JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De zondebok in het perspectief van Gods Woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zondebok in het perspectief van Gods Woord

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere jezus heeft geleerd dat al Gods wetten in de grond van de zaak zijn terug te voeren op de twee grote geboden. Het eerste daarvan is het liefebben van de Heere. Het tweede luidt dat we onze naaste moeten liefhebben als onszelf „ (Matth. 22:34-40).

Wat dit laatste betreft, Christus herhaalt slechts de wet zoals deze vanouds bij Israël gold en waaraan Hij Zijn Naam had verbonden: "gij zult uwe naaste liefhebben als uzelf: Ik ben de Heere " (Lev.19:1 8). 

In tal van concrete uitwerkingen komt dit gebod terug, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. Steeds weer wordt het belang van de ander, van de naaste, benadrukt. Daarbij ligt heel vaak het accent op de hulpbehoevende naaste, de naaste waar we zelf niets van te verwachten hebben. "En indien gij leent van degenen van wie gij hoopt weder te ontvangen, wat dank hebt gij ? (...) leent zonder iets weder te hopen" (Luk.6:34 en 35). Het zijn de blinden, de doven, de dagloners, de armen, de weduwen, de wezen, de vervolgden, de gevangenen, de vluchtelingen, de vreemdelingen, kortom allen die in nood verkeren, die onze liefde nodig hebben.

Het is een gebod dat haaks staat op de zondige geaardheid van de mens. De mens is immers geneigd om God en de naaste te haten. Juist bij de bestudering van het verschijnsel van de zondebok komt dat naar voren. We moeten beseffen dat het patroon van de zondebok ook in onze maatschappelijke betrekkingen steeds aanwezig is. Juist de zwakkeren, die God onder de bescherming plaatst van de sterkeren, zijn daarbij het slachtoffer. Het is zichtbaar in het verband van de schoolklas, tussen kinderen op straat en in de verhoudingen in gezinnen. Minderheden staan overal in de wereld onder druk. Altijd zijn er wel min of meer weerloze personen of groepen die de schuld krijgen van de ellende, of dat nu de heksen zijn in de middeleeuwen, de joden in Nazi-Duitsland of de vreemdelingen in onze eigen poorten.

De zondebok: figuurlijk maar ook letterlijk

Toch is het grote wonder van Gods Woord niet in de eerste plaats gelegen in een boodschap van naastenliefde en menslievendheid. Dat is immers, zoals de Heere leert, niet het eerste maar het tweede grote gebod, al zijn ze beide gelijk. Het eerste grote gebod is dat we de Heere zullen liefhebben met geheel ons hart, geheel onze ziel en met geheel ons verstand. 

In het onderhouden van deze geboden ligt echter niet de bron van de zaligheid: "Want Ik zeg u, tenzij uwe gerechtigheid overvloediger zij dan der schriftgeleerden en der Farizeën, (die slechts de wetten poogden te onderhouden) dat gij in het koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan" (Matt.5:20). Om het juiste zicht te krijgen op deze gerechtigheid is het nodig het wonder van de zondebok te leren begrijpen.

Hoewel het woord zondebok vandaag de dag hoofdzakelijk in de figuurlijke zin wordt gebruikt (een persoon die het voortdurend onderwerp is van pesterijen, iemand die overal de schuld van krijgt) is het woord van oorsprong een bijbels begrip met een letterlijke betekenis. In Leviticus 16, dat handelt over de instelling van de grote verzoendag, wordt over die echte zondebok geschreven.

" En van de vergadering der kinderen Israëls zal hij nemen twee geitenhokken ten zondoffer (...) En Aäron zal de loten over die twee bokken werpen: een lot voor de Heere en een lot voor de weggaande bok. Dan zal Aäron de bok, op welke het lot voor den Heere zal gekomen zijn, toebrengen, en zal hem ten zondoffer maken. Maar de bok, op welke het lot zal gekomen zijn om een weggaande bok te zijn, zal levend voor het aangezicht des Heeren gesteld worden, om door hem verzoening te doen; opdat men hem als een weggaande bok naar de woestijn uitlate (...) En Aäron zal beide zijn handen op het hoofd van de levende bok leggen, en zal daarop al de ongerechtigheden der kinderen Israëls en al hunne overtredingen, naar al hunne overtredingen, naar al hun zonden, belijden; en hij zal die op het hoofd van de bok leggen, en zal hem door de hand van een man, die voorhanden is, naar de woestijn uitlaten. Alzo zal die bok op zich al hun ongerechtigheden in een afgezonderd land wegdragen; en hij zal die bok in de woestijn uitlaten (...) En dit zal u tot een eeuwige inzetting zijn, om voor de kinderen Israëls van al hun zonden, eenmaal in het jaar, verzoening te doen. En men deed gelijk als de Heere Mozes geboden had" (Lev.16:5-10,21, 22 en 34). In het Oude Testament was de zondebok een dier, dat op symbolische wijze de zonden van het Joodse volk wegdroeg van voor Gods aangezicht, weg naar een afgezonderd land, de woestijn in. Het ritueel met de beide bokken vormde het jaarlijkse hoogtepunt in de eredienst van het oude Israël. God is een Heilig Wezen. Bij Hem kan een zondig mens niet bestaan.

Daarom moeten de zonden worden weggedragen. Toch ligt in deze symboliek zelf niet de bron van de zaligheid. Een overvloediger gerechtigheid is nodig. De bok kan de zonden niet werkelijk van ons wegnemen, "de Heere heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen" (Jes. 53: 6).

Christus, de Zondebok in dubbele zin

" Want Hij zal hunne ongerechtigheden dragen". Het zijn bij jesaja nagenoeg dezelfde woorden waarmee in Leviticus de zondebok van de grote verzoendag wordt beschreven. Jezus Christus treedt in de voetsporen van die oudtestamentische zondebokken: "de straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem". Als de bok die de woestijn - en dat betekende de dood - werd ingejaagd, beladen met de ongerechtigheden van het volk, zo wordt ook de Heere Jezus "afgesneden uit het land der levenden; om de overtreding mijns volks" (Jes,53:8). Christus is de Enige in Wie dit wegdragen van de zonde werkelijk betekenis krijgt: de grote Zondebok van zowel het Oude als het Nieuwe Testament.

Het wonderlijke hierbij is dat de Heere Jezus Christus slechts zo'n levende Zondebok kon worden, omdat Hij tevens tot een zondebok in de figuurlijke betekenis van het woord werd gemaakt. Zijn vervolgers hebben immers niet bedoeld hun eigen ongerechtigheden op Hem te leggen. Zij erkenden noch herkenden in Hem de Messias. Als zij dat wel gedaan zouden hebben, dan zouden zij in plaats van "kruis hem" (Markus 15: 13), met Petrus hebben uitgeroepen: "Heere (...) dit zal U geenszins geschieden" (Matt.16: 22 en ook Markus 8: 32-33) of "Gij zult mijne voeten niet wassen in der eeuwigheid" (Joh. 13: 8). Er was geen reden om Hem aan de dood over te geven. Pilatus vond geen schuld in Hem. Hij is dan ook niet gekruisigd omdat Hij de Messias was: "ik weet dat gij het door onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uwe oversten" (Hand. 3: 17). Het merendeel, zo schrijven de Statenvertalers (zie de kanttekening bij Luk. 23: 34), hebben niet geweten wat zij deden. Degenen die dat wel beseften zondigden tegen de Heilige Geest.

God heeft van eeuwigheid besloten dat Hij Zijn Zoon zou geven (Hand. 2: 23) en in de raad Gods heeft Christus Zichzelf gegeven voor zondaren. De Heere Zelf heeft deze wonderlijke weg bedacht. Een weg van genade. Daarbij hebben in de volvoering menselijke mechanismen zeker meegespeeld.

De meeste van Zijn vervolgers zullen zich er niet eens van bewust zijn geweest dat ze de Heere Jezus tot de zondebok van hun eigen onlustgevoelens hebben gemaakt.

Onlustgevoelens vanwege de Romeinse overheersing speelden daarbij een hoofdrol. Zelfs de discipelen verwachtten tot aan de kruisiging een aards koninkrijk. Het volk, dat Jezus kort daarop zou doden, ontvangt Hem als een koning te Jeruzalem: "Gezegend zij het koninkrijk van onze vader David, hetwelk komt in de naam des Heeren! Hosanna in de hoogste hemelen" (Markus 11: 10). Als de Heere dit aardse koninkrijk echter niet herstelt, keert de volkswoede zich tegen Hem en spoelt de haat, die eigenlijk de Romeinen gold, over Hem heen. We zien het in de vernederingen, die Christus moest ondergaan. De Heere Jezus heeft in Zijn lijdensweg van alles meegemaakt. We zien hier de bestrijdingen van de satan tegen de Gezalfde. Satan gebruikte daarvoor mensen die zich uitten in agressie zonder reden. De oorzaak van deze agressie zat in de daders, niet in het Slachtoffer. "Ik vind geen schuld in deze mens", zal Pilatus zeggen (Luk. 23: 4). Hij probeert het volk nog tot bezinning te brengen, door Bar-Abbas ten tonele te voeren, "want hij wist dat zij Hem door nijdigheid overgeleverd hadden" (Matt. 27: 18). Voor bezinning is echter geen plaats meer, hoogstens voor het "gezonde verstand" van een politicus als Kajafas, die Jezus welbewust als zondebok opoffert om te voorkomen dat "de Romeinen zullen komen en wegnemen beide onze plaats en ons volk" (Joh. 11: 48). Is het niet beter dat één mens sterft in plaats dat het hele volk verloren gaat, zo houdt hij het Sanhedrin voor. Ondanks dit scherpe inzicht had Kajafas er geen oog voor dat het de Heere behaagde Christus om geheel andere redenen te verbrijzelen. Onwetend heeft Kajafas aldus geprofeteerd van de vrucht van de dood van de Messias (Joh. 11: 50-51 met de kanttekeningen).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

Mivo +16 | 24 Pagina's

De zondebok in het perspectief van Gods Woord

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

Mivo +16 | 24 Pagina's