De kerstening van de lage landen
Aanwijzingen voor het gebruik
De tijd waarover ons onderwerp gaat strekt zich uit over een periode van vijfhonderd jaar nl. van 500 tot 1000. Onze kennis over dit deel der middeleeuwen is vrij beperkt door het gebrek aan bronnen. Over de periode van 1500 tot 1972 weten we veel en veel meer, omdat het bronnenmateriaal veel talrijker is. Men zou wat dat betreft honderd jaar in de middeleeuwen kunnen vergelijken met één jaar in de nieuwe geschiedenis. Onze kennis van de middeleeuwen is slechts gering. Wie maar één boekje heeft gelezen moet wel heel voorzichtig zijn met zijn gevolgtrekkingen.
Om de sfeer van het leven van de middeleeuwse mens geheel te begrijpen dient men niet alleen studie te maken van veldslagen, kruistochten en veroveringen, maar men behoort zich ook te verdiepen in de werken van middeleeuwenkenners als Huizinga en Southern. Wie daarvoor belangstelling heeft, vindt voor zelfstandige studie informatie in paragraaf 6 van deze schets.
De omstandigheden waaronder de middeleeuwse mens leefde waren zoveel anders als de onze. Uitgaande van die omstandigheden moet je je proberen in te leven in het gedachteleven van de middeleeuwse mens. Dan kan men zich misschien ook indenken hoe hij heeft geloofd, wat hij heeft geloofd en waarom hij zo heeft geloofd.
1. Inleiding
Hoewel Paulus schrijft in 1 Cor. 15:10 dat hij meer gearbeid heeft dan de andere apostelen, mogen we hieruit niet concluderen dat hij alleen het Evangelie heeft verkondigd. Toen Paulus in Rome kwam, was daar al een Christelijke gemeenschap; en ook de kerk van Alexandrië is niet door hem gesticht. Na Paulus' dood is zijn werk door velen overgenomen. Met grote liefde voor de Heiland en met alle ijver voor de uitbreiding van Zijn Koninkrijk hebben zeer velen het evangelisatiewerk ter hand genomen, waarbij ze evenals Paulus mishandelingen en zelfs de dood niet schuwden. Zozeer hebben na Paulus talloze predikers geijverd, dat na de chaos van de volksverhuizing, toen hele culturen ondergingen, het Christendom ongeschonden uit de bouwval te voorschijn kwam. Hieronymus vertaalde in 420 in een grot bij Bethlehem de Bijbel in het Latijn, die vanaf dat ogenblik gezaghebbend zou zijn in de rooms-katholieke kerk (de Vulgaat). Augustinus legde in zijn Confessiones (Belijdenissen), De Civitate Dei' (De stad Gods) en andere werken de grondslagen vast voor het geestelijk leven.
De fundamenten waren gelegd. Nu moest het gebouw worden opgetrokken.
2. Begin van de kerstening
De Evangelieverkondiging in West-Europa begon al vroeg. Het is bekend dat Paulus reeds reizen naar Spanje maakte. De Waldenzen beroemen er zich op dat hun gemeenten door Paulus zijn gesticht en dat zij niet als onze kerken een hervorming hebben nodig gehad.
In 432 bracht Patrick al het Evangelie in Ierland. In Frankrijk werden in 350 al kerken gesticht door Martinus van Tours. Naar hem zijn de vele St. Maartensen Martinikerken genoemd. We weten dat in 500 de koning van Frankenland, Clovis, zich liet dopen en het Christendom zich snel verbreidde dank zij de steun van een wereldlijk vorst.
In 563 brengt Columbanus het Evangelie vanuit Ierland in Noord-Frankrijk en Zuid-Duitsland.
In 596 zendt paus Gregorius I de zendeling Augustinus naar Engeland met veertig medewerkers. De vorsten van Kent en Northumberland laten zich dopen en werken mee aan de kerstening van hun gebied.
Vanuit Engeland en Ierland worden zendelingen naar onze lage landen gezonden. Hun uoodschap is in het oog van de mensen vrij van politieke bijbedoelingen. De komst van zendelingen uit het rijk van de Franken (ongeveer het tegenwoordige Frankrijk) wordt steeds in verband gezien met de dreiging van een Frankische overheersing.
3. Willibrord
De vestiging van het Christendom in ons land is vooral het werk geweest van Willibrord, die de eretitel „Apostel der Friezen" verwierf, en Bonifatius die als de „Apostel der Duitsers" werd bestempeld en bij Dokkum om het leven kwam. Beiden hebben een hoge leeftijd bereikt, 80 en 81 jaar.
Zij hebben hun leven doorgebracht in het verkondigen van de Blijde Boodschap aan mensen die toen nog verkeerden in een beangstigend bijgeloof van spoken en boze geesten. Men moet zich namelijk van het geloof van onze voorouders een niet al te hoge voorstelling maken. Het was een geloof zonder blijde verwachting; het was een angst voor dondergoden als Donar en woestelingen als Wodan. Verder kwamen daar nog tal van mogelijkheden bij, waardoor de onbeschermde mens de koude rillingen op het lijf werden gejaagd: spoken, elfen, kabouters, toverkollen, heksen. Alleen die dapper was in de strijd en op de jacht zou een beter leven in het vooruitzicht worden gesteld. Maar niet ieder was dat geluk beschoren, en zeker vrouwen en bejaarde mannen niet. Deze toestanden troffen de Evangeliepredikers bij ons aan. Hun taak was niet gemakkelijk. Door de gewone mens werden ze met wantrouwen ontvangen en de leiders moesten helemaal niets hebben van de nieuwe godsdienst. De tegenwerking was dan ook algemeen; vooral Radboud, koning der Friezen, verzette zich heftig tegen de verbreiding van het Christendom.
Pas toen hij door de Frankische vorst Karei Martèl — zijn naam betekent strijdhamer — was overwonnen, konden de brengers van het Evangelie verder naar het noorden doordringen.
Willibrord, geboren in 658, die zijn opleiding ontving in het klooster Ripon bij Yui*, vertrok eerst vanuit Engeland naar Ierland, en stak in 690 met 12 monniken over naar Friesland. Hier werkte hij 24 jaar; werd in 695 de eerste bisschop van Utrecht, maar moest telkens zijn arbeid afbreken door heftige tegenstand van Friese stamhoofden en speciaal Radboud. Zijn werkterrein besloeg niet alleen het noorden van ons land, ook Limburg, Noord-Brabant en Zeeland werden door hem bezocht. We treffen hier namelijk nog veel Willibrordputten aan. Het was de gewoonte van deze Evangeliedienaar de bekeerlingen dadelijk te dopen met water uit een put of bron. En zo zijn er nog talloze plaatsen waar deze „heilige" putten en bronnen voorkomen. Vóór de doop stelde Willibrord de volgende vragen:
Verzaakt gij de duivel?
Antwoord: Ik verzaak de duivel.
Verzaakt gij alle duivelswerken?
Antwoord: Ik verzaak alle duivelswerken en ook Donar en Wodan en alle onheiligen.
Gelooft ge in God, de almachtige Vader?
Antwoord: Ik geloof in God, de almachtige Vader.
Gelooft ge in Christus, Gods Zoon?
Antwoord: Ik geloof in Christus, Gods Zoon.
Gelooft ge in de Heilige Geest?
Antwoord: Ik geloof in de Heilige Geest.
Willibrord is in 739 in Echternach (Luxemburg) gestorven en begraven. De rooms-katholieken herdenken nog steeds zijn sterfdag op 7 september.
4. Bonifatius
Bonifatius (zijn eigenlijke naam was Winfried) werd uitgestuurd vanuit het klooster Nurseling bij Winchester. Op zijn eerste tocht door Friesland in 716 had hij weinig sukses door de al genoemde tegenwerking. Als hij in 718 Rome bezoekt geeft de paus hem de opdracht tot evangelisatie in Thüringen, Beieren en Hessen. Mainz werd het middelpunt, waar hij in 732 tot aartsbisschop wordt verheven.
De inhoud van de verkondiging van Willibrord en Bonifatius was doop, goede werken en Mariaverheerlijking. Hun preken kwamen kort samengevat hierop neer: Goddelozen wacht de eeuwige straf, berouw hebbenden de eeuwige heerlijkheid. Gelijk Christus ten derden dage uit het graf is opgestaan, zo moeten alle mensen op de jongste dag met hun lichaam verrijzen. Hoe groot de zondelast ook is, een Christen mag aan de goedheid en vergevensgezindheid van God niet wanhopen.
Ze sloten zoveel mogelijk aan bij wat de heidenen al geloofden en in hun diensten gebruikten. Het Walhalla werd de hemel, de boze god Donar werd vereenzelvigd met de duivel; de oppergod Wodan werd vervangen door de Heere; heilige vergaderplaatsen waren uitgezochte plekken om de mensen samen te roepen en het Evangelie te verkondigen; offerstenen werden van een kruis voorzien en omgedoopt tot altaar. Bij sommige Drentse kerken zijn deze stenen tot op dit ogenblik bewaard.
Bonifatius was meer dan Willibrord de grote organisator. Drie keer bezocht hij Rome; ettelijke keren pleegde hij overleg met Willibrord in Utrecht. Hij stichtte kloosters en abdijen; stelde bisdommen en aartsbisdommen in. Op zijn laatste tocht door Friesland wordt hij in 754 bij Dokkum vermoord. Zijn lijk werd vervoerd naar Fulda, waar hij werd bijgezet in de door hem opgerichte domkerk.
Omstreeks het jaar 1000 is, dank zij ook het werk van Karei de Grote (die er niet voor terug deinsde het geloof met het zwaard te verbreiden, vooral in de verzetshaarden Drente, Overijssel en de Achterhoek) ons land voor het Evangelie gewonnen. Hij liet bij Verdun aan de Aller — even over onze huidige grens met Duitsland — circa 1000 Saksen onthoofden!
5. De praktijk van het godsdienstig leven
We mogen geloven dat de Heere Zijn Kerk door alle eeuwen heen geleid heeft en dat er ook in de middeleeuwen ware kinderen van God zijn geweest. Letten we echter op de vreemde uitwassen als verheerlijking van mensen en relikwieën, op de bedevaarten en de beeldendienst, dan zouden we dat nauwelijks kunnen geloven. Vergeten we echter niet dat het Christendom in zijn kinderschoenen stond en tallozen zich wel verzet hebben tegen ingeslopen ketterijen, o.a. Karei de Grote die de beeldendienst sterk afkeurde. Velen hebben gepoogd de praktijk van het Christendom steeds weer aan te passen aan de inhoud van de Bijbel. De gewone man kende echter de Bijbel niet. Het meest aannemelijk en begrijpelijk was voor hem het hoofdstuk van de goede werken, wat dan ook het voornaamste punt van de middeleeuwse kerk was en is gebleven. Tot in onze twintigste eeuw zijn brokstukken van het oude heidense denken in de mens blijven hangen.
Veel godsvrucht moeten we zoeken in de kloosters. Velen waren de wereld ontvlucht om zich in de eenzaamheid van de kloostercel over te geven aan bidden en mediteren. Ze hadden zichzelf armoede en matigheid opgelegd; ze temperden hun boze lusten door zelfkastijding en vasten; ze kopieerden de Bijbel en vrome boeken; maakten studie van de geneeskunde en de geschriften van heiligen. Buiten het klooster predikten ze het Evangelie, eerst in de open lucht, later in houten kerken. Veel kerkgebouwen in de provincie Groningen dateren van 1100 tot 1200. Ze waren opgebouwd van tufsteen en zwerfkeien. Bij restauraties is gebleken dat vóór het stenen bouwwerk er al een houten stond. Van welke tijd die dateren, is niet na te gaan.
Vanuit abdijen en kloosters werden de bewoners van het platteland onderwezen in de leer maar ook in het bewerken van het land en het aanleggen van polders. Er zijn veel kloosters geweest. Op menige plaats komen nog velden wegennamen voor genoemd naar kloosters, hoewel deze al lang zijn verdwenen.
Beroemd zijn geworden de abdijen van Egmond, Utrecht, Wittewierum en Hallum in Friesland, Middelburg en Den Bosch; en de kloosters van Aduard bij Groningen, Terschelling, Bedum en Windesheim bij Zwolle.
6. Literatuur
Bij de schets:
1. H. te Merwe: De wereldweg der kerk. Uitgave W.D. Meinema N.V., Delft.
2. Geschiedenis van de Kerk, deel 3. Uitgave J.H. Kok N.V. Kampen, 1963 (Boeketreeks nr. 62) blz. 43-61.
3. Dr. P.P.V. van Moorsel: Willibrord en Bonifatius. Uitgave: Fibula- Van Dishoeck, Bussum. Fibulareeks nr. 28. Een prachtig geïllustreerd boekje, waarin de meest recente gegevens zijn verwerkt.
Voor verdere studie:
1. Eileen Power: Het dagelijkse leven in de middeleeuwen. Aulapocket 134. Uitgave Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen 1963. Een goed leesbaar boek met schetsen over alle perioden van de middeleeuwen.
2. R.W. Southern. De opkomst van het avondland. Aulapocket 42. Uitgave Het Spectrum, Utrecht/ Antwerpen 1069. Een gedegen en gedetailleerde studie over het ontstaan van het gekerstende West-Europa.
3. Prof. Dr. J. Huizinga: Herfsttij der middeleeuwen. Uitgave N.V. Tjeenk Willink, Haarlem. In dit boek geeft de schrijver een prachtige beschrijving van de late middeleeuwen, waarin met name de sfeer van die tijd op meesterlijke wijze wordt opgeroepen. Overigens: echt een studieboek, dat zich niet gemakkelijk laat lezen.
7. Gespreksvragen
1. Zou je brokstukken van de heidense gedachtenwereld kunnen aanwijzen in onze huidige samenleving?
2. Dreigt bij de huidige zendingsarbeid niet eveneens het gevaar, dat men zending door blanken koppelt aan blanke overheersing?
3. Welke oplossing zie je voor het probleem, dat in de tweede vraag aan de orde wordt gesteld?
4. Jè hebt in de inleiding kunnen horen dat de inhoud van de prediking van Willibrord en Bonifatius o.a. was het doen van goede werken. Is dat onschriftuurlijk?
5. Heeft bidden, vasten en zelfkastijding veel grote figuren uit de kerkgeschiedenis niet tot inkeer en boete gebracht?
(N.B. Geert Groote, de stichter van de broederschap des gemenen levens, bad nachten lang, staande in zijn cel en droeg op zijn blote lijf een ruwharig kleed vol knoesten en knopen.
Luther heeft ook veel aan zelfkastijding en vasten gedaan. Bracht het hem uitkomst? )
6. In het nieuwe Testament is ook sprake van vasten (Matth. 6:16-18, Hand. 13:2,3 b.v.). Welke zin had dit vasten toen? Heeft vasten nü zin?
7. Wat vind je in het algemeen van de Evangelieverkondiging tijdens de kerstening van de lage landen bij de zee?
8. Willibrord en Bonifatius sloten zich in hun zendingsmethode zoveel mogelijk aan bij wat de heidenen al geloofden en deden. Is dat juist? Welk gevaar kan er in schuilen? Zou deze aanpak voor onze huidige zending een geoorloofde methode zijn?
9. Wenk
Probeer een kaart te vinden of te laten tekenen van het werkterrein van Willibrord en Bonifatius.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971
Salvo | 1 Pagina's