij Jezus
Kan ik nu niet staan
Hij is naar de hemel
Weer teruggegaan
4. Maar nu klinkt Zijn stemme
Zo vol heerlijkheid:
‘k Heb voor al Mijn kinderen
Hier een plaats bereid.
Vertelling
“Heb je het gehoord? De Heere Jezus komt in ons dorpje. Ik ga naar Hem toe. En ik neem mijn baby mee. Ik ga vragen of Hij hem wil zegenen…” In een plaatsje aan de oostkant van de Jordaan staat een groepje mensen. Sommigen dragen een kindje op de arm, anderen hebben een kind aan hun hand. Er zijn kinderen die nog maar net kunnen lopen. Anderen nog helemaal niet…
Ze hebben gehoord dat de Heere Jezus heel dichtbij is. Ze zeggen tegen elkaar: “Er komen zoveel mensen bij Hem en Hij heeft nog nooit iemand weggestuurd. Wij gaan ook naar Hem toe, met onze kinderen! Zij hebben de zegen van de Heere nodig!”
Het zijn niet alleen vrouwen, moeders, die naar de Heere Jezus gaan. Nee, er zijn vaders bij, zussen en broers, opa’s en oma’s. Ze weten: Alleen als de Heere je zegent, ben je echt gelukkig!
Als ze bij de plaats komen waar de Heere Jezus is, zien ze allerlei zieke mensen. Zij zijn ook op weg naar de Heere. Ze willen graag weer gezond worden. En ja, de Heere verhoort hun gebed. Hij maakt hen beter. Blij gaan ze terug naar huis!
Kijk, weer komt er een groep mensen naar Hem toe. Dit keer zijn het farizeeën. Ze komen met een vraag naar de Heere Jezus; een strikvraag… Ook zij mogen bij Hem komen; zij worden niet weggestuurd. De Heere Jezus geeft hen een antwoord.
Er komen nog meer mensen. De Heere onderwijst hen. Hij leert hen hoe ze zalig kunnen worden. Ook tollenaars en zondaars, mensen die grote zonden hebben gedaan, mogen bij Hem komen. Zij worden niet weggestuurd.
En nu komen ook de mensen met hun kleine kinderen bij de Heere Jezus.
Maar dan… opeens klinken er boze stemmen. Een paar mannen vragen: “Wat komen jullie met die kinderen doen? Willen jullie met die kleine kinderen naar de Heere Jezus? Dat kan echt niet; die kinderen zijn nog veel te klein om naar onze Meester toe te gaan. Ze begrijpen toch nog niet wat Hij zegt! Ga maar weer terug naar huis. Later, als ze groot zijn, dan mogen ze terug komen! De Heere Jezus heeft nu geen tijd voor ze. Hij heeft het veel te druk!”
Wie sturen die kinderen weg? Zijn het Farizeeërs? Of proberen de Schriftgeleerden hen tegen te houden? Nee… het zijn de discipelen van de Heere Jezus!
Daar staan die mensen met hun kinderen. Ze zijn geschrokken! Mogen hun kinderen niet bij de Heere komen? Wil Hij hun kleine kinderen niet zegenen? Zijn ze nu voor niets gekomen? Maar… Hij is toch de Enige Die hun kinderen kan zegenen? Teleurgesteld willen ze zich omkeren.
Dan klinkt er een ineens een heel andere stem. Wie spreekt daar? De Heere Jezus Zelf! Zijn stem klinkt bestraffend. Stuurt Hij die kinderen ook weg? Nee, Hij heeft nog nooit iemand weggestuurd. Hij bestraft niet de mensen met hun kinderen, maar de discipelen! De Heere Jezus is boos op hen, omdat ze de kinderen weg willen sturen. Hij zegt: “Jullie mogen die kinderen niet tegenhouden. Je mag ze niet wegsturen! Denk toch niet dat ze te klein zijn om tot Mij te komen. Ik ben niet alleen voor grote mensen gekomen, maar ook voor kinderen; ja, zelfs voor de allerkleinste kinderen, voor baby’s.”
De Heere Jezus weet het: het is de laatste keer dat Hij hier is. Hij gaat naar Jeruzalem om te lijden en te sterven. Hij zal hier nooit meer terug komen.
Hij zegt: “Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert ze niet! Het is juist goed dat die kleine kinderen bij Mij worden gebracht. Zij hebben ook een nieuw hart nodig en dat wil Ik hen geven. Zij kunnen Mijn zegen niet missen!” Hoor je dat? Je bent voor de Heere niet te klein of te jong! De Heere wil ook kinderen bekeren tot Hem. Hij wil juist kinderen in Zijn dienst hebben. Hij wil juist kinderen een hart geven dat Hem liefheeft en dat Hem wil gehoorzamen.
“Ja,” gaat de Heere Jezus verder, “want dezulken is het Koninkrijk der hemelen. Ook zij horen bij het Koninkrijk van Mijn Vader. Daar horen niet alleen grote mensen bij, die alles al goed kunnen begrijpen. Daar horen zelfs kinderen bij die nog niets weten.”
Dan neemt de Heere Jezus die kinderen bij Zich. De baby’tjes neemt Hij in Zijn armen en zegent hen. De kleine kinderen omarmt Hij en legt Zijn handen op hun hoofdjes en geeft ze Zijn zegen. Alles wat die ouders vragen, doet Hij. Hij wil ook nu nog alles geven wat jij nodig hebt en wat je van Hem bidt. Vraag of Hij ook jou Zijn zegen wil geven. Dan heb je alles!
Dan kijkt de Heere Jezus Zijn discipelen aan. “Als jullie niet worden als een kind, zul je het Koninkrijk van Mijn Vader niet ingaan.” De discipelen hebben de kleine kinderen gezien. Ze werden naar de Heere Jezus gedragen. Ze konden zelf niet lopen, maar vertrouwden op de mensen die hen droegen. Anderen kwamen aan de hand van hun vader of moeder naar Hem toe, omdat ze zelf de weg niet wisten. “Jullie hebben gezien hoe dicht die kinderen bij Mij kwamen. Ze vertrouwden Mij. Zo moeten jullie ook doen,” zegt de Heere Jezus. “Dicht bij Mij blijven. Dicht bij Mij leven. Mij in alles nodig hebben. Jullie moeten leren dat je zelf niets kunt. Dan krijg je Mij nodig. Niet alleen bij de moeilijke dingen, maar bij álle dingen; ook de heel gemakkelijke. Jullie moeten bij alles wat jullie doen, vragen: Heere, wat wilt U dat ik doen zal? Jullie moeten leren om helemaal op Mij te vertrouwen. Jullie moeten Mij op Mijn Woord geloven.”
Is dat makkelijk: in de Heere geloven en altijd op Hem vertrouwen? Als er nu eens iets gebeurt wat je helemaal niet begrijpt? Dan kan het wel eens heel moeilijk zijn. Je denkt dat de Heere het fout doet… Misschien wantrouw je de Heere dan wel, of je bent boos op Hem. Maar toch: de Heere wil je dat geven! Alles wat jij niet kunt, wil Hij je geven. Dat heeft de Heere al tegen je gezegd, toen je nog heel jong was. Toen waren er mensen die je de kerk binnen droegen. Daar ben je gedoopt. Je werd bij de Heere Jezus gebracht, net als deze kinderen. Toen heeft de Heere gezegd: je hebt een zondig hart. En met dat zondige hart kun je niet bij Mij wonen. Maar nu laat Ik je dopen, want Ik kan je zonden vergeven. Ik kan je schoon wassen van al je zonden. Ik kan je ervan verlossen. Dat laat Ik je nu zien.
Geloof je, dat Hij dat kan? Laat niets je dan verhinderen om naar de Heere Jezus te gaan. Vraag maar, of je Hem steeds méér nodig mag krijgen. Vraag Hem, of Hij je wil leren dat je zonder Hem niets kan doen. Hij heeft het Zelf gezegd:
Opent uwe mond,
eist van Mij vrijmoedig,
op Mijn trouwverbond,
al wat u ontbreekt,
schenk Ik zo gij ’t smeekt,
Mild en overvloedig!
Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte voor leidinggevenden
Algemeen
Het is opmerkelijk zo vaak als er in de Bijbel over kinderen en jongeren wordt gesproken. Er is niet één leeftijdsgroep die zo vaak genoemd wordt en voor wie zoveel beloften in de Bijbel staan, als juist voor hen! (Bijvoorbeeld: Psalm 34:12, Spreuken 8:17).
Kinderen hoorden er in het Oude Testament helemaal bij. De ouders moesten hun de wetten van de Heere inscherpen. Bij en in de Jordaan stonden gedenkstenen, zodat kinderen hun ouders zouden vragen: “Wat zijn u deze stenen?” Bij het Pascha moesten ook de kinderen aanwezig zijn. Eén van hen moest vragen: “Wat hebt gij daar voor een dienst?” (Exodus 12:26, 27). De ouders werden zo in de gelegenheid gesteld hen de daden en de woorden van de Heere te vertellen. Zo zouden er meer voorbeelden te noemen zijn.
Waar we deze geschiedenis in de Bijbel vinden
Deze geschiedenis kunnen we vinden in het Evangelie van Mattheüs, Markus en Lukas. Zo belangrijk heeft de Heere dit gevonden dat Hij het zelfs op drie plaatsen in Zijn Woord heeft laten beschrijven! Als we deze drie gedeelten naast elkaar leggen, zijn er een aantal verschillen. (Zie hiervoor het origineel.)
Waar deze geschiedenis plaatsvond en wat eraan vooraf ging
En het geschiedde toen Jezus deze woorden geëindigd had, dat Hij vertrok van Galilea en kwam over de Jordaan in de landpalen van Judea (Mattheüs 19:1).
De Heere Jezus is op reis naar Jeruzalem. Het is de laatste keer dat Hij deze reis maakt! Hij gaat dit keer vanuit Galilea, via Perea, naar Judea. Perea ligt aan de andere kant van de Jordaan.
In Perea volgen veel mensen Jezus om genezing te ontvangen en ze worden door Hem genezen (Mattheüs 19:2). De Farizeeërs komen tot Hem om Hem te verzoeken. Ook zij worden door Hem ontvangen en krijgen antwoord op hun vraag.
Kinderen tot hem gebracht
In de Bijbel staat: ‘zíj brachten’. Er wordt niet precies verteld wie dat zijn, maar het zijn niet alleen moeders geweest; ook anderen.
‘Kinderkens’. Het woord dat hier gebruikt wordt, wijst op heel jonge kinderen, baby’s. De Heere Jezus kon ze omhelzen en in Zijn armen nemen. Degenen die ze bij Hem brengen, zijn zich er wel van bewust dat ze de zegen van de Heere Jezus nodig hebben.
Lukas schrijft er het woordje ‘ook’ bij: En zij brachten óók de kinderkens tot Hem. Daarin proef je een stukje verbazing; zelfs kinderen – die lichamelijk niet ziek zijn – worden bij Hem gebracht.
Opdat Hij ze zou aanraken
Degenen die de kinderen tot de Heere Jezus brengen, willen dat Hij hun kinderen zal ‘aanraken’ (Markus). Mattheüs vult dit nog verder in als hij schrijft, dat ze wilden ‘dat Hij hen de handen zou opleggen en bidden’.
Met ‘aanraken’ wordt niet één of andere magische handeling bedoeld, maar een geloofswerkzaamheid, zoals bij de bloedvloeiende vrouw. Zij raakte Hem aan als een behoeftige vrouw, die Zijn genadige hulp nodig had. En dan zegt de Heere Jezus: Ik heb bekend dat kracht van Mij uitgegaan is (Lukas 8:46).
We komen dit woord ook tegen in de geschiedenis van de opwekking van de jongeling te Naïn: En Hij raakte de baar aan, waarop de dode jongen lag (Lukas 7:11-17). Die aanraking betekende leven. Van Johannes op Padmos lezen we: En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten. En Hij legde Zijn rechterhand op mij (Openbaring 1). Die aanraking bracht leven, bracht vrede, bracht zaligheid mee. Deze ouders vragen eigenlijk: Heere, neem mijn kind(eren) voor Uw rekening.
De reactie van de discipelen
En de discipelen bestraften dezelve
Het woord ‘bestraffen’ dat hier gebruikt wordt, is in de Bijbel hetzelfde woord dat gebruikt wordt als de Heere Jezus de winden en de zee bestraft. Het is: met kracht spreken. Ze werden weggestuurd, ze werden hard behandeld.
Naar de gedachte van de discipelen waren deze kinderen nog veel te jong om in de Heere Jezus te geloven.
Ten diepste zit er de visie op kinderen achter die in die tijd in het Jodendom gangbaar was. Kinderen werden in Israël op hun twaalfde ‘zoon der wet’ (jongens) of ‘dochter der wet’ (meisjes). Dan mochten ze in de tempel komen en werden ze in religieus opzicht volwassen. Dan pas kon je door de werken van wet een gerechtigheid voor God verwerven en een plaats in het Koninkrijk. De kinderen die tot de Heere Jezus werden gebracht, waren allemaal nog onder de twaalf jaar. En dus volgens de inzichten van die tijd nog veel te jong.
Het antwoord van de Heere Jezus
Maar Jezus, dat ziende, nam het zeer kwalijk
Het grondwoord dat hier gebruikt wordt, kan ook vertaald worden met: ‘erg boos worden’. Het woord dat Lukas hier gebruikt, komt in het hele Nieuwe Testament maar één keer voor, en dat is hier. Hij was heilig verontwaardigd over het wangedrag van Zijn discipelen. Hij is heel boos over de houding en de handeling van de discipelen. De Heere Jezus bestraft Zijn discipelen zelfs in het bijzijn van al die andere mensen; iets wat Hij anders nooit deed.
Het Koninkrijk der hemelen, het Koninkrijk Gods
Het Koninkrijk Gods: dat is daar waar de Heere Jezus als Koning wordt erkend en beleden. Waar Christus heerst en regeert. Waar Zijn genade en liefde regeert. Waar Hij het voor het zeggen heeft met Zijn heilzame geboden. Waar Jezus als de Zaligmaker wordt aangenomen. Waar het Evangelie wordt geloofd. Waar mensen zich overgeven aan Hem. Waar mensen oprecht in de Heere Jezus geloven en al Zijn weldaden aannemen (H.C.) Wij moeten onderdaan worden van dit Koninkrijk.
Wij moeten een onderdaan zijn of worden van dit Koninkrijk. Dat worden we niet door geboorte binnen de kerk of door de doop, maar door wedergeboorte. Zoals de Heere Jezus dat ook aan Nicodemus vertelde. Alleen als we opnieuw geboren worden, zijn we onderdaan van het Koninkrijk van God. Anders horen we er alleen maar uiterlijk bij. Daarvan heeft de Heere Jezus gezegd dat de ‘kinderen des koninkrijks buiten geworpen zullen worden’.
Worden als een kind
De Heere leert Zijn discipelen ‘dat ze moeten worden als een kind’. Dat heeft Hij een poosje daarvoor ook al eens gedaan (Matth. 18:1-5).
Christus wijst hier op de kinderlijke eigenschappen van een kind. Een kind is afhankelijk, het moet leven van wat het krijgt. Een kind moet verzorgd worden, want het kan nog niet voor zichzelf zorgen. Het verwacht de zorg ook van die ander. Dat is wat de Heere Zijn kinderen leert: om het niet van je eigen kracht te verwachten. Of zoals het in Psalm 84 staat: ‘Welzalig hij die ál zijn kracht en hulp alleen van U verwacht’.
Een kind is ook aanhankelijk. Dit wijst op een vertrouwelijke verhouding tussen een ouder en een kind. De Kanttekeningen schrijven: “Dat wil zeggen: in nederigheid en in eenvoudigheid en in oprechtheid.” Worden als een kind. Dat werd Paulus op de weg naar Damascus. Toen ging hij vragen als een kind dat de weg niet meer weet: Heere wat wilt Gij, dat ik doen zal? Toen moest hij bij de hand genomen worden en geleid worden. Toen kreeg hij een kinderhart.
Betekenis van de Doop
Als kinderen gedoopt worden, verbindt de Drie-enige God Zijn Naam met de naam van het kind. De Heere wijst de zondigheid aan. Maar Hij wijst er tegelijkertijd op, dat er bij Hem verzoening mogelijk is door het bloed van de Heere Jezus. Bij de Doop worden de kinderen door de ouders bij God gebracht.
Belijdenisgeschriften
Heidelbergse Catechismus
HC, Zondag 26
Vraag 70: Wat is dat, met het bloed en de Geest van Christus gewassen te zijn?
Antwoord: Het is vergeving der zonden te hebben van God uit genade te hebben om des bloeds van Christus’ wil, hetwelk Hij in Zijn offerande aan het kruis voor ons uitgestort heeft; daarna ook, door den Heiligen Geest vernieuwt en tot lidmaten van Christus geheiligd te zijn, opdat wij hoe langer hoe meer der zonden afsterven en in een Godzalig, onstraffelijk leven wandelen.
HC, Zondag 27
Vraag 73: Waarom noemt dan de Heilige Geest de Doop het bad der wedergeboorte en de afwassing der zonden?
Antwoord: God spreekt alzo niet zonder grote oorzaak: namelijk, niet alleen om ons daarmede te leren, dat, gelijk de onzuiverheden des lichaams met water, alzo ook onze zonden door het bloed en den Geest van Jezus Christus weggenomen worden, maar veelmeer, omdat Hij ons door dit Goddelijke pand en waarteen wil verzekeren, dat wij zo waarachtiglijk van onze zonden geestelijk gewassen zijn, als wij uiterlijk met het water gewassen worden.
Vraag 74: Zal men ook de jonge kinderen dopen?
Antwoord: Ja het; want mitsdien zij alzowel als de volwassenen in het verbond Gods en Zijn gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus’ bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan den volwassenen toegezegd wordt, zo moeten zij ook door den Doop, als door het teken des Verbonds, der Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden, gelijk in het oude Verbond of Testament door de Besnijdenis geschied is, voor dewelke in het nieuwe Verbond de Doop ingezet is.
Dordtse Leerregels
DL. Hoofdstuk 1 art. 17
Nademaal wij van de wil van God uit Zijn Woord moeten oordelen, hetwelk getuigt, dat de kinderen der gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hun ouders begrepen zijn, zo moeten de Godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt. (Gen. 17:7, Hand. 2:39, 1 Korinthe 7:14)
Hoofdstuk 3/4, art. 8
Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstiglijk geroepen. Want God betoont ernstiglijk en waarachtiglijk in Zijn Woord, wat Hem aangenaam is: namelijk, dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst allen, die tot Hem komen en geloven, de rust der zielen en het eeuwige leven.
Doopformulier
‘dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren, en daarom kinderen des toorns zijn, zodat wij in het rijk Gods niet kunnen komen, tenzij wij van nieuws geboren worden.
En hoewel onze kinderen deze dingen niet verstaan, (…) aangezien zij ook (…) der verdoemenis in Adam deelachtig zijn, en alzo ook weder in Christus tot genade aangenomen worden; gelijk ook God spreekt tot Abraham, de vader aller gelovigen, en overzulks tot ons en onze kinderen, zeggende: Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God en uw zaad na u. (Genesis 17:7)
Dit betuigt ook Petrus, in Handelingen 2:39, met deze woorden: Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal.
Daarom heeft God voormaals bevolen hen te besnijden, hetwelk een zegel des verbonds en der gerechtigheid des geloofs was; gelijk ook Christus hen omhelsd, de handen opgelegd en gezegend heeft.’ (Markus 10:16)
Extra ideeën bij dit thema
- De tekst ‘Die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden’ (Spreuken 8:17) kleuren, er een collage of poster mee maken, verven of handletteren. (https://www.postfabriek.nl/2013/10/19/handlettering/)
- Neem een groot blad papier. Schrijf bovenaan: Laat de kinderen tot Mij komen. Geef elk kind een niet te groot blad papier. Daarop mag het zichzelf tekenen, eventueel samen met broertjes en zusjes. Aan het eind kunt u deze tekeningen op het grote vel papier plakken. Geef het een plaatsje in de zaal waar u club houdt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 2018
Kompas Handleiding | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 2018
Kompas Handleiding | 16 Pagina's