JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Komt, laat ons aanbidden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Komt, laat ons aanbidden

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets


Lezen:
Psalm 95 : 1-6
Lukas 2 : 8-15
Mattheüs 2 : 1, 2, 9-11
Deze te lezen Schriftgedeelten zijn in het kerstprogramma opgenomen.

Zingen:
Psalm 22 : 14
Psalm 66 : 2, 10
Psalm 96 : 1, 5, 6, 9
Psalm 100 : 1, 2, 3 en 4

Kerntekst
'Komt, laat ons aanbidden en nederbukken, Iaat ons knielen voor de HEERE, Die ons gemaakt heeft' (Psalm 95 : 6).


Het is druk in Jeruzalem. Het volk van Israël viert één van zijn grote feesten. Van alle kanten zijn de mensen naar de tempel toegestroomd. Ze staan gereed het voorhof binnen te gaan.
Hoor, er klinkt gejubel: 'Komt, laat ons de HEERE vrolijk zingen... laat ons Zijn aangezicht tegemoet gaan met lof, laat ons Hem juichen met Psalmen.'
Het is een plechtig ogenblik. Het volk van Israël komt voor Gods aangezicht. Veel mensen hebben daar de lange reis naar Jeruzalem voor gemaakt. Om de Heere te loven en te danken.
Het volk weet: 'De HEERE is een groot God; ja een groot Koning boven alle goden.' Er is geen machtiger god op de aarde dan Israëls God. Niemand is bij Hem te vergelijken. Dat heeft de Heere duidelijk laten zien. Hij heeft zoveel wonderen gedaan onder het volk. Hij bleef trouw, ook als het volk ontrouw was aan de Heere. Als het de Heere op zijn eigen manier diende en ze niet naar Hem luisterde.
De Heere is een groot God, ja een groot Koning. Hij regeert. Hij heeft alles gemaakt. Hij is de Schepper van Hemel en aarde en... van ons mensen. 'Komt, laat ons aanbidden en nederbukken, laat ons knielen voor de HEERE, Die ons gemaakt heeft' klinkt het vanuit de tempel. In de Psalmen spoort David de mensen aan de plaats, waar de Heere woont, binnen te treden; Hem te aanbidden, voor Hem te buigen en te knielen.
Daar gaan de Israëlieten de voorhof binnen. Eerbiedig naderen ze tot de Heere. In de wetten is precies voorgeschreven hoe ze moeten buigen: zeven keer en nog eens zeven keer, op de knieën, met de armen naar voren gestrekt, het bovenlichaam gebogen naar de grond om met je hoofd de grond te raken.
Uit deze houding spreekt ootmoed en eerbied in het naderen tot de Heere. Alle mensen knielen, maar heeft elke Israëliet ook een heilig ontzag voor de Heere? Denken ze allemaal groot van Hem en klein van zichzelf? Alle Israëlieten aanbidden in de tempel en toch is er verschil. Bij veel Israëlieten is er alleen de vorm van het bidden. Ze bidden niet met hun hart tot God. Hoe is dat bij jou?
Jij gaat met zoveel mensen 's zondag naar de kerk. Alle mensen bidden in de kerk, maar... ook dan is er verschil. Sommige mensen denken aan heel iets anders onder het bidden, dan aan de Heere. Andere mensen bidden echt tot God. Dat komt omdat ze een hart hebben waar Gods Geest in woont. Dan pas kun je echt bidden. Maar aanbidden is nog iets anders. Dan ben je verwonderd dat God nog zo goed is voor een slecht mens. Dan denk je groot van God en klein van jezelf, omdat je zonde doet en schuld hebt bij God. Dan vrees je voor de straf en ga je bidden om genade en ga je God loven en danken voor Zijn goedheid en ontferming.

Ook onder die vele Israëlieten die naar Jeruzalem zijn gekomen, zijn er die van de Heere bidden hebben geleerd. Ze zijn verwonderd dat zo'n groot God en Koning nu hun God wil zijn. Ze jubelen niet alleen met de mond, maar vanuit hun hart klinkt het: 'Komt, laat ons de Heere vrolijk zingen, laat ons juichen de Rotssteen van ons heil.' Hij is de vaste grond van hun verlossing en zaligheid. Dat mogen ze door wedergeboorte en bekering geloven!
En al die andere Israëlieten dan? Ach, ze juichen en jubelen wel, maar als ze God ongehoorzaam zijn, is hun aanbidden niet echt.

Aanbidden is niet alleen blij zingen en de Heere loven, maar het is ook luisteren naar de Heere en Hem dienen. De Heere vraagt Hem gehoorzaam te zijn.
Door de zonde kunnen we dat niet meer. Daarom kunnen we de Heere van onszelf ook niet aanbidden. Weet je wie je dat leren kan? De Heilige Geest. Als Die in je hart komt wonen, ga je zien hoe groot God is en hoe zondig jij bent. Dan ga je bukken voor de Heere. Niet alleen metje lichaam, ook met je hart. Dan leer je bidden om genade en ontferming. En gaat bidden over in aanbidden: dan ga je God groot maken om het wonder dat Hij ook jouw God en zaligmaker wil zijn.

Het is stil geworden in Israël. Er is geen koning meer die het volk regeert en oproept om de Heere te aanbidden. Er is ook geen profeet die opstaat om Gods woorden te spreken.
Zijn er nog Israëlieten die de Heere willen aanbidden? De offers in de tempel worden nog steeds gebracht, elke dag weer. Maar het is zo anders dan in de tijd van koning David. Toen waren zij een machtig volk Ze dienden de Heere en Hij verloste hen steeds weer van hun vijanden. Nu zijn de Romeinen de baas in Israël.
Er wordt in de tempel nog wel gebeden. Velen bidden om de komst van de Messias. Ze denken dat Hij het volk zal verlossen van de Romeinen. De Joden houden de Wet van God heel precies, maar dienen God niet met hun hart. Zij komen wel naar de tempel om hun offers te brengen en om te bidden. Het lijkt of ze heel gehoorzaam doen wat God vraagt. Maar ze bidden alleen omdat het moet, omdat het zo hoort. Er is geen liefde in hun hart voor de Heere. Er is ook geen verlangen naar de Zaligmaker.
Maar er zijn ook nog andere Israëlieten. Gelovige mensen die wél naar de Messias verlangen, omdat God door de profeten heeft beloofd dat Hij zou komen als een Verlosser van de zonden. De oprechte Israëlieten geloven dat God Zijn belofte zal houden. Zij weten dat God getrouw is, daarom aanbidden ze Hem. Het wordt waar. Wat God heeft beloofd, gebeurd:

'Komt, laat ons aanbidden.' 'Laat ons dan heengaan naar Bethlehem.'
Zo klinken verschillende stemmen door elkaar. Het zijn de herders in het veld, vlak bij Bethlehem. Wat stralen hun gezichten van blijdschap! Zij hebben de engelen gezien, de blijde boodschap gehoord: 'U is heden geboren de Zaligmaker...'!
Zij hoorden het lied van aanbidding dat de engelen zongen: 'Ere zij God in de hoogste hemelen en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.' De engelen geven God de hoogste een ze aanbidden Zijn macht! Verwonderd horen de herders hoe God aan zondige mensen vrede wil geven.
Daar gaan de herders, op weg naar Bethlehem. Op weg naar de kribbe waarin de Zaligmaker ligt; een Kindje in doeken gewikkeld. Ze komen de stal binnen. Ze zien Jozef en Maria én het Kind. Wat een verwondering en een blijdschap is er in die stal! Dit Kind is de Zoon van David. Nu is Hij eindelijk gekomen. God is Zijn volk niet vergeten. De herders weten: Hem hebben ze nodig om verlost te worden van al hun zonden. Hij is de Zaligmaker. Door Hem kunnen zij weer tot God gaan. Hij, Gods Zoon, zal het weer mogelijk maken om door genade, tot Gods eer te leven. Daarom knielen de herders vol aanbidding neer bij de kribbe. Een groot God en Koning heeft de hoge hemel verlaten en is naar deze zondige wereld gekomen. Wat een vernedering voor een Koningszoon. Maar er is ook verwondering: Hij is gekomen om zondaren zalig te maken. Deze verwondering gaat over in aanbidding: 'Komt, laat ons aanbidden en nederbukken, laat ons knielen voor de HEERE.'
De herders verlaten weer de stal. Ze keren terug naar hun kudden. Onderweg kunnen ze er niet van zwijgen. Iedereen hoort hoe ze God verheerlijken en prijzen over alles wat zij gehoord en gezien hebben. 'Ere zij God' zo klinkt het nu ook in hun hart!

Het is niet lang daarna of we zien door één van de poorten van Jeruzalem een groep mannen de stad in komen. Ze rijden op kamelen, vol beladen met spullen. Het zijn deftige mensen. Ze komen uit een ver land. Dat kun je aan hun kleding wel zien. Ze spreken iemand aan die daar loopt op straat. En hoor, ze spreken óók over 'aanbidden'. Ze vragen: 'Waar is de geboren Koning der Joden? Want wij hebben Zijn ster gezien in het Oosten en zijn gekomen om Hem te aanbidden.'
Het zijn wijze, knappe mannen die veel weten over de sterrenhemel. Een poosje geleden zagen zij een nieuwe, bijzonder mooie ster. Toen zeiden ze tegen elkaar: 'Er is een belangrijke Koning geboren, ergens in het land Israël.' In hun hart was het verlangen gekomen deze Koning te aanbidden.
Nu zijn ze in Israël aangekomen, maar niemand weet waar de Koning geboren is. In het paleis misschien, bij koning Herodes?
Als ze bij het paleis komen, blijkt dat Herodes van niets weet. Hij schrikt er juist van. Hij wil geen nieuwe koning in zijn land! De overpriesters en schriftgeleerden lezen voor hem in de bijbelboeken en ze vertellen: 'In Bethlehem, daar zal de Messias eens geboren worden.'
Zou Hij de nieuwe Koning zijn? Herodes laat de wijzen bij zich komen. Hij vertelt hen dat er in Bethlehem een Koning zal worden geboren. En hoor- dan horen we ook Herodes over'aanbidden' praten. Hij zegt: 'Als u het Kindje gevonden hebt... vertel het mij, opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde.' Wil Herodes ook meedoen met al degenen die God aanbidden? Is er in zijn hart ook eerbied en liefde voor de Heere? Heeft hij ook een Verlosser nodig voor zijn zonden? Nee, helemaal niet. Herodes praat met zijn mond over 'aanbidden', maar in zijn hart is het donker, koud en zondig. Hij wil helemaal niet buigen voor koning Jezus. Hij kent maar één koning en dat is: hijzelf! Zó kun je de Heere nooit aanbidden!

De wijzen zijn blij te weten waar ze naar toe moeten reizen. Ze verlaten Jeruzalem. Het wordt al bijna avond, toch reizen ze verder. Dan wordt het nacht en... dan zien ze aan de donkere lucht weer die ster! De ster van de geboren Koning. Zo weten ze wat de goede weg is.
Het duurt niet lang of ze komen in Bethlehem aan. In het huis vinden ze het Kind en Maria met Jozef. Ze vallen voor Hem neer en aanbidden Hem. Ook bij de wijzen is er verwondering in hun hart. Dit is niet zo maar een kind, of een Koningszoon, nee, ze geloven in Zijn goddelijke afkomst: Hij is Gods Zoon! Eerbiedig buigen ze voor Hem en bieden Hem geschenken aan.

Allen die door Gods Geest worden geleid en Christus mogen vinden, vallen voor Hem neer en aanbidden Hem! Aanbidden: in verwondering God groot maken, Hem dienen en gehoorzamen.
'Komt, laat ons aanbidden en nederbukken, laat ons knielen voor de HEERE, Die ons gemaakt heeft.' Deze nodiging vanuit Gods Woord klinkt nog steeds, ook tot jou!
Van onszelf willen we God niet aanbidden. Door de zonde zijn we te hoogmoedig om te buigen en voor de Heere te knielen. Maar als je dat in dit leven niet leert, zul je het bij de sterven moeten doen. Dan zal iedereen moeten erkennen dat de HEERE een groot God is, ja een groot Koning boven alle goden.
Waar Gods Geest werkt, gaan mensen gebukt onder hun zonden en leren ze buigen voor God. Ze krijgen er verdriet over dat ze tegen een goeddoend God en tegen Zijn liefde hebben gezondigd. Die mensen gaan knielen en roepen tot God om ontferming. Voor hen wordt het een eeuwig wonder als de Heere in plaats van de straf die ze hebben verdiend, genade schenkt. Dan gaat hun bidden over in aanbidden. Dan zullen de Heere dienen en Hem loven en prijzen om wie Hij is en wat Hij heeft gedaan! In dit leven al en bij hun sterven voor eeuwig.
Aanbiddende mensen zijn de gelukkigste mensen: Israëlieten in de tempel, de herders, de wijzen- en jij?


Ter inleiding 
Hierbij wordt u de kerstschets voor 1999 aangeboden met als thema: 'Komt, laat ons aanbidden.' Het is een wonder van genade als de Heere een zondaar daar brengt.
Bij de kerstschets hoort ook een kerstprogramma. Het geheel is zo samengesteld dat de vertelling in het programma is opgenomen.
Elk jaar is er vraag naar een verhaal om tijdens de kerstbijeenkomst te vertellen. Achter in deze Mivo is een verhaal opgenomen, wat speciaal voor de kinderen is geschreven. Met dit alles hopen we de kinderclubs een handreiking te doen.
We wensen de kinderen en de leidinggevenden een gezegende bijeenkomst toe.
Namens de commissie Mivo-12
Marianne Sollie


Aantekeningen bij de tekst

Psalm 95
Het volk van Israël viert één van zijn grote feesten. Als de optocht gereed staat de tempel binnen te gaan, is er één persoon die het volk oproept om de Heere te aanbidden. In Hebreeën 4 wordt David genoemd als degene die door deze psalm het volk onderwijst. Er zijn drie redenen voor het aanbidden: 1. De Heere is een Koning boven alle goden, 2. Hij is Heere over de schepping, 3. Hij heeft een verbond opgericht met Israël. Direct bij de oproep tot aanbidding wordt het volk ook opgeroepen God te gehoorzamen. Want alleen wie naar Gods stem hoort, zal mogen ingaan in de eeuwige rust.

Lukas 2 : 15-20
De herders in het veld van Efratha waren omstraald geweest met hemels licht. Ze zagen engelen uit de hemel komen en hoorden hemels gezang. Ze kregen ook een heerlijke boodschap: de Zaligmaker, de Messias is geboren. Na al deze heerlijkheid kwamen zij in een stal en vonden daar een arm echtpaar met een pasgeboren Kind. Het was voor de herders een geloofsbeproeving. Door genade mochten zij geloven dat dit Kind de van God gezonden Messias was. Het werkte in hun hart een behoefte om God te loven en te prijzen. Zij begrepen dat zij dit alles niet voor zichzelf mochten houden maar maakten het bekend aan ieder die zij ontmoetten.

Mattheüs 2 : 1-11
Voor de wijzen stond de geboorte van 'de Koning der Joden' vast. Het enige wat zij wilden weten was waar Hij geboren zou zijn. De ster die zij hadden gezien, was een middel in Gods hand om hen naar Israël te laten reizen. Toen zij in Bethlehem bij de Heere Jezus kwamen, bleek hun geloof: uit hun geschenken bleek hun diepe eerbied voor de Koning der Joden. Dit eerbetoon door heidenen is een vervulling van de beloften dat ook heidenen zullen komen om Israëls God te aanbidden. In Psalm 22 staat: 'alle geslachten der heidenen zullen voor Uw aangezicht aanbidden' (vers 28).

Mattheüs 2 : 8
Herodes heeft welwillend gereageerd op de vraag van de wijzen. Hij heeft het Sanhedrin bij elkaar laten komen. Nadat hij de wijzen in het geheim bij zich heeft geroepen, vraagt hij aan hen nauwkeurig naar de tijd van het verschijnen van de ster. Nadat hij de gewenste inlichtingen heeft gekregen, stuurt hij hen op onderzoek uit. Zijn ware bedoeling (het uitschakelen van deze nieuwe Koning) verbergt hij achter een vrome wens: 'opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde.' 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

Mivo -12 | 23 Pagina's

Komt, laat ons aanbidden

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

Mivo -12 | 23 Pagina's