5. Zebulon
(Gen. 49:13)
Rond de geboorte (Gen. 30:19,20)
Zebulon is de zesde zoon van Lea. De naam Zebulon (= woning, bijwoning) bevestigt de woorden van Lea bij de geboorte: "God heeft mij, mij heeft Hij begiftigd met een goede gift; ditmaal zal mijn man mij bijwonen." De relatie tussen Jakob en Lea is dus nog niet veel veranderd; nog steeds hoopt ze Jakobs liefde te verwerven door hem zonen te baren.
De zegen
Zebulon zal aan de haven der zeeën wonen; en hij zal aan de haven der schepen wezen, en zijn zijde zal zijn naar Sidon.
Aantekeningen
* zeeën: de meervoudsvorm wijst op de uitgestrektheid van de zee; hier wordt de Middellandse Zee mee bedoeld.
* haven: er zullen geschikte plaatsen zijn om vaartuigen af te meren.
* zijn zijde naar Sidon: dit betekent zijn achterzijde naar Sidon, dus zijn gezicht naar de andere stammen gericht. Sidon is een heidense stad van de Phoeniciërs, waardoor Zebulon snel afgetrokken zou kunnen worden van de dienst van God, daarom moet de stam met de rug naar Sidon leven. De reden, waarom alleen Sidon en niet Tyrus genoemd wordt, is eenvoudig: Tyrus is in Jakobs tijd nog geen belangrijke plaats. Sidon is al bekend vanaf de tijd van Noach (Gen. 10:19).
* in de zegening door Mozes (Deut. 33:18,19) wordt ook verband gelegd tussen Zebulon en de zee.
Vervulling
In Jozua 19:10-16 wordt het erfdeel van Zebulon beschreven (zie kaartje, hoofdstuk 13, punt 3). Hieraan is te zien, dat Zebulon wel in het noorden tegen Phoenicië aan heeft gewoond, maar niet aan de zee. Waarschijnlijk heeft Zebulon wel de zee bevaren, via de vissershaven Akko.
De stam heeft echter niet "met de rug naar Sidon" geleefd. Uit Jes. 8 blijkt dat Zebulon de wet des Heeren heeft verlaten.
Toch is Zebulon een rijk gezegende stam en heeft een vooraanstaande plaats ingenomen. In de strijd tegen Sísera trekt Zebulon op met Barak en blijft niet achter, zoals Ruben (Richt. 4:6,10). In de lofzang van Debóra wordt Zebulon dan ook met ere genoemd (Richt. 5:14,18). De strijdbaarheid van de stam blijkt ook uit 1 Kron. 12:33, waar Zebulon 50.000 helden aan David levert. Samen met Nafthali vormt Zebulon het latere Galiléa. Deze streek is later rijk bevoorrecht vanwege het feit dat de Heere Jezus er veel geleerd heeft en dat Zijn discipelen er uit afkomstig zijn (Jes. 8:23; 9:1; Matth. 4:12-16).
De Heere Jezus heeft eerst in Nazareth en later in Kapernaüm gewoond, beide plaatsen in Zebulon. Kana, de plaats waar Christus Zijn eerste wonder heeft verricht, is ook in deze streek gelegen.
Zebulon ontving een plaats van de Heere. Een gift van de Heere. Het was weliswaar niet de belangrijkste plaats in het oog van de mensen. Maar in Gods ogen is er geen verschil in belangrijkheid, het was in ieder geval een plaats door God Zelf gegeven.
De plaats die Zebulon ontving, is een bevoorrecht gebied geworden. Het was het gebied waar de Heere Jezus, de Leeuw uit de stam van Juda, heeft gewoond en gewerkt.
Het was echter ook een gevaarlijke plaats, vanwege de aangrenzende heidense volken. Alleen als de stam met de rug naar de wereld (Sidon) zou leven, zou hij gezegend worden.
Opdracht
Ga aan de hand van de onderstaande teksten eens na wat de Bijbel zegt over Sidon en Zebulon. Maak twee kolommen. Schrijf in de eerste kolom alle kenmerken van Sidon en in de tweede kolom alle kenmerken van Zebulon op.
Sidon
Gen. 10:15. 1 Kr. 1:13 kleinzoon van Cham. Gen. 10:19; 49:13. Joz. 11:8; 19:28. Richt. 1:31; 10:6; 18:28. 2 Sam. 24:6. 1 Kon. 17:9. Jes. 23:2,4,12. Jer. 25:22; 27:3; 47:1. Ezech. 27:8; 28:21,22. Joël 3:4. Zach. 9:2. Matth. 11:21,22; 15:21. Mark. 3:8; 7:24,31. Luk. 6:17; 10:13,14. Hand. 27:3 stad aan de Middellandse Zee.
Sldoniër, Zidoniër
Deut. 3:9. Joz. 13:4,6. Richt. 3:3; 10:12; 18:7. 1 Kon. 5:6, 11:5,33; 16:31. 2 Kon. 23:13. I Kron. 22:1. Ezra 3:7. Ezech. 32:30. Hand 12 : 20.
Zebulon
Gen. 30:20; 35:23; 40:14; 49:13. Exod. 1:3. Num. 1:9,30,31; 2:1; 7:24; 10:16; 13:10; 26:26; 31:25. Deut. 27:13; 33:18. Joz. 19:10,27,34; 21:7,34. Richt. 1:30; 4:6,10; 5:14,18; 6:35; 12:12. 1 Kron. 2:1; 6:63,77; 12:33,40; 27:19. 2 Kron. 30:10,11,18. Ps. 68:28. Jes. 8:23. Ezech. 48:26,27,33. Openb. 1:8.
Gespreksvragen
1. Zebulon kreeg een gebied vlakbij het goddeloze Sidon. Jakobs woorden hielden een bevel in: Zebulon moest als het ware Sidon de rug toekeren.
a. Zie je overeenkomsten tussen het bevel aan Zebulon en Rom. 12:2? Motiveer je antwoord.
b. Hoe kunnen we aan deze opdracht beantwoorden? Maak dit duidelijk met behulp van enkele voorbeelden uit je eigen omgeving.
2. Galiléa ligt in de landstreek Zebulon. Waarom is de landstreek Zebulon zo'n gezegende plaats geworden? Licht je antwoord toe met behulp van de volgende teksten: Matth. 3:13; Mark. 14:28; Luk. 23:5; Joh. 7:1.
3. Zebulon kreeg een plaats van de Heere toegewezen. Soms wordt wel eens gezegd dat iedereen een plaats van God gekregen heeft. Ben je het hiermee eens? Betrek hierbij zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1984
Mivo +16 | 53 Pagina's
