A. Achtergronden
Inleiding
De bedoeling van deze schets is om enig inzicht te geven wanneer en waarom de kunst in de 20e eeuw een duidelijke breuk gaat vertonen met het verleden. We spitsen een en ander toe op de schilderkunst, waarbij tegelijkertijd moet opgemerkt worden, dat het in dit bestek onmogelijk is om het geheel van deze moderne kunst de revue te laten passeren. Daarom moeten we ons heel erg beperken om niet te verzanden in een enorme hoeveelheid informatie over stromingen, stijlen en -ismen in de kunst. Trouwens, vele stromingen die we het etiket "modern" opplakken, zijn door de tijd en de nieuwste ontwikkelingen al weer achterhaald en daardoor voor "ouderwets" verklaard.
Het gaat ons om drie dingen:
- de achtergrond van de moderne kunst (zie A);
- een verantwoorde indruk krijgen van wat moderne kunst nu eigenlijk is (zie B en C);
- een houding te bepalen t.o. moderne kunst die de toets van Gods Woord kan doorstaan (zie D).
Het kan aanbeveling verdienen zich met moderne kunst bezig te houden, zich erin te verdiepen. We kunnen hierdoor beter onze eigen tijd verstaan en onze houding tegenover eigentijdse verschijnselen bepalen. Gods Woord heeft ons hierbij te leiden. De Bijbel wil ons normen aanreiken voor alle aspecten van het leven, ook voor de moderne kunst en onze verhouding tot haar.
Kunst als gave
De kunst mogen we zien als een gave van de Heere, die Hij ons in Zijn algemene genade wil schenken.
Ook in de Bijbel is sprake van kunst. We behoeven alleen maar aan de twee bouwers van de tabernakel te denken, Bezáleël en Ahóliab, die met grote kunstvaardigheid hun werk verrichtten (Ex. 35:30-35). En wat te denken van de tempelbouw? De beschrijving ervan wijst niet alleen op technische, maar ook op kunstzinnige perfectie (1 Kon. 6 en 1 Kon. 7:13-51). En om niet meer te noemen: de Bijbel is niet voor niets ook een boek van schoonheid genoemd. Naast het eenvoudige taalgebruik van bijv. een Amos vinden we in de Bijbel ook de rijke, beeldende taal van een Jesaja en een Daniël.
De kunst als zodanig werd in de gereformeerde gezindte lange tijd als iets van de wereld beschouwd. Ongetwijfeld hangt dit samen met de soberheid, het teruggetrokken leven dat tot voor kort een kenmerk binnen deze gezindte was.
We moeten hier voorzichtig over spreken. Juist die sobere, van de wereld afgekeerde houding ging veelal gepaard met een diepe godsvrucht. We mogen echter niet de vreze Gods zetten tegenover een kunstgevoelige instelling, alsof die twee elkaar zouden uitsluiten. De Bijbel zelf leert het anders!
Historische aghtergrond
Ook de kunst heeft natuurlijk haar eigen geschiedenis. In Europa wordt deze ingedeeld in zogenaamde stijlperioden, o.a. de kunst van de Grieken en later van de Romeinen, de vroegchristelijke kunst, de Gotiek, de Renaissance, het Classicisme enz.
Opmerking: We gaan op deze begrippen niet nader in; wie er meer over wil weten, leze bijv. het bekende boek van E. Gombrick: Eeuwige schoonheid. Vanuit christelijk standpunt schreef drs. Aad v.d. Kooy zijn "Ik of gij? een christelijke cultuurkritiek", waarin hij op de verschillende cultuurstromingen ingaat.
In een bepaalde tijd (ruim genomen voor 1800) gold voor heel West-Europa een bepaalde stijl. Natuurlijk was die stijl in het ene land wat sterker vertegenwoordigd dan in het andere en trad ze in bepaalde streken wat vroeger op dan elders. Ondanks allerlei streekgebonden verschillen, kunnen we toch van een zekere stijleenheid spreken.
Langzamerhand kwam daar echter verandering in, vooral door de steeds groter wordende individualisering ná de Renaissance (ca. 1500-1600). Hierdoor gingen steeds meer stijlen naast elkaar hun eigen leven leiden. De Romantiek (ca. 1780-1860) heeft dit alles alleen nog maar versterkt. In deze cultuurstroming behaalde het gevoel de overwinning op het verstand, de rede. De verbrokkeling in allerlei individuele stromingen werd nu nog groter. Dat is ook geen wonder, want als het gevoel maatgevend wordt, wordt de persoonlijke stijl van de kunstenaar ook steeds belangrijker.
Opmerking: Hierboven worden begrippen als Renaissance en Romantiek min of meer als bekend verondersteld. Wanneer je hier meer over weten wil, doe je er goed aan een geschiedenisboek (van school) te raadplegen; ook "Ik of gij?" van Van der Kooy en "Hoe zullen wij dan leven?" van Francis A. Schaeffer kunnen je helpen om een globaal overzicht van de (West-)Europese cultuurgeschiedenis te krijgen.
Ook de rol van de kunstenaar is in de loop van de tijd sterk veranderd. Vroeger, d.w.z. vóór ca. 1800, was hij voornamelijk een handwerksman: hij maakte bepaalde dingen volgens de regels van het vak. De "artiest" bestond niet; hij was gewoon een talentvol werker, die wist hoe hij een figuur moest snijden uit hout, hoe hij een geplooide mantel moest schilderen, een hek moest smeden, enz. Hij zag zijn eigen werk niet als "kunst" in de huidige betekenis, maar alleen als een prestatie waarmee hij zijn vakmanschap waarmaakte. Het publiek vroeg ook niet om originaliteit, maar naar degelijk werk, gemaakt in de geest van de traditie. Zo voelden deze handwerkslieden zich enerzijds de erfgenamen van hun voorvaderen, waarbij zij echter anderzijds toch wel zichzelf konden zijn. Binnen de overgeleverde regels en normen waren er nl. vrijheden en konden zij hun eigen kwaliteiten tonen.
Pas in en na de 18e eeuw werd de kunst een schone kunst en werden de ambachten als iets minderwaardigs terzijde geschoven. De kunstenaar werd, al weer onder invloed van de Romantiek, een genie, een man met speciale gaven, waarmee hij de mensheid iets kon geven van heel groot belang: het kunstwerk, de kunst met een grote K. Daarbij ging de kunst bijna en soms helemaal de plaats van de religie innemen. Vanuit deze achtergrond is de crisis in de kunst aan het eind van de 19e/begin van de 20e eeuw te verstaan. Kunst werd geroepen om een soort godsdienst te zijn, een openbaring, een oplossing voor de diepste problemen der mensheid. De grote Kunst werd uitgetild boven het dagelijks leven en in haar eigen "tempel" gezet, het museum, waar de catalogus de weg wijst. Voor veel kunstenaars was dit moeilijk te verwerken. Velen van hen gingen op zoek naar zichzelf; van kunst werd immers verondersteld dat zij een afspiegeling is van het diepste wezen van de mens?
Toen de maatschappelijke functie van de kunst kleiner werd en soms geheel wegviel, werd kunst gemaakt om de kunst: l'art pour l'art. En omdat kunst zo iets buitengewoons geworden is moeten de mensen lessen in kunstwaardering volgen om ze te kunnen begrijpen. De vele boeken over (moderne) kunst zijn wat dit betreft een teken aan de wandl
De kunst is op een te hoog voetstuk geplaatst. Ze is losgemaakt van haar banden met de dagelijkse werkelijkheid. Hieronder heeft de kunst geleden, al zou het alleen maar zijn door de groter wordende kloof tussen de kunstenaar en zijn publiek, de kunst en het begrijpen ervan.
Kunst als spiegelbeeld / de kunstenaar en zijn wereld
Elke tijd kent haar eigen kunst. Dat is te begrijpen, omdat kunstenaars net als alle anderen, mensen van hun tijd zijn. Kunst heeft ook alles te maken met het leven. Kunst ligt in het verlengde van een bepaalde levensbeschouwing en levensvisie.
Daardoor is de kunst wel de "spiegel van een tijdperk" genoemd. De kunstenaar is als een seismograaf, die trillingen opvangt en registreert, Zó verwerkt de kunstenaar in zijn kunst datgene wat niet alleen hem zélf boeit en bezighoudt, maar tegelijkertijd een hele generatie.
Daarom zullen we moeten weten wat kunstenaars met hun beelden tot uitdrukking hebben willen brengen. We noemen dat de beeldideologie.
Opmerking: We horen tegenwoordig veel over ideologieën, bijv. de kapitalistische t.o. de marxistische ideologie. Een ideologie bestaat uit een samenhangend geheel van voorstellingen, waarden en overtuigingen. Ze heeft betrekking op de wereld waarin de mensen leven met bun verhoudingen tot de natuur, de maatschappij, de andere mensen, hun eigen aktiviteiten, enz. Kort samengevat: een ideologie is de uitdrukking van de verhouding van de mens tot zijn wereld.
Ook de schilder als kunstenaar werkt -bewust of onbewust- met een ideologie. Hij brengt deze niet, zoals bijv. een schrijver of dichter, onder woorden maar drukt zijn ideologie in beelden uit. Daarbij moeten we op twee dingen letten: op de inhoud van de beelden (het onderwerp van het schilderij, de voorstelling), maar vooral ook op de wijze waarop de wereld door deze beelden wordt uitgebeeld. Daaruit spreekt de visie van de kunstenaar; daaruit weten we welke waarden en overtuigingen hij wil uitdragen.
Daarom moeten de werken van iedere kunstenaar (of hij nu een modern kunstenaar is of niet) onderzocht en verklaard worden vanuit de tijd waarin de kunstenaar leeft/leefde. Schoonheidsopvattingen, politieke denkbeelden, morele waarden, enz, moeten daarbij betrokken worden, want dat geheel van geestelijke waarden vormt het wereldbeeld van de kunstenaar.
Stijlveranderingen hangen dan ook ten dieptste samen met veranderingeri in de ideologie van de gemeenschap, de tijdgenoten. En als er heden ten dage zo'n wirwar van stijlen, stromingen en -ismen valt te constateren (zie de inleiding), dan kan dat alleen maar te maken hebben met de geestelijke ontreddering en de chaos der meningen die onze tijd kenmerken.
Enkele kenmerken van het moderne wereldbeeld
We hebben gezien dat de tijd en de tijdgeest voor een groot deel de kunst bepalen. Daarom moeten, tot een beter begrijp van moderne kunst, enkele kenmerken van deze tijd genoemd worden, voor zover ze van belang zijn voor ons onderwerp.
1. In het algemeen kunnen we de mens van onze tijd zien als iemand die er op uit is zich absolute vrijheid te verwerven. Dit hangt heel nauw samen met het dood-verklaren van God. Dit proces is de vorige eeuw al begonnen (Nietzsche!). De moderne mens is een mondige mens. Hij wenst geen gezag boven zich, niet van God en niet van vroeger aanvaarde en geldende normen.
Daardoor vallen echter vele zekerheden weg, en wordt het bestaan zinloos. De moderne mens botst tegen een zinloze werkelijkheid op, een werkelijkheid waarvan hij de heerlijkheid niet meer kan ontdekken. De wereld, de werkelijkheid, wordt dan een chaos, een "rot wereld", waarvan hij walgt. Hiermee is een stroming als het existentialisme ruwweg getypeerd.
2. Een belangrijk punt is ook de minder grote waardering voor het kennen, de rede (ratio). In grove trekken kunnen we zeggen dat in de vroegere kunstuitingen, tot de hoogste vervoering toe, een redelijke samenhang aanwezig was. Dit redelijk verband wordt in onze 20e eeuw meer en meer losgelaten. Huizinga zegt het kernachtig: het kennen wordt verzaakt Men meent het leven direkt te kunnen verbeelden buiten kennis om. Kunst schakelt het denken uit.
Met name moet hier gewezen worden op de grote invloed van de diepte-psycholoog Freud uit het einde van de vorige eeuw. Deze geleerde verklaarde het menselijk gedrag uit het onderbewuste zieleleven. De oerdriften die onder het vernis van een uiterlijk beschaafd gedrag schuilen, zijn tenslotte bepalend voor alle menselijk handelen.
3. De jaren '60 van onze eeuw brachten een nieuw element, nl. een sterk agressieve levenshouding, die tot uiting komt in een fel verzet tegen de maatschappelijke ordeningen, tegen het establishment. Op het vlak van de kunst verzet men zich fel tegen een schoonheidsopvatting, die men volkomen uit de tijd acht. De moderne kunstenaar blijkt bewust anti-esthetisch van opvatting. Ongetwijfeld is de Tweede Wereldoorlog in deze van grote invloed geweest. De gevoelens van ontreddering na de grote chaos sloegen al spoedig om in een haat tegen een vorige generatie die de zaak grondig verknoeid had.
Deze in korte trekken geschetste moderne mentaliteit uit zich ook, zelfs met name, in de kunst. In deze schets hebben we vooral de schilderkunst op het oog, maar in de beeldhouwkunst, de literatuur, de muziek enz. zien we dezelfde verschijnselen.
Opmerking: Voor een goed overzicht van de twintigste-eeuwse maatschappij leze men: Cultuurgeschiedenis van de twintigste eeuw, door prof. dr. P.J. Bouman; vanuit christelijk standpunt bezien is er veel waardevols in de boeken van Schaeffer, bijv. "De God Die leeft", met name deel I: Het intellectueel en cultureel klimaat van de tweede helft der 20e eeuw; en "Hoe zouden wij dan leven?", hfdst. 11, waarin onze maatschappij beschreven wordt. Tenslotte noemen we nog "Een boos en overspelig geslacht" van G. Slings, die in hfdst. II "Enkele achtergronden van de moderne literatuur" geeft, die zeker ook van toepassing zijn op de moderne (schilder)kunst.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1982
Mivo +16 | 44 Pagina's