Eén ding weet ik
Tijdens het eten merkt Bram de spanning. Steven ontbreekt en zijn ouders vertellen dat hij zich na een uitbarsting heeft teruggetrokken. Hij had een boek doorgescheurd, wat de familie van streek maakt. Bram denkt aan zijn rijles en vertelt daarover, maar merkt dat het idee van Steven die meerijdt pijn bij zijn vader oproept.
Bram gaat langzaam de trap op. Zijn wiskunde heeft hij af. En ook de vijf bladzijdes Engelse woorden kent hij. In het trapgat hangt een foto aan de muur. Het schemerlicht van de lamp op de overloop valt erop. Ze zitten met z’n vijven op een grasveld met op de achtergrond een gigantische treurwilg. Zijn moeder zit rechts, nog zonder bril. Ze kijkt heel blij, met een brede lach. Daarnaast Steven, in kleermakerszit, zijn hand komt tevoorschijn op moeders rechterschouder. Hij moet ergens heel erg om lachen, zijn mond open en zijn ogen dicht. In het midden zit hijzelf een beetje wazig te kijken. Links van hem hurkt zijn vader, met een baard van drie dagen. Anneloes, die op de foto 4 jaar moet zijn, zit schuin achter vader. Ze leunt met haar kin op zijn linkerschouder. Steven en hij dragen allebei een donkerblauwe blouse met rode krullerige letters erop. Ze zien er allemaal erg bruin uit. In de hoek van de foto staat een goudkleurige vermelding: 2004-2014 – 10 jaar getrouwd.
Bram loopt verder omhoog. Bovenaan de trap rechts is de slaapkamer van Steven. De deur zit dicht. Bram blijft ervoor staan. Hij luistert. Het is stil in de kamer. Steven zit waarschijnlijk muziek te luisteren.
Bram buigt zijn wijsvinger en tikt zacht met zijn nagel op de deur. Hij hoort geen reactie. De kans is groot de Steven al weet dat hij hier staat. Als hij op bed ligt, zou dat vreemd zijn. Steven houdt niet van vroeg naar bed gaan.
“Steven”, zegt hij achter de deur. “Even hoofd leegmaken op de tandem? Het is nog super lekker weer.”
Een stoel die naar achteren wordt geschoven. Dan klopt Steven op de andere kant van de deur. “Kom eraan, broertje.” Zijn stem klinkt gewoon. Bram draait zich gelijk om en loopt terug naar de trap. “Ik zet hem vast buiten.”
Beneden heeft Anneloes het voor elkaar gekregen een spelletje met vader en moeder te doen. Er liggen alweer wat kaartjes op tafel met bijzondere afbeeldingen.
“We gaan nog op de tandem, een uurtje.”
Zijn vader kijkt op, ogen een beetje vragend. “Moeten we niet eerst praten?”
“Misschien daarna?” wuift Bram het voorstel van zijn vader weg. “Fietsen maakt alles beter en losser.”
Zijn moeder knikt met een glimlach. “Fietsen maakt het hoofd leeg en het hart vol.”
Bram trekt zijn schoenen aan en loopt naar de schuur. Het is een lang ding, die fiets, ruim twee meter. Toch past hij in de schuur, alsof het gebouwtje ervoor gemaakt is. Of andersom. Voorzichtig rijdt hij de lange tandem achteruit, naar buiten. Daarna zet hij hem naast het huis en gaat weer naar binnen. Steven is nog niet beneden.
Bram kijkt even bij het spelletje. Anneloes houdt enorm van spellen doen. Niemand schijnt het vreemd te vinden dat ze hen bij vrijwel elk spel de baas is. Steven doet alleen aan schaken, maar omdat Bram vaak verliest, hebben ze er allebei niet altijd zin in. Steven schaakt graag uit zijn hoofd, zonder bord en stukken. Maar dat gaat Bram te ver.
“Staat de fiets klaar?” Steven komt de kamer binnen.
“Zeker. Trappers rechts omhoog.”
“Vertel wat nieuws”, bromt Steven. “Wat kijken jullie?” voegt hij eraan toe. Inderdaad kijken vader en moeder naar Steven. Hij heeft het gevoeld. Anneloes is de enige die vol concentratie naar de kaarten op tafel zit te turen.
“Nou, we gaan”, zegt Bram. “Tot later.”
Als ze allebei op het zadel zitten, telt Bram af. “Drie, twee, één.” Ze rijden. Ze zijn prima op elkaar ingespeeld, want dit doen ze al ruim twee jaar. De eerste paar keer onder begeleiding. Er zijn dingen waar je echt altijd op moet letten.
Eerst een lang, recht stuk. Dan een paar ruime bochten en ze rijden langs de vaart. Af en toe geeft Bram een aanwijzing, zoals ‘paaltje’ of ‘overhangende tak’ of ‘tégen’. Na een halfuur ziet hij het bankje waar ze meestal even zitten. Hij durft niet goed, deze keer. Wat moet hij zeggen?
“Even pauze?”, hoort hij Steven achter zich. “We zullen wel zo’n beetje in het midden van onze tocht zijn.”
Bram schakelt terug. Zie je wel, hij hoeft echt niet te denken dat hij Steven te slim af zou kunnen zijn. Keurig netjes laat Bram de tandem achter het bankje rollen.
“Dat ging lekker”, zegt Steven, als ze naast elkaar zitten. “Ja”, zegt Bram. Hij kijkt naar de enorme treurwilg die aan de overkant staat. Deze plek doet hem denken aan de foto die thuis in het trapgat hangt. Een eind naar rechts is een soort sluis, waar het geruis van water vandaan komt. Dat is een van de redenen waarom Steven hier graag zit.
“Bram?” zegt Steven.
“Ja?”
“Ik ben steeds handiger met Supernova.”
Bram denkt snel na. Supernova? Het had iets met zijn laptop te maken en braille. “Oké”, zegt hij. “Wat doe je er nu mee? Jij gebruikt toch ook achtpunts braille?”
“Ja, sinds dit jaar. Maar veel blijft hetzelfde, hoor. Het is een uitbreiding. Ik heb trouwens gegoogeld op jouw rijinstructeur. Hij is van het geloof.”
“Huh?” zegt Bram ineens. “Oké, hm… mij boeit het niks. Als hij maar goed lesgeeft.’
Het is even stil. Bram staart over het water naar de roerloze treurwilg. Geloof… Hij weet er niet veel van. De overburen gaan naar de kerk, maar die hebben iets onzichtbaars over zich. Op school hebben ze er een beetje les over gehad. De leraar maatschappij maakte grapjes. Hij zei: “De enige manier om een christen te blijven is nooit de Bijbel te lezen.” Bram weet niet goed wat hij ervan moet denken. Geen idee wat mensen in een kerk doen. Het lijkt hem jammer van de zondag. Het is weer stil tussen de broers. In de verte ruist het water. “Dat betekent dus dat hij gelooft dat God bestaat”, gaat Steven na een tijdje verder. Hij buigt zich voorover en zoekt met zijn vingers naar een steentje. Met een boog belandt de steen in het water. Ploemp.
“Apart hè”, zegt Bram.
“Zulke mensen zeggen dat God het begin is van echt helemaal alles. Door Hem bestaat dit gras hier, maar ook vlinders, en de zon, de neushoorn, wijzelf, mieren, je spijsvertering, zwaluwen, sneeuw, muziek. Inderdaad apart. Waarom zou er eigenlijk muziek bestaan? Gelukkig bestaat het, want ik kan er heel gelukkig van worden, van goede muziek.”
Bram glimlacht. Dit is echt Steven. Zo kent hij hem. Diep nadenken, altijd blijven doordenken. Ook als iedereen allang weer wat anders aan het doen is. Steven kan niet zo goed in het hier en nu zijn.
“Waarom er muziek bestaat. Tja.”
“Ja toch”, zegt Steven. “Dat is toch vreemd. Er is muziek die zo precies begrijpt hoe ik mij voel. Alsof die muziek gewoon in mij komt hangen en me troost. Ehm… het is dan een perfecte tolk van mijn gevoel. Of… ehm, hoe zeg je dat, door de muziek snap ik ineens wát ik voel. Zoiets. Bijvoorbeeld in de vierde symfonie van Beethoven. Een paar maten uit het slotdeel. Hoe bestaat het dat zoiets kan. Uit een hete klont materie die explodeerde.” “Ja, hallo, dat heeft ook super, super veel tijd gekost allemaal. Ik geloof best dat het kan.” Bram heeft ongemerkt ook een steentje gepakt. Hij legt hem in zijn geopende handpalm. Dan beweegt hij zijn hand boven zijn schouder.
“Plons”, zegt Steven, nog voordat hij gegooid heeft.
“Je bent onverbeterlijk”, grinnikt Bram. “Hoe wist je nou dat ik een steentje had.”
“Die vraag is eigenlijk gewoon een belediging, toch?”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 2025
Daniel | 44 Pagina's
