John Wiclif, de morgenster van de Reformatie
John Wiclif (meest gangbare en eenvoudige spelling van zijn naam) werd omstreeks 1324 geboren. Zijn ouders waren van adel en woonden kort na zijn geboorte in een voorvaderlijke woning in het plaatsje Wicleff (Midden-Engeland). Op zestienjarige leeftijd werd hij student van de universiteit van Oxford, waar hij later ook docent wordt. Zijn leermeester Bradwardine hield hem de noodzaak voor van nauwgezet Schriftonderzoek, iets waar men in die tijd weinig waarde aan hechtte. Mensen die bijbellezingen hielden werden spottend 'biblicisten' genoemd. Wiclif heeft zijn hoogleraarschap gecombineerd met het predikantschap. In verschillende plaatsen in de buurt van Oxford is hij pastoor geweest. Een van zijn tegenstanders noemt hem: 'de meest betekenende doctor der theologie van zijn tijd, in de filosofie niemands mindere, in het doceren zonder weerga'. In zijn leven zijn duidelijk drie perioden te onderscheiden:
1. De politieke (nationalistische) periode. Hierin neemt hij het op voor de koning en het Engelse volk, wanneer paus Urbanus V in 1365 een betaling eist van duizend mark over 33 jaar. Deze eis hield verband met de toezeggingen die de Engelse koning Jan van Anjou in het verleden had gedaan toen hij leenman werd van paus Innocentius III. Waarschijnlijk is Wiclif woordvoerder van de koning (Eduard III) geweest in het Engelse parlement dat de eis van de paus afwees. Ook heeft Wiclif in Brugge (in 1374) onderhandelingen gevoerd met pauselijke afgevaardigden om allerlei geschillen bij te leggen. In die tijd heeft Wiclif de hebzucht van de paus fel bekritiseerd en het aardse bezit van de kerk bestreden. Hij pleitte ervoor dat de kerkgoederen in Engeland voor staatseigendom werden verklaard. Bij Wiclif zie je duidelijk het armoede-ideaal, zoals bij de Fransiscaners en de Waldenzen. Hij ging op grond van Mattheüs 10 over tot de uitzending van bezitsloze rondreizende boetepredikers. Hun latere naam 'Lollarden' kan betekenen 'onkruidzaaiers'. Het is ook mogelijk dat ze vanwege hun predikende en litanieën-zingende werkzaamheid zo genoemd werden (werkwoord 'lollen' -lallen, lullen). Hij maakte veel werk van de prediking en de Schriftuitleg in zijn gemeente. Dat leidde tot het vertalen van de Heilige Schrift. Wiclif vertaalde van 1378 tot 1382 de Vulgata (officiële roomskatholieke bijbelvertaling in het Latijn), omdat hij, zoals bijna alle geestelijken in die tijd, de grondtalen niet beheerste. Zijn trouwe vrienden Hereford en Purvey assisteerden hem bij dit werk. Het werd de eerste Engelse bijbelvertaling.
2. De tweede periode kenmerkt zich dus door prediking en bijbelvertaling. Wiclifs preken in de volkstaal waren sober en zéér persoonlijk gericht. Ze vormden een enorme tegenstelling met de toenmalige preken, die veelal gebaseerd waren op legenden, romans, sagen en soms zelfs op dansliedjes. In het begin had Wiclif nog de hoop dat het mogelijk zou zijn door een zuivere prediking en een intensieve bijbelverspreiding een reformatiebeweging in de kerk op gang te brengen. Toen paus Urbanus VI, de eerste tegenpaus in Rome (daarvoor had de paus zijn zetel in het Zuidfranse Avignon), geen hervormingen invoerde, was Wiclif voorgoed ontgoocheld. Hij bond nu de strijd aan met de kerk zelf, enkele jaren voor zijn dood.
3. De derde periode staat daarom in het teken van de bestrijding van het roomse systeem. Hoe meer Wiclif de Schrift bestudeerde, hoe meer hij oog kreeg voor de gebreken in de kerk. In zijn hoofdwerk 'Trialogus' verzet hij zich tegen allerlei dwalingen in de kerk. De transsubstantiatiegedachte acht hij de ernstigste misvatting. Zelf leerde hij de reële tegenwoordigheid van Christus' verheerlijkt lichaam in het Heilig Avondmaal, zoals Luther dat later voorstond (consubstantiatie). Fel viel hij ook de kerkelijke regeringsstructuur (hiërarchie) aan en wees hij erop dat de apostelen alleen presbyters en diakenen kenden. De honderdjarige oorlog tussen Frankrijk en Engeland en het veertigjarig schisma (1378- 1418) - de in Avignon woonachtige paus stond achter Frankrijk - hebben er ongetwijfeld toe meegewerkt dat Wiclif met des te meer kracht optrad tegen het pausdom. Wiclif is in de jaren 1377 en 1378 gedaagd voor synodes in Londen. Het koninklijk huis en de vorsten hebben hem altijd gesteund, ook toen hij de kerkleer aanviel. Zijn felle kritiek op de leer van de transsubstantiatie door middel van boeken en stellingen leidt ertoe dat hij zeer onverwacht, tijdens een college (!), zijn ontslag krijgt als hoogleraar in 1382. Zijn reactie: 'Men had mij in elk geval eerst behoren aan te tonen, dat ik dwaal'. Toen in 1381 in Engeland een opstand onder de boeren uitbrak, waardoor veel bloed werd vergoten, gaf men Wiclif de schuld. HIJ zou door zijn prediking het volk te mondig gemaakt hebben. Door middel van Engelse studenten, die in Praag studeerden, werden Wiclifs denkbeelden ook in Europa bekend. Te denken valt aan de grote waardering die de Praagse hoogleraar Johannes Hus voor Wiclif had. Nadat Hus tijdens het concilie van Constanz als ketter werd verbrand, werd ook het bevel gegeven de stoffelijke resten van Wiclif op te graven en te verbranden. Wiclifs volgelingen zijn vervolgd, vooral na Wiclifs sterven (31 december 1384) en na de dood van koning Richard in 1399. Wanneer we Wiclif 'voorloper van de Hervorming' noemen, dan moeten we wel beseffen dat hij, ondanks zijn Bijbelse gedachten over de predestinatie, het Avondmaal en de Kerk ('een gemeenschap van hen die tot het eeuwige leven zijn uitverkoren'), zijn protest tegen de Roomse hiërarchie en vele andere wantoestanden en dwalingen in de kerk, tóch nog de Bijbelse helderheid mist, wanneer hij spreekt over de goede werken en over de genade als 'de wet van Christus'. Hij drong nog niet genoeg door tot de kern van het evangelie: de rechtvaardiging door het geloof alleen. Armoede was bij hem, evenals bij de Waldenzen en de Moderne Devoten een wezenlijk kenmerk van het christendom. Toch belichaamde hij, de 'bloem van Oxford', het meest bijbels-radicale protest tegen de middeleeuwse kerk.
Wiclif Bijbelvertalers
De naam van Wiclif leeft ook voort in het bijbelvertaalwerk. Er was eens een zendeling. Townsend heette hij. Aan het begin van deze eeuw reisde hij naar Midden-Amerika. Hij wilde daar in het land Guatemala de Indianen bekend maken met het Evangelie. Op een dag zei een Indiaan tegen hem: 'Als jouw God dan zo groot en zo wijs is, waarom spreekt Hij dan niet mijn taal?' De Indiaan bedoelde dat hij de Bijbel niet kon lezen in zijn eigen taal. Toen ging zendeling Townsend aan een karwei beginnen, dat vijftien jaar zou duren; hij ging de Bijbel vertalen in de taal van de Indiaan. Later richtte hij in het jaar 1942 een grote vereniging op, een organisatie van bijbelvertalers. Hij had al gauw een mooie naam gevonden: 'Wycliffe Bijbelvertalers'. Er werken meer dan vijfduizend mensen voor deze organisatie. Overal in de wereld zijn ze bezig om de Bijbel te vertalen of om mensen te leren lezen. In de hele wereld worden er meer dan zesduizend talen gesproken. In nog maar 281 talen is de hele Bijbel vertaald. In heel wat meer talen is alleen het Nieuwe Testament verschenen (710). Het aantal talen, waarin de Wycliffe-bijbelvertalers nu de Bijbel aan het vertalen zijn, is 943!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1995
Mivo +12 | 28 Pagina's
