Handleiding 5a: Noach
Geloven in een ongelovige wereld
Lezen
Genesis 5:28, 29 en Genesis 6:5-22
Kerntekst
Door het geloof heeft Noach, door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen, die nog niet gezien werden, en bevreesd geworden zijnde, de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin; door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld, en is geworden een erfgenaam der rechtvaardigheid, die naar het geloof is. (Hebreeën 11:7).
Zingen
Psalm 1:1 en 4
Psalm 14:1, 2 en 3
Psalm 15:1 en 2
Psalm 25:7
Psalm 27:1 en 7
Psalm 91:1 en 7
Psalm 37:15, 19 en 20
Psalm 93:2 en 3
Psalm 85:3
Psalm 73:14
Psalm 31:15, 16 en 17
Psalm 95:4
Toelichting op de vertelschets
Dit jaar is het thema van de vertelschetsen ‘Het geloof’. In deze schets ligt de nadruk op het geloof van Noach, die leefde in een goddeloze wereld. Hoewel hij nog niets zag van wat de Heere gezegd had, geloofde hij het Woord dat de Heere tot hem gesproken had. Daarom heeft hij de ark gebouwd en is zo behouden geworden. Terwijl degenen, die zijn prediking wel gehoord hadden, maar die niet geloofden, in de vloed zijn omgekomen. Niet omdat er geen schuilplaats was, maar omdat ze niet geloofden dat ze die schuilplaats nodig hadden. Ook aan ons en de kinderen wordt de Weg ter ontkoming verkondigd in de Heere Jezus Christus. Hij is die ware Ark der behoudenis, in Wie alleen behoud van de toekomende toorn mogelijk is. En dat alleen door het geloof.
Vertelschets
“Geloof je dat echt?” Met een verbaasd gezicht kijkt Jeffrey naar Ralf. “Geloof jij echt dat je voor een troon komt te staan als je sterft? En dat God dan alles van je weet en je gaat oordelen?”
Ralf knikt. “Ja,” zegt hij, “want dat staat in de Bijbel.”
“Hoe kun je nu weten of dat waar is. Misschien hebben mensen dat wel verzonnen.”
“Nee, het is niet verzonnen. Het is het Woord van God.”
“Hoe weet je dat dan?”
“Nou, dat eh… Ja dat geloof ik gewoon.”
Ralf zucht ervan als hij even later naar huis loopt. Jeffrey is een aardige jongen, maar hij kan soms zulke moeilijke vragen stellen. Hij weet niet altijd hoe hij alles uit moet leggen. Soms begrijpt hij het zelf bijna niet. Wat de Bijbel zegt, is toch waar? Dat zeggen zijn vader en moeder en de meester en de dominee. Maar er zijn ook heel veel mensen die dat niet geloven. Gewone, aardige mensen zoals Jeffrey. Die zeggen dat het onzin is. Als je sterft, dan is het afgelopen. Meer niet.
Hij zou er soms zelf van in de war raken. Wie heeft er nu gelijk? Hij kan niks bewijzen en toch… Hij moet denken aan opa, die vorig jaar is gestorven. Opa wist heel zeker dat hij naar de Heere ging. Daar vertelde hij vaak over. Hij zong graag het versje waar in staat: “Ik roem in God, ik prijs ’t onfeilbaar woord; Ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord.” En Ralf voelde gewoon dat dat waar was.
Herken je de twijfel van Ralf? Denk je ook wel eens: zou de Bijbel echt waar zijn? Het is moeilijk om God op Zijn Woord te geloven. Dat kun je alleen als de Heere het je leert. Iemand die dat geleerd had, was Noach, de zoon van Lamech…
Kijk, daar staat Lamech. In zijn armen heeft hij een klein kindje. Het is zijn zoon, die zojuist geboren is en nu een naam moet krijgen. Hoor, daar klinkt zijn stem: “We noemen hem Noach. Deze zal ons troosten.” Troost? Maar dat heb je nodig als je verdriet hebt. En Lamech heeft juist iets om blij over te zijn! Waarom heeft hij dan troost nodig?
Eens was de aarde mooi en zonder zonde. Dat heeft Lamech van zijn overgrootvader Adam gehoord. Adam had God lief en deed wat de Heere wilde.
Maar Adam heeft ook eerlijk verteld dat hij ongehoorzaam is geweest aan de Heere. Nu is het hart van alle mensen zondig geworden. Lamech heeft er verdriet van dat de mensen niet naar de Heere luisteren. Adam heeft ook verteld hoe de Heere toen beloofde dat er Iemand zal komen Die wel gehoorzaam zal zijn aan de Heere. En dat niet voor Zichzelf, maar voor zondaren die alleen maar verkeerde dingen kunnen doen. Naar Hem verlangt Lamech.
Heel veel jaren gaan voorbij. Noach wordt groter en ouder. De wereld waarin hij leeft, is een zondige wereld. Eigenlijk zijn er twee grote families op aarde. Daar zijn de mensen die kinderen zijn van Kaïn, de oudste zoon van Adam en Eva. Zij dienen de Heere niet. En dan zijn er ook de kinderen van Seth, de jongste zoon van Adam en Eva. Zij zien de kinderen van Kaïn. Ze trouwen met de dochters van Kaïn. Maar daardoor gaan zij hetzelfde doen als die meisjes. Ook zij verlaten de dienst van de Heere. Andere dingen worden voor hen belangrijker. Eten en drinken, trouwen, kinderen krijgen, het werk dat ze doen.
Mag je dan je werk niet doen? Jawel, maar het mag niet het belangrijkste voor je zijn!
En tussen al die mensen leeft Noach. Zijn leven is zo heel anders. Ook hij moet zijn werk doen. Dat is waar. Maar het is voor hem niet het belangrijkste! De belangrijkste in het leven van Noach is de Heere. Zonder Hem kan hij niets doen en zonder Hem wil hij ook niets doen. Noach leeft dicht bij de Heere. Noach wandelt met God. Net zoals eens Henoch.
Als Noach vijfhonderd jaar is, spreekt de Heere tot hem. Hij zegt: “Noach, Ik zal de aarde die Ik gemaakt heb met alles wat erop woont, verdelgen. Niemand zal overblijven. Iedereen die leeft, zal sterven. Ja, ook de dieren zullen niet blijven leven. “Maar,” gaat de Heere verder, “met u zal Ik Mijn verbond oprichten.” Noach zal bewaard blijven als de straf van God op de zonde komt. Niet omdat hij beter is dan de andere mensen, maar omdat de Heere genadig is.
Maar, hoe zal dat dan gebeuren? Noach krijgt de opdracht een heel groot schip te gaan bouwen. De Heere vertelt hem precies hoe hij dat moet doen. Het moet zo groot worden dat er niet alleen plaats is voor Noach en zijn vrouw, maar ook voor zijn zonen, Sem, Cham en Jafeth en hun vrouwen. Ja, er moet ook ruimte zijn voor dieren. Van iedere soort moeten er een mannetje en een vrouwtje mee in de ark. En van de reine dieren moeten er zelfs zeven dieren mee.
Noach doet precies wat de Heere hem gezegd heeft. Hij gaat aan het werk. Het is een heel groot werk dat hij moet doen. De ark moet wel driehonderd ellen lang worden. Dat is ongeveer 150 meter. Daarvoor heeft Noach hout nodig, goferhout. Die bomen moet hij eerst omkappen. Daarna moeten er planken van gemaakt worden. En van die planken kan Noach dan de ark bouwen.
De mensen die om Noach heen wonen, komen kijken als hij aan het werk is. Ze stellen vragen. “Noach, wat ben je aan het maken? En waarom maak je dat?” En Noach vertelt. Dat er een watervloed zal komen, die de hele aarde zal bedekken en waardoor iedereen zal sterven. Maar ook, dat de Heere hem gezegd heeft, dat hij een ark moet bouwen. Daarin zal hij veilig zijn!
De mensen kijken elkaar eens aan. Een watervloed waardoor de hele aarde bedekt zal worden en iedereen zal sterven? Ze kijken eens naar de lucht… Daar is geen wolkje te zien.
“Noach,” zeggen ze, “geloof je nu echt, dat dat gebeuren zal? Hoe kan dat nu? Zoveel water dat de hele aarde bedekt zal worden tot zelfs boven de hoogste bergen?
“Ja,” zegt Noach, “want de Heere heeft het gezegd en Hij kan niet liegen. Wat Hij zegt, gebeurt. Vast en zeker.”
Sommige mensen halen hun schouders op. Ze geloven er niets van. Ze gaan naar huis. Anderen zeggen: “Noach, wij geloven er niets van, maar we willen je wel helpen met bouwen.”
En zo bouwt Noach de ark en ondertussen vertelt hij het steeds weer wat de Heere gezegd heeft. En de mensen? Ze geloven hem niet.
Zou jij het geloofd hebben? Natuurlijk, je weet dat het in de Bijbel staat. Maar het was toch wel een heel wonderlijke opdracht om een grote boot te bouwen terwijl er nergens water was. En Noach was met zijn gezin de enige die het geloofde. Hier zie je dat je God pas echt op Zijn Woord gelooft als de Heere je dat Zelf leert. Zelfs al lijkt het onmogelijk, wat de Heere zegt, is waar.
De ark wordt steeds groter. Je kan al precies zien wat voor vorm hij krijgt. Het lijkt wel een beetje op een heel grote kist. Noach bouwt er drie verdiepingen in. Die verdiepingen verdeelt hij in kamers. Ook maakt hij een raam in de ark en een deur.
Eindelijk, na jaren bouwen, is de ark klaar. Aan de buitenkant en ook aan de binnenkant smeert Noach er pek op, zodat er straks niet een druppel water naar binnen kan komen.
Kijk, daar ligt de ark, op het land.
Nog is Noach niet klaar. Want hij moet voor eten zorgen. Straks moet hij de ark in en hoelang hij in de ark moet blijven, weet hij niet. Wel weet hij dat er dan veel eten nodig zal zijn. Niet alleen voor hem en zijn gezin, maar ook voor alle dieren die mee moeten. Want de Heere heeft gezegd, dat van alle dieren er twee in de ark moeten: een mannetje en een vrouwtje. En van de reine dieren, moeten er zelfs zeven dieren in de ark.
Ook nu helpen de mensen mee. En nog steeds waarschuwt Noach hen. “Er is voor jullie ook plaats in de ark! Geloof toch wat de Heere zegt. Nu kun je ook nog mee. Het zal nog maar een paar dagen duren voordat de vloed komt!” Maar niemand wil naar die waarschuwing van Noach luisteren…
Kijk daar eens! Daar komen twee dieren aangelopen, een mannetje en een vrouwtje. En daar komen er nog twee van een ander soort, een mannetje en een vrouwtje. En daar komen wel zeven schapen aan. En daar wel zeven geiten. Allemaal komen ze naar de ark. Allemaal krijgen ze een plaatsje in de ark. De Heere Zelf stuurt al die dieren naar de ark. Reine dieren, onreine dieren, dieren die op de aarde kruipen komen. Ook vogels komen aangevlogen. Allemaal worden ze door Heere Zelf naar de ark gebracht. Zij zullen gespaard worden als straks de watervloed komt.
Noach en zijn zonen geven al die dieren een plekje. “Zien jullie nu dat de Heere er Zelf voor zorgt dat al die dieren komen?” vraagt Noach aan de mensen om hem heen. Maar ze halen hun schouders op en lachen erom. “Ja, het is wel wonderlijk.” Maar geloven dat de Heere ze stuurt, doen ze niet…
“Noach, ga in de ark, jij en je vrouw en je zonen en de vrouwen van je zonen, want over zeven dagen zal Ik het laten regenen op de aarde, veertig dagen en veertig nachten.” Zo klinkt op een dag de stem van de Heere. Noach gehoorzaamt. Samen met zijn vrouw en Sem, Cham en Jafeth en hun vrouwen, gaat Noach de ark binnen. Hij weet het: wat de Heere zolang geleden al gezegd heeft, zal nu spoedig gaan gebeuren.
De mensen die hem al die jaren geholpen hebben, staan buiten. Vanuit de open deur waarschuwt Noach ze nog een keer. “Nog zeven dagen en dan gaat het gebeuren. Nu kunnen jullie nog in de ark. Maar straks als de deur dicht is, is het voor altijd te laat.” Zo klinkt de stem van Noach.
Zou er toch misschien nog iemand zijn, die zijn woord gelooft en ook de ark binnenkomt? Noach kijkt en wacht… Maar nee, niemand gelooft wat hij zegt. Er is niemand die luistert naar wat Noach zegt.
Dan sluit Noach de deur. Noach? Nee, de Heere Zelf doet de deur achter Noach dicht. Nu kan er niemand meer uit de ark. Wie binnen is, is veilig. Maar… er kan ook niemand meer in de ark. Wie buiten is, moet sterven.
En dan, na zeven dagen, gaat het regenen. Niet een dag, niet twee, niet zeven. Het regent wel veertig dagen en veertig nachten achter elkaar. Ja, nu zien de mensen dat wat Noach al die jaren gezegd heeft, waar is. Ze bonzen op de deur van de ark… Maar die is op slot. Ze klimmen op de ark, maar ze vallen er ook weer af. Ze klimmen in bomen, maar ook daar komt het water. Ze klimmen de bergen op. Maar het blijft regenen en ook daar haalt het water hen in… Iedereen die buiten de ark is sterft. En niet alleen de mensen, maar ook de dieren blijven niet leven.
En de ark met Noach en zijn gezin en al die dieren? Die drijft daar op het water. Hoe hard het ook regent, maar wie in de ark is, is veilig.
Wel een jaar lang heeft, Noach in de ark geleefd. En dan op een dag zegt de Heere dat hij uit de ark mag gaan. Hij, zijn vrouw, zijn zonen, Sem, Cham en Jafeth, en hun vrouwen. Maar ook de dieren mogen weer uit de ark.
Daar staat Noach op de aarde die weer droog is. Wat een wonder! Hij is door de Heere bewaard. Hij is niet gestorven in het water van de zondvloed. Hij mag leven!
Noach gaat aan het werk. Hij bouwt een altaar. Van de reine dieren brengt hij de Heere een offer. Hij dankt de Heere, omdat hij gespaard is.
De Heere belooft aan Noach dat het nooit meer zo hard zal regenen dat alle mensen en dieren door het water zullen vergaan. Hij geeft ook een teken, de regenboog.
God liet de mensen in de tijd van Noach waarschuwen. Noach geloofde de Heere op Zijn Woord, zelfs al was er nog niets van te zien. Dat was zijn behoud. Hij wordt genoemd in de rij van geloofshelden in Hebreeën 11: Door het geloof heeft Noach, door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen, die nog niet gezien werden, en bevreesd geworden zijnde, de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin. De andere mensen wilden niet luisteren naar Gods waarschuwingen. Ze geloofden het niet.
Geloof jij het Woord van de Heere? Een watervloed zoals bij Noach komt er niet meer. Maar wel moeten we allemaal sterven. Als je niet in de Ark van het behoud bent, zul je Gods eeuwige straf moeten dragen.
Misschien denk je wel: ik ben jong en gezond, moet ik daar nu al over nadenken? Maar de Heere zegt: Bekeer je. Zoek, door het geloof, een veilige toevlucht bij de Heere Jezus. Want nu is er nog plaats in de ark, ook voor jou!
Aantekeningen bij de tekst
Genesis 6
Vers 2 Gods zonen: kinderen van Seth.
dochteren der mensen: vrouwen uit het nageslacht van Kaïn.
schoon waren: ze letten alleen op de uiterlijke schoonheid.
uit allen: niet alleen uit degenen die uit het geslacht van Seth waren, maar ook uit die van het geslacht van Kaïn.
Vers 3 Mijn Geest: Mijn Heilige Geest.
In eeuwigheid: altijd
vlees is: verdorven; niet alleen de kinderen van Kaïn, maar ook die uit Seth.
doch zijn dagen…: zolang zal de Heere uitstel geven van het oordeel en hen vermanen zich te bekeren en hun toevlucht in de ark te zoeken.
Vers 4 reuzen: reusachtige mensen, die God noch gebod vrezen en door hun geweldige lichaamskracht de mensen angst aanjagen en tiranniseren. Het wordt vermeld als een bijzondere uiting van de toorn van God over het verval van Zijn kerk.
de geweldigen: machtigen
mannen van naam: berucht vanwege hun optreden en misdaden.
Vers 5 al het gedichtsel der gedachten zijns harten: elke gedachte die in hem opkomt.
Vers 6 Toen berouwde het…: God kent geen berouw. Hier wordt op een menselijke manier van de Heere gesproken. Dit is ook zo bij het volgende ‘en het smartte Hem aan Zijn hart’.
Vers 7 van de aardbodem: van de aarde.
het vee: dit betekent hier niet alleen het tam, maar ook het wild gedierte. Ook het onschuldige vee wordt door de zondeval van de mens meegesleurd in zijn ondergang
het kruipend gedierte: dat op de aarde kruipt en in het water niet leven kan.
Vers 8 vond genade: In Noach was niets waarom de Heere hem zou sparen. God is hem gunstig gezind.
Vers 9 geboorten: de geschiedenis van zijn geslacht.
rechtvaardig: hij doet wat goed en recht is in de ogen van God.
oprecht man: van een onbesproken en onberispelijk gedrag.
In zijn geslachten: onder al zijn wereldse tijdgenoten
wandelde met God: leefde in nauwe geestelijke gemeenschap met God. Het ziet op zijn persoonlijke verhouding tot de Heere.
Vers 10 En Noach gewon drie zonen: kreeg drie zonen
Vers 11 de aarde: alle mensen die op de aarde waren.
voor Gods aangezicht: openlijk, zondigende niet alleen voor de mensen, maar ook zonder vrees voor God.
Vers 12 al het vlees: alle mensen.
zijn weg: zijn handel en wandel, zijn leven.
Vers 13 Het einde van alle vlees: de tijd van hun ondergang is nabij.
Vers 14 een ark: een boot in de vorm van een kist. Een soort bark met een vierhoekige kastvormige bovenbouw (bij de geschiedenis van Mozes wordt hetzelfde woord gebruikt voor het biezen kistje).
van goferhout: wat dat precies voor hout is geweest is onduidelijk, waarschijnlijk het hout van een soort naaldboom.
met kamers: afdelingen, hokjes, letterlijk ‘nesten’.
Vers 16 venster: voor lucht en licht.
Vers 17 alle vlees: alles wat leeft, zowel mensen als dieren.
geest des levens: een levende ziel.
de geest geven: sterven.
Vers 18 Mijn verbond: God sterkt Zijn knecht in deze bange tijd en voor dat grote werk door deze belofte. De Heere verzekert hem en zijn gezin te zullen onderhouden, op voorwaarde dat Noach Gods bevel zal uitvoeren.
Vers 19 van al wat leeft: van allerlei levende aardse dieren.
twee van elk: een paar.
Vers 20 zullen: door Gods hand, zonder dat Noach hieraan iets hoefde te doen.
Vers 21 van alle spijze: van allerlei spijze.
Naar al wat God hem geboden had: zonder tegenspraak of uitvlucht, ondanks bespotting en tegenwerking.
Genesis 7
Vers 2 rein: dit waren dieren die geofferd mochten worden.
Vers 3 gevogelte: reine vogels.
Vers 14 het gevogelte: meestal worden hiermee allerlei vogels bedoeld, maar hier betekent het ‘grote en zware vogels’.
Hebreeёn 11:7
Vers 7 door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde: op welke manier de Heere tot Noach gesproken heeft, wordt niet vermeld.
bevreesd geworden zijnde: zie achtergrondinformatie.
door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld: door zijn voorbeeld voor alle mensen om hem heen (Mattheüs 12:41, 42).
erfgenaam der rechtvaardigheid: deelgenoot, niet alleen van zijn leven, (dat was Cham ook), maar ook van het eeuwige leven, dat door de rechtvaardigheid des geloof verkregen wordt.
die naar het geloof is: door het geloof.
1 Petrus 3:19-21
Vers 20 verwachtte: 120 jaar lang.
behouden door het water: midden in en door het water.
Vers 21 waarvan…: dit ziet op de ark en de ingang van Noach in de ark, waardoor Noach behouden is gebleven in het water van de zondvloed, waarin de anderen vergingen.
2 Petrus 2:5
Vers 5 oude wereld: mensen van de eerste wereld, voor de zondvloed.
Achtergrondinformatie
Geslachtsregister van Adam tot Henoch:
Zie hiervoor ook het origineel.
Noach was vijfhonderd jaar toen de Heere hem de opdracht gaf om een ark te bouwen (zie Genesis 6:9). In Genesis 7:11 lezen we dat in het zeshonderdste jaar van Noach de zondvloed kwam. Dat was dus in het jaar 1656. Uit het overzicht hierboven blijkt dat Methusalach in dat jaar stierf; de andere voorouders waren al eerder gestorven. Niet een van hen is echter in de vloed omgekomen. Noach met zijn zonen en hun vrouwen waren veilig in de ark.
Noachs gezin
We komen diverse keren tegen dat Noach drie zonen had, opdat we zullen weten dat zijn hele huisgezin bewaard is. Het is niet zeker dat Noach pas getrouwd is toen hij vijfhonderd jaar oud was. Hier (in Genesis 5:32 en 6:9) lezen we wanneer hij onderricht werd van de komende zondvloed. Hij was toen nog geen vader, want uit Genesis 11 blijkt dat hij meer dan vijfhonderd jaar oud was voordat Sem geboren werd. Uit Genesis 9:24 blijkt dat Cham de jongste zoon was. Jafeth was de oudste. Wanneer zijn zonen vrouwen hebben genomen, lezen we niet. Wel lezen we in Genesis 10:1, dat ze pas na de zondvloed kinderen hebben gekregen.
‘Een oprecht man’
Het Hebreeuwse woord ‘volmaakt’ is hier vertaald met ‘oprecht’. Op andere plaatsen wordt dit woord vertaald met ‘zonder vlek’, ‘gaaf’, ‘onberispelijk’. Het beduidt een leven geheel ingenomen door de dienst van God. Ook in Ezechiël 14:14 wordt nog eens uitdrukkelijk gezegd dat Noach ‘een oprecht man’ was.
… en ‘bevreesd’ geworden zijnde (Hebreeën 11)
Het Griekse woord, dat in Hebreeën 11 gebruikt wordt, betekent ‘godvruchtige eerbied’ en duidt aan die voorzichtigheid van wandel, die voortkomt uit geloof in God en verbonden is met aanbidding van God. Het betekent geen bevreesdheid of slaafse angst, maar ontzag voor God en Zijn geopenbaarde waarheid, die het geweten van de mens prikkelt en hem aanzet om tot God te vlieden, om bescherming voor de kracht van de zonde bij het gevoel van eigen boosheid en zwakheid. Het gaat hier zowel over de dreigementen tegen de wereld als over de beloften die de Heere hem gedaan had.
De ark
De ark moet niet zozeer beschouwd worden als een schip om te varen, als wel een drijvend gebouw, bestemd tot toevluchtsoord en woning. Twee dingen moesten er bij het bouwen in het oog worden gehouden. Het moest een ruime bergplaats zijn en daarnaast moest het een grote zeewaardigheid bezitten. De ark was gebouwd met drie verdiepingen, en had een groot aantal kleine vertrekken (letterlijk: ‘nesten’).
De ark was 150 meter lang, 25 meter breed en vijftien meter hoog.
Verbond met Noach
Nadat God hem bevolen heeft de ark te bouwen, verzekert Hij Noach dat Hij met hem Zijn verbond zal oprichten. Hij belooft hem het behouden worden van het algemeen verderf in en door de ark. Het bouwen van de ark moest in het geloof geschieden. Noach moest geloven in de beloften van de Heere.
De zondvloed
Het woord zondvloed komen we pas in het Nieuwe Testament tegen en wel in 2 Petrus 2:5.
Het woord ‘zondvloed’ betekent letterlijk ‘grote vloed’.
Het openbreken van de fonteinen
Hiermee schijnt aangeduid te worden, dat er grote schokken in de natuur plaats hadden, als bij aard- en zeebevingen. (Verg. Habakuk 3:9) Gij hebt de rivieren der aarde gekliefd.) De uitdrukking ‘vensteren des hemels’ (verg. 2 Koningen 7:2, 19) is een sterke beeldspraak, om het neerdalen van de stromen regen uit de wolken van de hemel te beschrijven (als bij een wolkbreuk).
En de HEERE sloot achter hem toe
Noach heeft van binnen de ark mogen sluiten. Maar dit ziet op een bijzondere toesluiting en verzekering van de ark door God, of zonder middel of door de dienst van de engelen.
Iedereen die in de ark was (Noach en de zijnen), was nu veilig. Er kon niemand meer uit, maar ook niemand meer in. Daarnaast kon er ook niets in, dus ook het water niet!
Verband met de Heilige Doop
‘Gij Die naar Uw streng oordeel de ongelovige en onboetvaardige wereld met de zondvloed gestraft en de gelovige Noach, zijn acht zielen, uit Uw grote barmhartigheid, behouden en bewaard.’
Noach met zijn vrouw, zonen en de vrouwen van zijn zonen werden in het oordeel bewaard in de ark. Het water maakte scheiding tussen hem en zijn gezin en degenen die buiten de ark bleven. Zij werden afgezonderd van de andere mensen die op de aarde woonden.
Zo zijn alle gedoopten afgezonderd (‘geheiligd’) van de mensen die niet gedoopt worden. Dat betekent niet automatisch dat zij ook allemaal de zaligheid zullen beërven. Daarvoor is geloof en bekering nodig.
De zondvloed wordt een tegenbeeld van de doop genoemd (1 Petrus 3:21), omdat de doop een sacrament is van onze behoudenis uit het algemene verderf van de wereldse mensen, zoals de ark een middel was van de lichamelijke behoudenis van Noach en zijn gezin uit het verderf van de eerste wereld. Niet dat de doop zelf ons behoudt, want de doop is uitwendig en daardoor wordt de vuiligheid van ons lichaam afgewassen. Bedoeld wordt de inwendige reiniging van ons hart door het bloed en de Geest van Christus.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 2014
Kompas Handleiding | 18 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 2014
Kompas Handleiding | 18 Pagina's