3. Vrede op aarde
De geboorte van de Heere Jezus staat in Lukas 2 geheel in het teken van het bevel van keizer Augustus en van de uitvoering van de registratie onder Cyrénius of Quirinius. Het keizerlijk besluit, dat overal is afgekondigd, moet, al is het met tegenzin, worden opgevolgd. Allen gaan op reis, ook Jozef en Maria met hun geweldig geheim en met hun vele vragen over de naaste toekomst.
Wat onmogelijk lijkt voor mensen, is mogelijk bij God (Luk. 1:37). Wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet (Gal. 4:4). Dit is de tijd, die verlopen moest tussen de openbaring van de komst van de Middelaar in het Paradijs (Gen. 3:15) en de vervulling van de belofte in de stal van Bethlehem. Als dit uur van de geboorte van de Zaligmaker is gekomen, moet dit Kind door Maria in een kribbe worden gelegd (Luk. 2:7). Voor "Davids Grote Zoon" is er geen plaats in de stad van David: Bethlehem. Voor het Manna uit de hemel, het Brood des levens, is géén plaats in het "Broodhuis": Bethlehem (Joh. 6:49-51).
Zo is het gebleven in het leven van de Heere Jezus. Als een gevloekte is Hij weggevoerd "buiten de legerplaats". Hij is gehangen aan het vloekhout van het kruis, omdat de aarde Hem niet dragen wilde en de hemel Hem niet wilde aannemen. Er is nog niet veel veranderd sinds Bethlehem. Géén plaats voor Christus in de kerk en de maatschappij, hart en huis, tenzij de Heilige Geest levenwekkend ingrijpt door de kracht van Gods wederbarende genade. De apostel Paulus heeft het wonder van de geboorte van Christus samengevat in de bekende tekst: "En buiten allen twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees" (1 Tim. 3:16).
De herders
Toen de Zoon van God Zijn eeuwige heerlijkheid verliet en deze zondige wereld binnentrad, gebeurde dit niet door de voorpoort van de burcht van Herodes of door de triomfboog van het paleis van keizer Augustus, maar door de deur van een schapenstal.
Al komt in Christus' geboorte in het bijzonder Zijn vernedering uit, in de verkondiging van die geboorte breekt Zijn heerlijkheid door. Tot tweemaal toe laat de Heere de geboorte van Zijn Zoon aankondigen door Zijn hoogste dienaar, de engel Gabriël, die voor God staat (Luk. 1:13 en 26 e.v.). Nu Zijn Zoon in de velden van Efratha geboren is, laat Hij dit feit verkondigen.
De gebeurtenissen rondom deze Heilige Geboorte vormden geen wereldnieuws. Toen niet en nu niet. Aan wie wordt de blijde boodschap dan bekend gemaakt? Aan Herodes, Cyrénius, Augustus? Aan de hogepriester, de leden van het Sanhedrin, de priesters en de voornamen in Israël? Engelen verkondigen de geboorte van Christus, de lang verwachte Messías, in woord en lied aan herders in de velden van Efratha. Arm en veracht in de wereld, maar door God uitverkoren (Vgl. Jes. 11:4). Zij worden verwaardigd het hemelse feestlied aan te horen, terwijl overheid en onderdanen, Herodes, hogepriesters en farizeeërs, geestelijk en lichamelijk in slaap waren gevallen.
Behalve in enkele gelijkenissen wordt in het Nieuwe Testament nergens anders over herders gesproken dan in Lukas 2. Toch staan zij op één lijn met Zacharías en Elisabeth, met Simeon en Anna, van wie de Schrift ons veel uitvoeriger vertelt (Zie Luk. 2:15 t/m 17 en Luk. 2:25 en 38).
Engelenzang
Nauwelijks is de engel uitgesproken of "van stonde aan" wordt de hemel geopend en het wolkengordijn voor een deel opgerold (Luk. 2:13). Uit die opening straalt een zee van hemellicht en komen duizenden en nog eens duizenden engelen, een menigte die uitgroeit tot heerlegers. Ze scharen zich rondom de engel die de boodschap bracht en zetten dan hun hemelwerk voort: prijzen van God. Engelen zingen altijd ter ere van God. Zij worden er nooit moe van, evenmin als wij van ademen. Bij de geboorte van de Heere Jezus zal hun lied het schoonst hebben geklonken (Job 38:7 en Luk. 15:17). Nooit is op aarde een schoner lied gehoord.
De engelenzang bestaat uit twee delen:
a. De engelen zingen van God: Ere zij God in de hoogste hemelen. Zij zingen eerst van God en niet eerst van de mens. God moet op het hoogst worden geëerd en geprezen. Niemand anders komt die eer toe. Adam heeft God Zijn eer ontstolen en zich en zijn hele nageslacht toegeëigend. Christus heeft God Zijn eer teruggegeven.
b. De engelen zingen van mensen: Vrede op aarde in mensen een welbehagen. Letterlijk staat er: "In mensen des welbehagens", d.w.z. mensen, die God in Zijn welbehagen verkiest. Door de ongehoorzaamheid in het Paradijs heeft de mens de band met God radikaal verbroken. Van de zijde van de mens is er geen mogelijkheid meer om deze band te herstellen. De mens is geestelijk dood. Maar Eén, de Middelaar Gods en der mensen, Jezus Christus heeft Zich bereid verklaard om die band met God te herstellen. De drijfveer daarvoor was eeuwige liefde van God (Joh. 3:16). Die liefde wordt aan zondaren uit enkel genade geschonken. De mens heeft deze liefde niet uitgedacht, gezocht of verdiend, maar de wedergeboren mens heeft God lief, omdat Hij hem eerst heeft liefgehad (1 Joh. 4:10).
Vrede op aarde
Voor veel mensen en in de grond van de zaak voor alle mensen is "vrede op aarde" de grote dissonant (wanklank) in het lied van de engelen. Het klopt niet! Immers, op de wereld is geen vrede te vinden. Oorlog, honger, geweld, armoede, verdeeldheid... onvrede!
Toch begaat men dan een grote fout. Van nature zijn we namelijk geneigd om "vrede op aarde" los te maken van "ere zij God" en "welbehagen in mensen". Er wordt in de engelenzang niet gesproken over vrede tussen mensen, maar over vrede die van God afkomt. Het is daarom belangrijk eerst eens de betekenis na te gaan van het woord 'vrede', zowel in de Bijbel als in het dagelijks spraakgebruik.
Het woord vrede komt van een heel oud woord, dat 'lief' betekent. Vrede geeft een toestand aan, die zich kenmerkt door harmonie en geheel gedragen wordt door liefde.
Achter het woord vrede gaat het begrip verzoening schuil, want aan elke vrede gaat strijd vooraf. Deze strijd kan alleen worden beëindigd, als twee vijandige partijen zich met elkaar verzoenen. Het resultaat van de verzoening is vrede.
Het oudtestamentische woord voor vrede is "sjaloom". Het woord neemt een belangrijke plaats in bij de moderne theologie. Het betekent dan, dat de christen niet altijd naar boven moet zien en in het eigen hart moet kijken, maar om zich heen moet zien en uitgaan tot de wereld om zo het heil, de sjaloom, gestalte te geven voor de ander. Het is zeker de moeite waard om eens na te gaan in welk verband dit woord funktioneert in de Bijbel.
We onderscheiden tweeërlei vrede:
• innerlijke vrede: de vertikale lijn God-mens (Jes. 48:22);
• uiterlijke vrede: de horizontale lijn mens-mens.
a. Innerlijke vrede
Er is geen vrede tussen God en de mens. De mens heeft God de oorlog verklaard, zodat Hij zijn Rechter is geworden. De mens heeft geen vrede met het bestaan dat God hem toeschikt. Gevolg: geen vrede met beroep of baan, met salaris, wil, begeerten enzovoort (Ps. 73:3 en 12). Toch zijn er velen, ook godsdienstige mensen, die een soort vrede schijnen te hebben en zich om Gods gericht niet bekommeren.
b. Uiterlijke vrede
Er is geen vrede tussen de mensen onderling. Niet in de gezinnen: tussen man en vrouw, ouders en kinderen. Niet tussen families en kerkelijke groeperingen. Niet tussen bepaalde klassen in de samenleving: werkgevers en werknemers, kommunisten en kapitalisten (Gen. 6:11 en Rom. 1:28,29). Niet tussen bepaalde politieke partijen. Niet tussen bepaalde rassen. Niet tussen bepaalde stammen en volken. De aarde is vervuld met wrevel.
En toch zongen de engelen van vrede op aarde. De herders hoorden dit engelenlied, terwijl ze vervuld waren van de nood, waarin zij zelf en hun volk verkeerden. Het was één van de donkerste perioden in de geschiedenis van Israël. De hand van de romeinse bezetter drukte zwaar op het volk, dat zijn zelfstandigheid verloren had. In Bethlehem, de stad van David, regeerden vreemden. Kon het erger? En wanneer kwam de beloofde Messías (Ef. 2:14)? Kon er nu van vrede gezongen worden? Ja, dat kon, want "vrede op aarde" werd juist mogelijk in deze nacht, waarin Jezus Christus geboren is: Hij is onze Vrede. Christus heeft de vrede hersteld door Zich te geven als het enig Zoenoffer (Jes. 53:5; Hebr. 12:4; Openb. 11:15; Fil. 4:7). Daardoor is er weer vrede tussen God en mens en vrede tussen mens en mens in beginsel mogelijk. Eenmaal zal de vrede volkomen zijn.
Dit is een vrede die alle (!) verstand te boven gaat en niet naar aardse maatstaven is te meten (vgl. Jes. 11:6-9). Om die maatstaven uit te schakelen, zijn er hemelse legermachten, die een maximum aan hemelse heerlijkheid naar de aarde meedragen om te verkondigen, dat God naar deze van strijd volle aarde gekomen is om de VREDE te herstellen. In het geloof hebben de herders deze Goddelijke openbaring mogen ontvangen en verstaan. De vrede voor "mensen des welbehagens" heeft hun harten vervuld en in het geloof zijn ze naar Bethlehem gedreven om hun Vrede te aanschouwen en te aanbidden.
O Vredevorst, Gij kunt gebieden
De vrede op aard' en in mijn ziel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1989
Mivo +16 | 24 Pagina's
