Simson, een kind van het wonder
Overzicht van de stof
"En de kinderen Israëls voeren voort te doen dat kwaad was in de ogen des Heeren." Dit is het steeds weerkerende, droevige refrein in het Richterenboek. Daarom geeft de Heere Zijn volk over in de hand van hun vijanden. Het oosten van het land heeft te lijden onder de Ammonieten (daar treedt de richter Jefta op, Richt. 10: 6 en 7) en tegelijkertijd wordt het zuidwesten geteisterd door de invallen van de roofzuchtige Filistijnen.
Maar de Heere geeft uitkomst. We lezen hier niet dat er om een verlosser gevraagd wordt of uit de nood tot God geroepen wordt. De Heere maakt echter toch de komst van een man bekend. Een man, die een begin zal maken met de verlossing van Israël uit de macht der Filistijnen.
In Zora, in het zuidwesten van het land Israël, in het gebied van Dan, woont een man, Manoach. Hij is getrouwd maar heeft geen kinderen. Op een dag verschijnt er een Engel des Heeren aan de vrouw van Manoach. Zij krijgt een wonderlijke boodschap. Hoewel zij onvruchtbaar is, wordt haar een zoon beloofd. Deze zoon zal een bijzonder kind zijn, een Nazireeër Gods. Hij zal een afgezonderde voor de Heere zijn. En tot teken daarvan mag zijn haar niet geknipt worden. Ook moet hij zich geheel onthouden van wijn of sterke drank en onreine spijzen. Dat geldt ook voor zijn moeder tijdens de zwangerschap, zodat het jongetje vanaf zijn eerste levensbegin een afgezonderde zal zijn. Manoachs vrouw aanvaardt door het geloof deze belofte. Ze vraagt niet naar het hoe of waarom. Ze vraagt ook niet naar de naam of de herkomst van de boodschapper. Zij denkt er aan, dat ze heeft gesproken met een "Man Gods" een profeet, een bijzondere knecht van God, hoewel haar gedachten ook verder gaan en denken aan een Engel Gods, omdat zijn verschijning zo heerlijk en vreselijk is. Ze loopt vlug naar haar man en brengt hem bijna woordelijk de boodschap van de Man Gods over. Ook Manoach gelooft de boodschap, maar tegelijk komen er zoveel vragen op in zijn hart, dat hij op zijn knieën valt. Hij bidt vurig tot de Heere of Hij de Man Gods opnieuw sturen wil om hen verder te onderwijzen hoe zij hun kind moeten opvoeden.
God verhoort Manoachs gebed. De Engel Gods komt opnieuw bij zijn vrouw als zij alleen in het veld is. Direct roept zij haar man. Nu stelt Manoach zijn vragen. Niet uit ongeloof, omdat hij aan de belofte twijfelt. Hij zegt: "Nu, dat uw woorden komen". Dat betekent: ik geloof wat U gezegd hebt. Maar in plaats van te vragen om wijsheid bij de opvoeding, zoals hij in zijn gebed gevraagd had, stelt hij andere vragen, waarin iets van nieuwsgierigheid naar de aard van het toekomstig werk van zijn zoon lijkt door te klinken. "Maar wat zal des jongsken wijze en werk zijn?" vraagt hij. De Engel geeft antwoord, maar vertelt niet meer dan Hij de eerste keer al tegen de vrouw gezegd heeft.
Nu gaat Manoach handelend optreden. Hij wil gastvrij voor de Man een maaltijd bereiden, want nog steeds weet hij niet dat hij met de Engel des Heeren spreekt. Maar de Engel wijst hem terecht. Hij zal niet eten van de maaltijd, maar het is wel goed als Manoach een offer brengt aan de Heere. De Engel gaat nu zo wonderlijk handelen en spreken, dat Manoach en zijn vrouw steeds meer er van doordrongen raken niet slechts met een Man Gods, maar met een verschijning van de Heere Zelf te maken te hebben.
Manoach maakt het offer klaar. Als de Engel zijn naam noemt: Wonderlijk, en in de vlam van het altaar opvaart naar de hemel, vallen Manoach en zijn vrouw op hun aangezicht op de grond. Nu bekennen zij dat het een Engel des Heeren is, waarmee zij gesproken hebben. "Wij zullen zekerlijk sterven, omdat wij God gezien hebben", zegt Manoach. Maar zijn vrouw onderwijst hem. Zij heeft een sterker geloof en meer Godskennis dan haar man. Zij zegt dat dit niét zal gebeuren. Als de Heere ons had willen doden had Hij ons offer toch niet aangenomen, niet tegen ons gesproken en ons al dit wonderlijke niet laten zien.
Het kind wordt geboren. Zijn moeder geeft hem een naam: Simson, zonnekind. Een naam met een veelbelovende betekenis. Een naam, die ons voor de toekomst hooggespannen verwachtingen geeft. Maar Simson valt in dezelfde zonde als heel Israël. Israël vermengde zich met de heidense volken en ook Simson kiest een heidense vrouw uit Timnat. Steeds zien wij in Simsons leven de strijd tussen zonde en genade. En hoewel zijn Nazireeërschap tijdelijk verbroken is, blijkt hij bij zijn dood toch weer de Nazireeër Gods te zijn, die Israël zal beginnen te verlossen van de Filistijnen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1981
Mivo -16 | 32 Pagina's
