Genade voor een doelmisser
En de mens geloofde (Johannes 4:50b).
In deze geschiedenis gaat het over de ernstig zieke zoon van een koninklijke hoveling. Er staat eigenlijk: hij lag op zijn sterven. Alle hoop is voor deze vader weggevallen. En dan hoort hij dat Jezus in Kapernaüm is. Dat is zijn enig redmiddel.
Hij komt tot Jezus en maakt zijn nood bekend. Hij krijgt onderwijs en dat brengt hem buiten hoop. Dan gaat Jezus opnieuw spreken en dat is persoonlijk tot hem. Ga heen. “Ga weg”, hoort de hoveling, en dat zou recht geweest zijn. Want eerder had hij Jezus ook niet nodig gehad en had hij genoeg aan al het goed van zichzelf en de wereld. En slechts één verkeerde gedachte maakt ons het voorwerp van Gods toorn. Dus hij had geen enkel recht van spreken gehad als hier een punt had gestaan. Maar hier is een mens die door genade is ingewonnen. Hij weet dat het goed is wat God doet. Dat is niet zomaar hoor, want een mens zal zichzelf nooit overgeven, dan door genade. En dat mag de hoveling nu doen. En daarom staat er in de tekst geen punt, maar een komma: Uw zoon leeft. O, wat klinkt hier een ontzaglijk wonder in door. Dat het niet naar recht de dood is, maar door genade het leven.
Hierin ligt het onderwijs dat de Verlosser op aarde gekomen is waar de dood is. Daar hebben wij voor gekozen na de waarschuwing: ten dage als gij daarvan eten zult, zult gij de dood sterven. En het oordeel om de dood te sterven is doorgegaan tot alle mensen. Daarvoor wilde Hij gehoorzaam aan Gods heilig recht vrijwillig buigen om de eer van Zijn Vader te bedoelen en om voor verloren mensenkinderen de dood in te gaan, opdat zij zullen leven. Door het spreken van de Zaligmaker gebeurt er een wonder. Wat dat wonder is? Het geloof wordt werkzaam gemaakt. Dat is niet iets wat van een mens uitgaat! Dat wordt ons ook door Paulus aangewezen in de brief aan Éfeze: Door het geloof, en dat niet uit u het is Gods gave. Dat geloof wordt hier aan de koninklijke hoveling geschonken. Hier moeten we goed opletten wat er staat.
Niet de koninklijke hoveling, maar de mens. Een mens was door de schepping een Godlover, maar is door de diepe val een doelmisser geworden. Hij kan uit zichzelf God niet meer loven tot Zijn eer. Maar nu het wonder, dat de hoveling door genade op de plaats van een doelmisser terechtgekomen is. Waar hem alle hoop ontviel en niemand zorgde voor zijn ziel gaat de Heere uitkomst geven. En dat alles door Zijn werk van vernedering en in de kracht van Zijn verhoging. Zo is het mogelijk dat een eerrover van God weer kan geloven. Er staat ‘de’ mens. Dat wijst erop dat het een bepaald mens is. Het is een mens die van eeuwigheid behoort tot de uitverkorenen. Die allen en die alleen zullen in de tijd zeker worden toegebracht omdat God in Christus door de Heilige Geest waar zal maken alles wat Hij ooit beloofd heeft. En dat alles zal zonder hindering doorgaan. Dan mogen we wel smeken: “Heere zou U ons toch een arme zondaar willen maken die niets meer van zichzelf overhoudt? Dan alleen kunt U toch Uw genade wegschenken zodat ik door genade U eeuwig mag loven.”
Waar kun je om bidden?
Wat leert dit over de Heere?
Wat is de boodschap voor jou?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 2021
Daniel | 36 Pagina's