Nicodemus de nachtdiscipel
Johannes 3
Vers 1
Farizeeërs: de naam komt van 'parus' (afgescheidene). Farizeeërs vormden één van de drie godsdienstige groepen in Judea. De beide andere sekten waren de sadduceeërs en de essenen. De farizeeërs hielden vast aan een dualisme, dat uitging van de goddelijke leiding èn tegelijkertijd een onbelemmerde vrije wil. Hoewel zij grote politieke invloed uitoefenden, waren ze geen politieke partij, maar een genootschap van ijverige bestudeerders en onderrichters van de wet. De wet bestond voor hen niet alleen uit de Pentateuch (de boeken van Mozes), maar ook uit een mondelijke traditie. Deze hadden zij uitgewerkt: de Talmoed. Om bij de farizeeërs te mogen behoren, moest men tonen zich aan de 613 voorschriften van de wet te wiilen houden. In de tijd van de Heere Jezus waren er in Jeruzalem ongeveer 4000 - 5000 farizeeërs. De leiders van de partij waren de priesters en schriftgeleerden. De meeste partijleden waren gewone mensen.
Overste der Joden: Nicodemus was lid van de 'Joodse Raad' (sanhedrin). Deze bestond uit zeventig voornaamsten van het volk. Voorzitter was de hogepriester. Het was het voornaamste rechtscollege, voorzover ze van de Romeinse overheid vrijheid kreeg.
Vers 2
Tekenen: zoals het veranderen van water in wijn en tempelreiniging.
Vers 3
Voorwaar: Amen of verzekering.
Wederomgeboren: opnieuw geboren of van boven geboren.
Vers 4
Oud: dit geeft aan dat Nicodemus niet jong meer kan zijn.
Vers 5
Water en Geest: vergelijking van de doop met water (van Johannes) met de doop door de Heilige Geest (van Christus) (Handelingen 1:5). Water geeft uiterlijke en Geest innerlijke reiniging aan.
Vers 6
Vlees: het menselijke staat hier als beeld van het zondige, verlorene, vergankelijke en onmachtige tegenover Geest; namelijk de Heilige Geest rein en krachtig.
Vers 8
De wind blaast: evenals de wind is Gods Geest onnaspeurbaar in wezen, maar zichtbaar in werking.
Vers 10
Leraar van Israël: wijst op de algemene bekendheid van Nicodemus.
Deze dingen: die door de profeten zo vaak en duidelijk geleerd worden.
Vers 11
Wij: Johannes en ik.
Gijlieden: de farizeeërs en oversten.
Vers 12
Aardse dingen: dingen die op de aarde met de mens geschieden in de wedergeboorte, maar uit de hemel afkomstig zijn.
Hemelse dingen: dingen die in de hemel geschieden. Gods raad en de wegen die Hij ter volvoering daarvan bewandelt.
Vers 13
Opgevaren: met Zijn verstand doorgedrongen tot de kennis van hemelse zaken.
Vers 14
Slang in de woestijn: geschiedenis zoals die beschreven is in Numeri 21: 8 e.v.
Vers 19
Duisternis: satan, wereld, leven buiten God
Licht: Christus en Zijn Evangelie.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1993
Mivo +12 | 32 Pagina's
