Hoe is de Bijbel ontstaan?
Adam en Eva hadden geen Bijbel. Die hadden ze ook niet nodig, want de Heere sprak rechtstreeks met hen. Dat deed Hij later met Noach, Abraham, Mozes en nog veel meer mensen. Die mensen vertelden aan hun kinderen en kleinkinderen wat de Heere gezegd had en wat de Heere in hun leven gedaan had. Adam kreeg daarvoor meer dan 900 jaar de tijd; wat heeft hij vaak kunnen vertellen wat hij zelf meegemaakt had!
We weten dat de mensen in de Oudheid gewend waren om verhalen te onthouden en bijna letterlijk door te vertellen. Dat was nog extra belangrijk als het om de woorden van God ging.
Schrijven
Mozes was de eerste tegen wie de Heere gezegd heeft dat hij Zijn woorden op moest schrijven. Hij schreef niet alleen de geschiedenissen van Gods volk vanaf de schepping op, maar ook wat de Heere in Mozes' dagen aan het volk geboden had.
Toen Mozes gestorven was, waren de eerste vijf bijbelboeken af. En daarna kwam er steeds meer bij: letter na letter, zin na zin. Steeds andere schrijvers voegden er een boek aan toe. Daar waren koningen, profeten, schriftgeleerden en onbekenden onder. En 400 jaar vóór de geboorte van Christus was het Oude Testament klaar. Hetzelfde boek als wij vandaag nog lezen, las de Heere Jezus. Hij en Zijn discipelen en vele anderen erkenden het als het Woord van God.
De apostelen zullen er huiverig voor geweest zijn om iets toe te voegen aan Gods Woord. En dan is het wonderlijke dat er, zonder dat ze dat eerst afgesproken hadden, toch mensen gingen schrijven. De één schreef een brief, de ander een evangelie en al deze delen werden de gemeenten rondgestuurd. Dan blijkt dat de mensen erkennen dat deze teksten meer zijn dan stichtelijke werken van mensen, dat ze goddelijk gezag hebben. Deze verschillende geschriften, van andere schrijvers met een eigen karakter, blijken weer een eenheid te vormen; het Nieuwe Testament.
Overschrijven
Helaas zijn de boeken die de bijbelschrijvers eigenhandig geschreven (of gedicteerd) hebben, verloren gegaan.
De Sopherim schreven de heilige boekrollen heel nauwkeurig over en hielden zich daarbij aan strenge regels. De schrijver moest een jood zijn en een volledig joods gewaad dragen. De boekrol waarop hij schreef moest van de huid van reine dieren gemaakt worden, de inkt volgens een speciaal recept. Iedere regel moest dertig letters tellen en elke kolom moest tussen 48 en 60 regels lang zijn. De ruimte tussen de regels moest een haarbreedte zijn. Er mocht geen woord of letter uit het geheugen opgeschreven worden, maar er moest een goedgekeurd voorbeeld gebruikt worden. Zo kon er eigenlijk geen fout gemaakt worden en was elke nieuwe bijbelrol volkomen gelijk aan de oude. Als er toch één fout ontdekt werd bij de controle, werd de hele boekrol verbrand.
De teksten zijn wel altijd gecopiëerd. Vanaf het begin van de geschreven bijbeltekst lezen we dat er eerbiedig mee omgegaan werd. De wet werd op heilige plaatsen bewaard: in de ark (Deut. 31) en later in de tempel (2 Kon. 22 : 8). Op gezette tijden werd de wet aan het volk voorgelezen, al gebeurde dat niet in elke periode even vaak en in sommige tijden helemaal niet. Na de ballingschap begonnen de joden diensten in de synagogen te houden en daarvoor hadden ze veel meer boekrollen van het Oude Testament nodig. Die moesten dus geschreven worden. Dat deden de schriftgeleerden, de Sopherim (= schrijvers). Deze mannen wijdden hun hele leven aan het uitleggen en overschrijven van de heilige rollen. Dat copiëren (van een goedgekeurd voorbeeld) deden ze heel minitieus volgens strenge regels, om te voorkomen dat er ook maar één fout gemaakt zou worden. Later, van 500 tot ± 1000 na Chr. voegden de Masoreten (= overleveraars) klinkers toe aan de oude Hebreeuwse teksten. Daarbij telden ze zelfs alle letters, woorden en verzen in een bijbelboek en hoe vaak een woord of een letter voorkwam!
Deze mensen hadden blijkbaar zoveel eerbied voor de heiligheid van het Woord, dat ze er angstvallig voor zorgden dat er geen lettertje verloren kon gaan!
In 1947 begint een jonge bedoeïen met de naam Muhammad adh-Dhib helemaal alleen aan een klimpartij over de rotsen bij de Dode Zee in Israël. Hij wil een weggelopen geit achterna. Opeens ziet hij een vreemde opening in één van de rotsen. Nieuwsgierig gaat hij kijken. En dan komt hij in een grot, waarin kruiken blijken te liggen. Hij weet niet hoe beroemd deze vondst zal worden. Want in de kruiken waren eeuwen geleden boekrollen met bijbelgedeelten verborgen. In andere grotten zijn er later nog veel meer ontdekt.
Deze Dode-Zeerollen, zoals ze genoemd zijn, worden nu bewaard in een museum in Jeruzalem, dat speciaal hiervoor zo gebouwd is, dat het in geval van een atoomoorlog de grond in zakt.
Ze zijn zo belangrijk, omdat van maar liefst alle boeken van het Oude Testament (behalve van het boek Esther) gedeelten zijn teruggevonden, allemaal geschreven tussen de vierde eeuw voor Chr. en de tweede eeuw na Chr. Daarmee hadden de geleerden dus teksten die minstens duizend jaar ouder waren dan de Masoretische tekst!
Nu bleek dat de Dode-Zeerollen zó overeen komen met de bekende teksten, dat we niet anders kunnen zeggen dan dat wij dezelfde Bijbel hebben als de apostelen. De Heere heeft ervoor gezorgd dat Zijn Woord onveranderd behouden bleef.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997
Mivo +14 | 24 Pagina's
