JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Aanwijzingen voor het gebruik

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanwijzingen voor het gebruik

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de bijbelse persoon Henoch is weinig bekend. Toch is er genoeg informatie om een Treffer over deze persoon te maken. Niet om de persoon Henoch, maar om de wonderlijke daden van de Heere in zijn leven te vertellen. Want wanneer we de tijd waarin Henoch leefde bestuderen, is te zien dat die tijd veel overeenkomsten heeft met onze tijd. Er was veel vijandschap tegen de Heere en Zijn dienst. Zelfs zo dat het de Heere berouwde dat hij de mens geschapen had. God straft de toenmalige wereld met de zondvloed. In de Treffer wordt eerst aandacht besteedt aan de tijd waarin Henoch leefde, daarna wordt Henoch’s wandelen met God beschreven. Met zijn prediking en sterven wordt deze Treffer afgerond.

In deze Treffer treft u de volgende werkvormen aan:
- Opdracht voor beide groepen blz. 3
- Vraag voor beide groepen blz. 3
- Vragen voor +14 groepen blz. 4 en 5
- Vragen voor beide groepen blz. 6 en 7
- Vragen en voor beide groepen blz. 8 en 9
- Bijbelstudie voor +14 groepen blz. 10 en 11
- Sudoku voor beide groepen blz. 12

Lezen: Genesis 5 : 18-24, Job 1 : 1-5 en Judas 8-16
Zingen: 17 vers 3, 71 vers 2, 72 vers 7, 89 vers 7, 8, en 15, 108 vers 1 en 127 vers 3.

Programmasuggesties

Doel van de schets
De levenshouding van Henoch, moet ons tot voorbeeld zijn. Leven in een goddeloze omgeving, kan samengaan met het wandelen met God. Vreemdelingschap is noodzakelijk, maar van nature onmogelijk. Het hart van jongeren en ouderen gaat uit naar de wereld. ‘Word vernieuwd’, zegt Paulus in de Romeinbrief. Dat is ook de boodschap voor jongeren in 2007.

Idee voor +12 groepen
- Opening
- Maak een woordweb (zie toelichting pagina 4 en 5)
- Inleiding (zie voor onder voor een concept)
- Pauze
- Opdracht op pagina 3
- Vragen op pagina 6-7 Wandelen met God
- Sluiting

Idee voor +14 groepen
- Opening
- Tijdbalk maken zie pagina 3
- Korte bespreking van tijd van Henoch (eventueel met pagina 4-5)
- Pauze
- Pagina 6-7 Wandelen met God
- Pagina 8-9 Hij heeft de dood niet gezien
- Eventueel Bijbelstudie van Pagina 10-11

In beide groepen kan de puzzel op pagina 12 gemaakt worden.

Schets voor een inleiding:
1. Begin met het stellen van een vraag: Vind je dat iemand van de kerk verkering mag krijgen en trouwen met iemand die onkerkelijk is? Ga vervolgens in op:
2. De tijd van Henoch. Eerst aangeven dat er twee geslachten waren: het geslacht van Seth dat de Heere diende en het geslacht van Kaïn dat de Heere verlaten had en in brute zonden leefde. Een tijd die gekenmerkt werd door grote goddeloosheid. Langzamerhand begon het geslacht van Seth zich te vermengen met het geslacht van Kaïn. De gevolgen zijn groot. Het geslacht dat de Heere dient gaat op in het goddeloze geslacht. Nu zie je ook vaak (niet altijd!) dat iemand die verkering krijgt met een onkerkelijk iemand, deze persoon meegaat de wereld in.
3. De omkeer van Henoch door de geboorte van zijn zoon. Bijzondere momenten in je leven kan de Heere gebruiken tot bekering van zondaren. Vraag aan de jongeren hoe dat in hun leven is.
4. Wat is wandelen met God? Kun je dat aan iemands leven zien? Is dat nog mogelijk? Wat kan het wandelen met God verhinderen? Vertel dat het leven met de Heere nog mogelijk is. Niet omdat mensen dat zo goed kunnen, maar omdat God een weg gebaand heeft.
5. Weggenomen door de Heere, met ziel en lichaam in de hemel. Hij is weggenomen voor het kwaad. Wat een wonderlijk sterven van Henoch. Dat is niet de gewone weg waarop mensen sterven. Toch worden Gods kinderen wel opgenomen. Niet met lichaam wel met de ziel. Om Hem voor eeuwig groot te maken.

Toelichting op de vragen

Toelichting bij pagina 3
Het doel van pagina 3 is dat de jongeren een tijdlijn maken van de mensen uit het geslacht van Seth die geleefd hebben voor de zondvloed. In de rest van de Treffer wordt regelmatig hiernaar terug verwezen. Op deze tijdbalk is goed te zien welke mensen elkaar nog hebben gekend. Ook is te zien wie er vlak voor de zondvloed zijn gestorven. Op deze tijdbalk is ook te zien waarom de naam van Methusalem, de zoon van Henoch, zo’n treffende betekenis heeft. De tijdbalk kan uiteraard ook met elkaar gemaakt worden op een groot tekenvel. Het is handig om bij het tekenen de volgende verhouding aan te houden: 10 cm is 100 jaar. De tijdbalk wordt dan ongeveer 1.65 m lang.

Vraag
Methusalem zou dan net na het jaar 1000 geboren zijn. Hij zou de tijd meegemaakt hebben van de Middeleeuwen, de tijd van de Reformatie, de tijd van de ontdekkingen en de ontdekkingsreizen.
Hij zou de 80-jarige oorlog meegemaakt hebben, de tijd van de Nadere Reformatie. De eeuw van de Verlichting, de Franse tijd, de schoolstrijd in de 19e eeuw, de eerste en tweede wereldoorlog.
En de tijd na de oorlog van enorme vooruitgang in techniek, maar ook de enorme kerkverlating. Dit alles mits je natuurlijk veronderstelt dat hij in de Nederlanden had geleefd…

Toelichting bij pagina 4 en 5
Het doel is om met deze twee pagina’s duidelijk te maken dat het verschil tussen Henochs tijd en onze tijd niet zo groot is.
Kenmerkend is de grote goddeloosheid, het leven zonder God en het vervagen van de grens tussen kerk en wereld. En het grote oordeel is, dat God de mens niet meer waarschuwt, maar hem door laat gaan in zijn goddeloosheid.

Maak ter introductie voor deze twee pagina’s een woordweb. Schrijf in het midden van een groot blad papier ‘Onze tijd’. Vraag de jongeren of ze aan kunnen geven wat het kenmerkende van onze tijd is. Schrijf die woorden erom heen. Doe hetzelfde voor de Henochs tijd. Zo weet u direct wat het beginniveau van de jongeren is en in welke termen ze denken over onze tijd.

Vervolgens kun je (of een jongere) het stukje lezen ‘Een tijd vol goddeloosheid’. Daar hoort de vraag 1 bij. Benadruk dat een goddeloos leven niet alleen een leven is in brute zonden, maar ook een leven zonder God! Daarna kun je lezen ‘Kerk en wereld’.
Daarbij horen de vragen 2 en 3. Na het lezen van ‘Een vreselijk oordeel’ kun je kort ingaan op de vraag wat er nu zo erg aan is als de Heere je niet meer waarschuwt. Vraag 4 hoort hierbij. Lees tenslote het stukje ‘Onze tijd’.

Vragen
1. In Mattheüs 24 : 37-39 lees je hoe het zal zijn in de dagen voor de wederkomst op de aarde.
a. Welke goddeloze dingen worden er genoemd? Eigenlijk worden er geen verkeerde dingen genoemd.
Eten, drinken, trouwen, het zijn de ‘gewone dingen’ van het dagelijkse leven.
b. In Lukas 17 : 28-29 lees je van de dagen van Lot. Welke zonden worden er genoemd? Ook hier worden geen verkeerde dingen genoemd. Eten, drinken, kopen en verkopen, planten en bouwen zijn op zichzelf geen verkeerde dingen.
c. Om welke zonde zijn deze mensen verdorven?
Deze mensen gingen op in de dingen van deze wereld. Dat was alles voor hen, de zorgvuldigheden des levens verstikten hen. Met God hadden ze afgerekend, ze wilden met Hem niets te maken hebben.
d. Wat is onze hoofdzonde, waarvoor wij, als wij ons niet bekeren, zullen verloren gaan? We weten de weg tot behoud wel, maar we bewandelen die niet. We zullen verloren gaan om onze eigen schuld, omdat we niet geloofd hebben dat God waar is in Zijn spreken.
Johannes 3 : 18b Die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.
2. Mag je verkering hebben met een jongen of meisje van buiten de kerk? Bedenk argumenten voor en tegen.
Als je met iemand van buiten de kerk verkering hebt, moet je heel goed weten wat je doet. Diegene moet wel oprecht met je meegaan naar de kerk, dat moet een heel bewuste keuze zijn. Verkering hebben met iemand van buiten de kerk en die ook niet met je mee wil gaan naar de kerk, kan niet. Je loopt dan het grote gevaar dat je zelf afgetrokken wordt van God en Zijn Woord. Het is daarnaast ook de vraag waar je je vriend of vriendin zoekt. Zoek je die op plaatsen waarvan je van te voren al weet dat je daar geen christelijke vriend of vriendin zal vinden, dan ben je al verkeerd bezig! Paulus waarschuwt niet voor niets, dat je geen juk aan moet trekken met een ongelovige.
3. Is het belangrijk dat mensen aan je uiterlijk kunnen zien dat je tot de kerk behoort? Waarom wel of niet?
Dat is een vraag voor ieder persoonlijk. Het is wel zo dat je ervoor mag uitkomen dat je tot de kerk behoort. Dat mag men ook aan je uiterlijk zien! Een voetbalfan zal ook in zijn kleding laten zien van welke groep hij aanhanger is. Je kleding zal allicht wel eens vragen oproepen bij mensen die niet naar de kerk gaan, het kan gesprek oproepen. Je zal er ook om uitgelachen kunnen worden.
4. Wat betekent de uitdrukking ‘Zonde is geen zonde meer’?
Men accepteert niet dat de Bijbel bepaalde dingen als zonde aanmerkt. Men probeert het foute gedrag goed te praten, bijvoorbeeld door te zeggen dat ze er een ander niet mee kwetsen en dat men toch zelf mag weten wat men doet.

Toelichting bij pagina 6 en 7
Doel van deze bladzijden is dat de jongeren bemerken dat het leven met de Heere een goed leven is. Het wandelen met God is geen leven ‘Van raak niet en smaak niet en roer niet aan’.
(Kolossenzen 2:21). Dit mag niet en dat mag niet. Jongeren moeten juist tot het besef komen dat het goed is om de Heere te dienen. Zijn vriendelijk aangezicht geeft vrolijkheid en licht! Ook moeten ze beseffen dat de zonden een leven met God in de weg staan.

Een introductievraag voor deze bladzijden zou kunnen zijn: Als je een strandwandeling zou gaan maken, wie zou je dan uitkiezen om mee te gaan? Na een korte inventarisatie zou je kunnen concluderen dat je geen strandwandeling gaat maken met iemand die je niet mag, maar juist met iemand die je graag mag of die je beter wilt leren kennen. Vervolgens lees je de bladzijden en behandelt de vragen.

Vragen
1. Welke dingen kunnen het wandelen met God in de weg staan?
Zonden, die openlijk of in het verborgen worden bedreven, maken dat er een scheiding komt tussen de Heere en je hart. Wanneer die zonden niet beleden worden en er geen vergeving voor wordt gezocht, kun je niet vertrouwelijk omgaan met de Heere. Je weet namelijk te goed dat er iets tussen de Heere en jou in staat. Daarnaast kun je ook geheel opgeslokt worden door de dingen van het dagelijks leven. De zorgvuldigheden des levens nemen je dan helemaal in beslag.
2. Noem eens personen uit de Bijbel die net zoals Henoch en Noach wandelden met God. Hoe weet je dat? Ken je ook mensen uit de kerkgeschiedenis of uit je eigen omgeving?
David spreekt er dikwijls van in de psalmen. Een voorbeeld daarvan is Psalm 25, waarin hij vraagt of de Heere hem Zijn wegen wil leren. Daniël was een zeer gewenst man, de Heere getuigt dus van hem dat hij oprecht in Zijn wegen wandelde. Job was een man waarvan de Heere getuigde dat hij oprecht en vroom was, godvrezende en wijkende van het kwaad. Uit de kerkgeschiedenis zijn ook veel personen aan te wijzen. Wellicht heeft u zelf een boekje met een korte levensbeschrijving van iemand, waaruit blijkt dat die persoon dicht bij de Heere leefde.

Toelichting bij pagina 8 en 9
Doel van deze bladzijde is dat jongeren beseffen dat het heel veel uitmaakt hoe het met ons zal zijn als de Heere terugkomt op de wolken van de hemel. Voor Gods kinderen zal het een blijde dag zijn, voor allen die Hem niet vrezen een verschrikkelijke dag.
Ook moeten ze beseffen dat het sterven van Gods kinderen niet erg is voor hen. Ze zijn voor eeuwig verlost van hun zonden en ze mogen altijd bij de Heere zijn. Voor de achterblijvenden is het wel erg. Zij missen een geliefde, maar zij missen ook een bidder!
Het kan soms heel tegenstrijdig zijn als de Heere iemand vroeg wegneemt, maar het kan zijn dat de Heere die persoon wegneemt uit dit leven, opdat hij of zij dingen die daarna gebeuren (erge gebeurtenissen of afval van God) niet mee zal hoeven te maken.

Lees eerst het stukje ‘En God nam hem weg’ en behandel daarna vraag 1 en 2. Vervolgens het stukje ‘Weggenomen voor het kwaad’. Vraag 3 hoort daarbij.

Vragen
1. Waarom zouden veel van Gods kinderen in onze tijd niet meer uitkijken naar de dag van de wederkomst?
Het is goed mogelijk dat we het te goed hebben. We hebben zoveel dat we de Heere niet nodig (denken) te hebben.
Wanneer bid en dank je nu werkelijk oprecht de Heere voor je eten? Je vindt het vaak gewoon dat het er weer is. Daarnaast kunnen Gods kinderen ook teveel in beslag genomen worden door de dingen van het dagelijkse leven.
Dan blijft er geen of heel weinig tijd over om de Heere te zoeken. Ook de zonden kunnen in de weg staan. Het is ook nodig dat we elkaar opscherpen, elkaar erop wijzen dat we voor een eeuwigheid zijn geschapen en niet voor de tijd. Als we dat beseffen, zullen we minder op het aardse gericht zijn.
2. Wat betekent: “Een teer leven, geeft dikwijls een ruim sterven.”
Een teer leven betekent dat iemand dicht bij de Heere leeft. Hij doet alles als voor het aangezicht van God. Alles doet hij met de Heere. Daar wil de Heere ook Zijn gunst over geven, zodat je nogal eens ziet dat de Heere deze mensen een gemakkelijk, een gerust sterven geeft. Ze mogen ruim getuigen van hun God en God heeft de angst voor de dood weggenomen, omdat ze mogen zien op wat hen te wachten staat na dit leven.
3. Lees Jesaja 57 : 1.
a. Noem andere mensen uit de Bijbel die door de Heere weggenomen zijn voor het kwaad.
Weggenomen zijn voor het kwaad dat de Heere iemand wegneemt door de dood, terwijl die persoon nog niet oud is. Maar na zijn of haar dood gebeuren er in die familie of in die gemeente erge dingen. Echter God heeft Zijn kind weggenomen, die hoeft dat allemaal niet meer mee te maken. Abia, de zoon van koning Jerobeam, was iemand die door de Heere werd weggenomen, zodat hij het ongeluk van zijn familie niet behoefde te zien.
b. Waarom is het voor een gemeente zo erg als kinderen van God, die net zoals Henoch wandelen met God, weggenomen worden?
Voor een gemeente is het erg, omdat er dan een bidder minder is in de gemeente, die de zorgen en de noden van de gemeente meedraagt in het gebed.

Toelichting bij pagina 10 en 11
In deze Bijbelstudie gaat het vooral om de wederkomst van Christus. De vraag aan de jongeren is hoe zij denken dat ze deze dag zullen beleven. Dat kan alleen een blijde dag zijn als ze genade hebben ontvangen. Daarnaast komt in deze Bijbelstudie ook naar voren wat wij kunnen doen om mensen te redden van het verderf. Ook al weten we dat alleen God mensen kan bekeren, moeten wij er wel alles aan doen om mensen die op ons pad komen en die in de zonde wandelen, te waarschuwen voor het gevaar dat dreigt.

Vragen
1. Wie bedoelt Judas met dit woord? Welke namen gebruikt hij in vers 12–13 voor deze mensen?
De dwaalleraars die de gemeente binnengedrongen waren. Vlekken, waterloze wolken, je moet denken aan een droge periode, waarin het land naar water snakt. Er drijven wel wolken over, maar er valt geen druppel regen. Bomen die afgaan in de herfst, die hun bladeren hebben laten vallen en helemaal kaal zijn. Wilde baren der zee, dwalende sterren, dus mensen die heel belangrijk waren en die door andere mensen geacht werden, maar die dwaalden in de leer.
2. Leg uit waarom er staat dat Henoch de zevende van Adam is.
Henoch is de zevende in de geslachtsrekening die genoemd wordt in Genesis 5: Adam, Seth, Enos, Kenan, Mahalaleël, Jered, Henoch.
3. Judas haalt in vers 14 en 15 de profetie van Henoch aan. Zeg eens in je eigen woorden wat Henoch gezegd heeft tegen de mensen van zijn tijd?
God zal komen met duizenden engelen om de goddelozen te berechten vanwege al hun goddeloze werken en woorden.
4. Henoch zegt dat de Heere al gekomen is (vers 14). Maar de Heere was nog niet teruggekomen om te oordelen. Waarom zou hij het dan toch zo zeggen? Kijk eens in Mattheüs 26: 64. Hoe zegt de Heere Jezus het Zelf?
Henoch profeteert hier en in zijn profetie ziet hij het zo dichtbij alsof het al gebeurt. De Heere Jezus zegt het op dezelfde manier: Van nu aan zult gij zien, de Zoon des mensen, zittende ter rechterhand der kracht Gods en komende op de wolken des hemels. Het geeft aan dat wat de Heere hier zegt ook zeker zal komen!
5. Lees Mattheüs 24 : 1-14. Welke tekenen zullen vooraf gaan aan de wederkomst van Christus?
Er zullen veel verleiders zijn, die zullen proberen mensen te verleiden met hun valse redenen, er zullen mensen zijn die zich uitgeven voor de Christus. Er zullen oorlogen zijn, hongersnoden, pestilentiën, aardbevingen, vervolgingen om het geloof, er zal veel haat zijn tegen elkaar. Ook zal het Evangelie over de hele wereld gepredikt worden.
6. Judas schrijft in vers 14 dat de Heere komt met Zijn vele duizenden heiligen. Wie zijn dat? Wat zal hun taak zijn op de oordeelsdag? (Zie: Mattheüs 13 : 36-43)
Engelen, zij zullen de kinderen van God afscheiden van de goddelozen. Gods kinderen zullen zij aan Gods rechterhand stellen, maar de goddelozen aan Zijn linkerhand.
7. Wat is het doel van Christus’ komst op de wolken van de hemel? (Lees ook: 2 Korinthe 5 : 10)
De Heere zal een ieder mens oordelen naar hetgeen hij of zij gedaan heeft.
8. Lees vers 15.
a. Welk woord keert telkens terug in dit vers?
b. Wat is het verschil tussen een goddeloze die zondigt en een kind van God dat zondigt?
Het woord goddeloos. Een kind van God zondigt niet goddeloos, want dat zou betekenen dat hij plezier heeft in het zondigen. Een kind van God kan in de zonden vallen, maar het zal hem leed doen en hij zal die zonden voor de Heere belijden. Iemand die de Heere niet dient, doet de zonde met vermaak. Hij heeft er geen last van en leeft erin.
9. Om welke dingen worden de goddelozen gestraft in het oordeel? (Zie ook: 2 Korinthe 5 : 10 en Psalm 139 : 2-4)
Om de dingen die ze gedaan hebben, hun zitten en opstaan, hun gaan en liggen, zelfs om hun gedachten. De Heere doorgrondt ons hart, Hij is de Alwetende.
10. Hoe kun jij ontkomen als Christus wederkomt ten oordeel?
Lees eens: Jesaja 45 : 22 en Ezechiel 18 : 23.
Alleen Gods genade in de Heere Jezus Christus, kan je redden in de oordeelsdag. Dan zal duidelijk worden wie de schapen (de gezaligden) en wie de bokken (de god-lozen) zijn.

Toelichting bij pagina 12
Regels voor het oplossen van een Sudoku:
1. Een Sudokupuzzel bestaat uit 9 kolommen en 9 rijen van 9 hokjes. In het totaal dus 81 hokjes. Bovendien bestaat de puzzel uit 9 blokjes van 3x3 hokjes.
2. In elk vakje moet een cijfer van 1 tot en met 9 ingevuld worden.
3. Voorwaarde is dat ieder cijfer in elke kolom, in elke rij en in elk blokje maar één keer voorkomt. In iedere rij vind je dus de cijfers van 1 tot en met 9. In iedere kolom vind je de cijfers van 1 tot en met 9. En in ieder blokje vind je ook de cijfers van 1 tot en met 9.

Oplossing eerste puzzel:
Methusalem

Oplossing tweede puzzel:
Seth
Mahalaleël

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Treffer | 16 Pagina's

Aanwijzingen voor het gebruik

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Treffer | 16 Pagina's