Als je een misdaad pleegt

Je bent strafbaar, wanneer je iets gedaan hebt waarvan in het Wetboek van Strafrecht staat dat op die handeling een straf staat. Bij een zware overtreding zul je ook een zware straf krijgen. Zo is het ook met René X. Hij heeft iemand vermoord. Toen hij nog voortvluchtig was, stond hij als verdachte bij de politie opgeschreven. Het was de taak van de politie om de verdachte, René dus, te arresteren. Al hij gearresteerd wordt, volgt op het politiebureau een verhoor. Daarvan wordt een proces-verbaal (verslag van dat verhoor) gemaakt. René hoeft bij dat verhoor niets te antwoorden. Dat is de vrijheid die hij krijgt. Tegelijk met het proces-verbaal wordt een inverzekeringstelling gemaakt. Daarin wordt gezegd waarvan René precies verdacht wordt. Vervolgens gaat René naar de cel in het politiebureau. Hij moet de cel in om te voorkomen dat:

- hij vlucht;
- hij de mensen opnieuw in gevaar zal brengen;

Dan wordt er een heel onderzoek ingesteld om te kijken of René wérkelijk schuldig is. Hij wordt gedurende dat onderzoek naar het huis van bewaring gebracht. Op bevel van de Officier van Justitie mr. Andersen, moet hij daar blijven. Tenslotte komt de rechtzaak. René X. kan zich door een advocaat laten verdedigen. René doet dit ook. Mr. Middelkoop zal hem helpen. De Officier van Justitie mr. Andersen klaagt René X. aan. Hij zegt wat René 'op z'n geweten' heeft. De rechter, mr. Pietersen, bespreekt deze zaak met René: hoe kwam je tot die daad? Weet je wel wat de gevolgen hiervan zijn? Ook nu is René weer vrij om te antwoorden of niet. Mr. Andersen stelt de eis vast. Mr. Middelkoop krijgt de gelegenheid om René, zijn cliënt, te verdedigen.
Na veertien dagen moet René weer voor de rechter verschijnen. Mr. Pietersen doet uitspraak. René heeft schuld. Hij zal een gevangenisstraf krijgen. Vanaf nu is de verdachte de dader! Hij gaat direct naar de gevangenis, als daar een cel vrij is. Is dat niet zo dan gaat hij als veroordeelde tot zolang naar het Huis van Bewaring.

De overheid

Lees eens Romeinen 13: 1 - 5.

In dit hoofdstuk wijst Paulus er op dat de gemeenteleden in Rome de (heidens - Romeinse) overheid moesten gehoorzamen. 'De overheid is Gods dienares', schrijft Paulus. Hij bedoelde hiermee dat de overheid namens de Heere regeert. Wie de overheid ongehoorzaam is, is God ongehoorzaam. En als de overheid straft, doet ze dat ook in Naam van de Heere. Maar ook de overheid kan de Heere ongehoorzaam zijn, bijvoorbeeld door de misdaden te streng of niet streng genoeg te straffen.

* Wanneer behoef je de overheid niet te gehoorzamen?
* 'Mij komt de wraak toe', zegt de Heere. - Waarom mag de overheid dan wel straffen en waarom mag je geen eigen rechter zijn?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen