JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Jerobeam, de zoon van Nebat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jerobeam, de zoon van Nebat

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen: 1 Koningen 14: 1-20Zingen: Tien geboden vers 1, 2, 3, 6Psalm 14: 1, 2, 3Psalm 34: 8, 9, 11Psalm 106: 4, 11, 12, 13Psalm 78:29Psalm 37: 14, 18, 19Psalm 146: 8Psalm 147: 3Psalm 32: 5 (slotpsalm)Kerntekst:"Daarom hield de koning een raad en maakte twee gouden kalveren(...) En deze zaak werd tot zonde" (1 Koningen 12: 28a, 30). "De goddeloze heeft vele smarten, maar die op de HEERE vertrouwt, dien zal de goedertierenheid omringen" (Psalm 32: 10).

Kijk, daar op de weg staan twee mannen. De één is nog jong, de ander al wat ouder.

Wie zijn die mannen en wat hebben ze elkaar te vertellen?

Die jonge man heet Jerobeam. Hij is een knecht van koning Salomo. De koning heeft hem eens gezien toen Jerobeam aan het werk was. En hij vond hem zo verstandig, dat hij hem mee heeft genomen naar Jeruzalem. Jerobeam moest voortaan voor hem werken. Hij heeft van de koning heel belangrijk werk gekregen. Hij moet kijken of de mensen die voor de koning een stad bouwen, dat goed doen.

Jerobeam heeft zijn werk gedaan en hij is op weg naar huis. Buiten Jeruzalem komt hij Ahia tegen. Ahia is een profeet van de Heere en hij heeft een boodschap voor Jerobeam. De profeet heeft een nieuw kleed aan. Als Ahia en Jerobeam heel dicht bij elkaar zijn gekomen, blijft Ahia staan. O, kijk eens! Ahia trekt die nieuwe mantel uit en scheurt hem zomaar in twaalf stukken. Dan kijkt hij Jerobeam aan en zegt: "Neem tien stukken! Want, zo zegt de Heere, de God Israëls, Zie, Ik zal het koninkrijk van de hand van Salomo scheuren en u tien stammen geven". Hoor je dat? De Heere zegt door Zijn profeet, dat Jerobeam koning zal worden over tien stammen van het volk van Israël. De zoon van Salomo zal niet over het hele volk mogen regeren. Dat komt, omdat Salomo niet meer alleen de Héére dient. Salomo vindt het ook goed dat in zijn land afgoden worden gediend. Ja, hij gaat zelfs wel eens mee naar zo'n tempel! De Heere heeft Salomo dan ook laten zeggen, dat zijn kinderen geen koning zullen mogen zijn over het hele volk van Israël, omdat Salomo zich niet aan Gods geboden heeft gehouden. Toch zal de zoon van Salomo koning mogen zijn, omdat de Heere dat aan David beloofd heeft. Over twee stammen zal die koning uit het huis van David nog mogen regeren. Jerobeam hoort die boodschap, de belofte van de Heere. Zal hij koning over tien stammen worden? Nadenkend loopt hij naar huis.

De volgende dagen gaat hij weer aan het werk voor koning Salomo. En toch... hij kan maar niet vergeten wat er op de weg gebeurd is. Op de tijd van de Heere zal hij koning worden.

Maar zolang kan Jerobeam niet wachten. Hij komt in opstand tegen Salomo. Koning Salomo merkt dat en hij probeert Jerobeam te doden. Maar dat lukt niet, want Jerobeam vlucht naar Egypte. Daar blijft hij totdat Salomo gestorven is.

De zoon van Salomo, Rehabeam, is koning geworden en Jerobeam keert terug uit Egypte. Maar... het volk komt in opstand tegen Rehabeam en in zijn plaats kiest het Jerobeam tot koning.

In zijn paleis zit koning Jerobeam op de troon. Zijn gezicht staat somber. Hij denkt na. Ja, hij is nu wel koning geworden, maar zal hij dat ook blijven? Als straks het Paasfeest komt, zal het volk van Israël naar de tempel in Jeruzalem gaan om daar het feest te vieren, zoals de Heere dat geboden heeft. Dan zullen ze de tempel en de andere Israëlieten uit de stam van Juda weer zien. Misschien zullen ze dan wel spijt krijgen, dat ze hem, Jerobeam, koning hebben gemaakt. Misschien zullen ze toch weer willen, dat Rehabeam over hen zal regeren.

Jerobeam maakt zich zorgen! Hoe zal dat straks aflopen?

O, ging het volk maar niet naar Jeruzalem. Bleven ze maar gewoon in zijn land.

En dan krijgt Jerobeam een idee. Ja, dat zal hij doen. Zijn volk hoeft helemaal niet op reis naar de tempel in Jeruzalem. Hier in zijn land kunnen ze de Heere toch ook dienen? Hier kunnen ze toch evengoed het Loofhuttenfeest en al de andere feesten vieren? Als hij er maar voor zorgt dat er een plaats is waar dat kan!

Jerobeam denkt er niet aan, dat de Heere hem koning heeft gemaakt. Jerobeam gelooft niet dat de Heere ervoor zal zorgen, dat Jerobeam ook koning zal blijven. En hij denkt er ook niet aan, dat hij met alles naar de Heere toe mag gaan. Met al zijn zorgen en vragen. Jerobeam heeft de Heere helemaal niet nodig. Hij zal er zelf wel voor zorgen dat hij koning blijft. Ook vraagt hij niet of de Heere wel goed vindt, wat hij nu gaat doen.

Jerobeam roept zijn knechten en geeft hen de opdracht een kalf van goud te maken.

Als het klaar is, moeten ze het in Dan, een plaatsje helemaal in het noorden van het land, neerzetten. Ook in het zuiden, in Beth-el, laat Jerobeam zo'n gouden kalf met een altaar maken.

Als alles klaar is, wijst hij mensen aan, die voortaan priester mogen zijn. Maar het zijn geen priesters uit de stam van Levi. Nee, Jerobeam kiest priesters uit de andere stammen.

Dan laat hij het volk vertellen, dat ze helemaal niet zo'n lange, moeilijke reis naar Jeruzalem hoeven te maken. In hun eigen land zijn nu ook twee plaatsen, waar ze de Heere kunnen dienen. Dat is toch veel dichter bij. Voortaan kunnen de Israëlieten ook in Dan en Beth-el hun offers brengen. En die beelden..., daardoor kunnen ze de Heere dienen. Een maand nadat het Loofhuttenfeest eigenlijk gevierd moet worden, maakt Jerobeam een heel groot feest. Of dat allemaal mag van de Heere, daar vraagt Jerobeam niet naar. Hij is nu koning en hij regeert, zoals hij denkt dat het goed is.

In het plaatsje Beth-el is het heel druk. Bij het gouden kalf, dat schittert in de zon, staan heel veel mensen. Ze zijn niet naar Jeruzalem gegaan om daar de Heere te dienen, maar ze hebben geluisterd naar hun koning. Daarom zijn ze naar Beth-el gekomen. Nu kijken ze allemaal naar het altaar, want daar staat de koning zelf. Hij zal het eerste offer op het nieuwe altaar brengen. Maar dan opeens... o, kijk eens. Tussen

Maar dan opeens... o, kijk eens. Tussen al die mensen door komt ineens een man naar voren. Hij loopt zomaar naar het altaar waar de koning druk bezig is. Luister eens! Hij heeft een boodschap. "Altaar, altaar, zo zegt de Heere: Zie een zoon zal den huize Davids geboren worden, wiens naam zal zijn Josia; die zal op u offeren de priesters der hoogten, die op u roken". Hoor je dat? Die man profeteert; hij spreekt tegen het altaar.

I lij zegt dat er uit de kinderen van David een koning zal geboren worden. Die koning zal Josia heten.

Hij zal ook op dat altaar offeren. Geen dieren of reukwerk, zoals Jerobeam offert, maar de beenderen van de priesters die hier staan.

De Heere Zelf zal er/oor zorgen, dat hier in Beth-el het altaar en het gouden beeld afgebroken zullen worden. Dat zal gebeuren door iemand uit het huis van David. Een koning die zal regeren zoals de Heere het wil. Een koning die zal leven tot eer van de Heere.

Wat een vreselijke boodschap! Daar zal Jerobeam toch wel van geschrokken zijn. Nee, helemaal niet! Jerobeam gaat gewoon door met het aansteken van het offer. Hij trekt zich niets van de woorden van de profeet aan. Het zal allemaal best meevallen! Hij kijkt tevreden naar het vuur, dat langzaam uitdooft. Van het offer blijft niets anders over dan wat as. Ook de profeet ziet dat het vuur het offer verteert. Ook hij ziet tenslotte alleen nog maar as. Dan begint hij weer te spreken. God zal Jerobeam een teken geven. Daaraan zal iedereen kunnen zien, dat wat de profeet gezegd heeft, ook werkelijk zal gebeuren. Het altaar, waarop Jerobeam aan het offeren is, scheurt en alle as, die erop ligt, valt op de grond. Het is heel stil geworden. Iedereen heeft gehoord en gezien wat er gebeurd is. Ook koning Jerobeam. En is hij nu onder de indruk? Nee, de koning wordt boos. Hij steekt zijn hand uit en wijst naar de profeet, die zijn mooie feest verstoord heeft. "Grijpt hem", zegt de koning en hij wil zijn hand weer terug trekken. Maar dan.... O, dat gaat niet meer. De hand van de koning is verlamd; hij kan hem niet meer bewegen. Vol schrik kijkt de koning de profeet aan. "O", zegt hij, "vraag toch aan uw God of hij mijn hand weer beter wil maken". De profeet doet, wat de koning heeft gevraagd en... de Heere verhoort dat gebed. De hand van Jerobeam wordt weer gezond.

"Gaat u met mij mee naar mijn paleis?", vraagt de koning aan de profeet. "Nee", zegt de profeet, "dat mag ik niet. In dit land, waar niet de Heere, maar de afgoden gediend worden, mag ik niet eten. Ik moet meteen weer terug naar Juda".

Jerobeam gaat naar zijn paleis. Hij is toch koning gebleven. En het woord van de profeet? Dat duwt hij ver weg. Ja, even is hij heel diep onder de indruk geweest, toen hij zijn hand niet meer kon bewegen. Maar zijn hand is weer gezond en... de indrukken zijn weg.

En de gouden kalveren in Dan en Bethel? Die blijven staan. Jerobeam luistert niet naar de roepstem van de Heere. Jerobeam wil zich niet bekeren. Hij gaat gewoon door.

In het paleis van koning Jerobeam is het heel stil. De knechten die hun werk moeten doen, doen dat zo stil mogelijk. Ja, want in het paleis is iemand ziek. Heel erg ziek zelfs. Het is Abia, de kroonprins. Jerobeam ziet wel hoe erg het met zijn kind is. Hij is bang. Wat zal er met zijn zoon gebeuren? Zal hij sterven? En het ergste is: aan wie moet hij raad vragen? Aan de gouden kalveren in Dan en Beth-el? Nee, dat weet Jerobeam wel, die kunnen hem niet helpen. Maar naar wie moet hij dan toe? Dan denkt Jerobeam aan Ahia, de profeet, die hem lang geleden vertelde, dat hij koning zou worden. Wat Ahia toen gezegd had, was ook gebeurd. Ahia had toen een goede boodschap voor Jerobeam. Zou hij naar Ahia toegaan? Nee, dat durft Jerobeam toch niet. Want hij weet wel dat Ahia nu vast geen goede boodschap voor hem heeft. Weetje wat, hij zal zijn vrouw naar de profeet sturen. Ze moet dan andere kleren aantrekken, zodat niemand zal zien, dat ze de koningin is. Ook de profeet niet. Want dan zal hij misschien geen goede boodschap hebben. Hij zal zijn vrouw ook een geschenk meegeven. Ja, zo zal hij het doen!

Jerobeam doet net of Ahia een waarzegger is, die vertelt wat er in de toekomst zal gebeuren. Jerobeam denkt er niet aan, dat Ahia een knecht van de Heere is en dat hij dus het Woord van de Heere spreekt.

Daar gaat de vrouw van Jerobeam. Ze loopt van Thirza, waar het paleis staat, naar Silo, waar Ahia woont. Niemand kan zien dat ze de koningin is en toch... Als ze het huis van de profeet binnenkomt, weet Ahia al dat de vrouw van Jerobeam naar hem toekomt, om te vragen, of haar zoon weer beter zal worden. Ahia is blind. Toch weet hij dat ze zich verkleed heeft. Dat heeft de Heere hem allemaal verteld.

Daarom roept hij: "Kom in, gij huisvrouw van Jerobeam!"

En dan gaat Abia vertellen wat de Heere tot hem gesproken heeft.

"Vrouw van Jerobeam", zegt hij, "ik heb een boodschap van de Heere voor u gekregen. Ga maar naar Jerobeam en vertel hem het maar. De Heere heeft hem koning gemaakt over het volk van Israël. Maar uw man heeft andere goden en beelden gemaakt. Hij heeft de Heere niet gediend. Daarom zal hij geen koning mogen blijven. Niemand van zijn huis, van zijn kinderen en familie zal overblijven. Ze zullen allemaal gedood worden. Ze zullen zelfs niet begraven worden, behalve... Abia. Want ook al is Abia een zoon van Jerobeam, toch is hij niet zoals al die andere mensen uit zijn familie. In het hart van Abia is liefde tot de Heere, tot de dienst van de Heere. In het hart van Abia is ook verdriet over de zonde. In het hart van Abia is een verlangen naar de Heere. Niet omdat Abia beter is, maar omdat de Heere hem zo'n hart gegeven heeft. Abia is een kind van de Heere. Vrouw van Jerobeam, in Abia is wat goeds voor de Heere gevonden. Daarom zal hij als enige begraven worden.

Ga maar naar huis, zegt Ahia, als u in de stad zult komen, dan zal uw zoon sterven. Het volk van Israël zal over hem treuren en zal hem begraven. Alleen in hem is wat goeds voor de Heere, de God Israëls.

Daar gaat de koningin naar huis. Als zij de deur van het paleis binnenstapt, sterft Abia.

Als het volk van Israël hoort dat Abia gestorven is, is het verdrietig. Het rouwt om het sterven van Abia. Abia wordt begraven. Wat de Heere zegt, gebeurt.

Als Jerobeam 22 jaar heeft geregeerd sterft ook hij. In zijn plaats wordt zijn zoon koning.

Als we in de Bijbel over Jerobeam lezen staat er altijd: Jerobeam, de zoon van Nebath, die Israël zondigen deed. Jerobeam, die door de Heere uitgekozen werd om koning te zijn, was geen koning, die zijn volk voorging in het dienen van de Heere. Hij had de Heere niet nodig. Jerobeam diende de gouden kalveren. Hij gaf zijn volk een heel slecht voorbeeld. Hij zorgde ervoor, dat het volk van Israël de Heere verliet en Hem vergat. Maar wat een wonder. In dat huis van Jerobeam was er toch één, die de Heere wel kende, diende en vreesde: Abia. Onbegrijpelijk: een vader die gouden kalveren opricht, een moeder die zonder God leeft, een zoon, Abia, die de Heere vreest. Een wonder van genade. Dat kon alleen, omdat de Heere Jezus Zijn leven zou gaan geven, ook voor Abia. Ook al had Abia geen vader en moeder die de Heere vreesden, hij had van de Heere wel een hart gekregen, dat God liefhad. En daarom was Abia gelukkig, ook al moest hij jong sterven.

De Heere heeft in het huis van Jerobeam rondgekeken of Hij iets goeds vond. Dat vond Hij in Abia. Alleen omdat Hij daar Zelf voor gezorgd had. Als de Heere bij ons rond zou kijken, zou Hij dan ook iets goeds vinden in jou? Als de Heere dat vindt, dan ben je gelukkig, net als Abia. Ook al moet je dan jong sterven.

Ter inleiding

Koning Jerobeam: We kennen hem uit de Bijbel als de zoon van Nebath, die Israël zondigen deed. Zijn vrouw leefde zonder God. Echter, toen de Heere het huis van Jerobeam rondkeek, werd daar toch iets goeds in gevonden. Hun zoon Abia mag de Heere vrezen, al moét hij wel jong sterven. De Heere verheerlijkt Zijn Naam, dwars door de zonde heen!

Op het zendingsveld moet Zijn Naam bekend worden gemaakt tot zaligheid. Niet alleen aan grote mensen, ook aan kinderen. Hoe dat op de verschillende zendingsterreinen gebeurt, is in een speciaal ledenboekje voor de kinderen beschreven. We hopen dat het jeugdwerk van de jonge kerken op het zendingsveld op de club aandacht krijgt. Bovenal een plaatsje in het gebed. De collecte en het meeleven met de zendingswerkers bevelen we eveneens van harte aan.

Namens de commissie Mivo -12,

Marianne Sollie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1997

Mivo -12 | 52 Pagina's

Jerobeam, de zoon van Nebat

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1997

Mivo -12 | 52 Pagina's