Eén ding weet ik
Tijdens zijn rijles merkt Bram dat Meijer, zijn enthousiaste instructeur, wat te hard praat. Na een korte pauze bij Meijers huis, waar Bram een glimp opvangt van zijn dochter, gaat de les verder. Ze oefenen verschillende technieken, zoals de berm oefening en rijden op de snelweg. Ondanks de intensieve aanwijzingen, geniet Bram steeds meer van de les. Meijer stelt zelfs voor dat Brams broer Steven een keer mee kan rijden.
Pas als ze aan tafel gaan voor het avondeten, merkt Bram het. Vaders ogen staan mat en moeder laat de lepel uit haar handen glippen. Precies boven de ovenschotel, waardoor de tomatensaus alle kanten op spettert. Anneloes zit aan haar nagels te peuteren alsof er niets belangrijkers bestaat.
“Wat is er?” vraagt Bram aan niemand in het bijzonder.
“Zalm, spinazie, een soort lasagne, ook nog wat Italiaanse groenten”, reageert zijn moeder.
“Nee”, zegt Bram. “Ik zeg: ‘wat is er’, niet wat is het’. Trouwens, waar blijft Steven?”
Bram zit aan de kop van de tafel. Vader, moeder, Anneloes en Steven zitten altijd tegenover elkaar. Op dit moment is de stoel naast vader nog leeg. Bram denkt vlug na. Waar kan zijn broer zijn? Aan het eten ligt het niet, want Steven eet graag, en vooral lasagne.
“Zeg het dan gewoon”, bromt Anneloes. Het is niet duidelijk of ze het tegen vader of moeder heeft.
Vader schuift netjes een hap op zijn vork. Dan kijkt hij ernaar en zucht. Hij werpt een korte blik op Bram. Moeder is hem voor. “Steven heeft het even moeilijk. Hij wil op zijn kamer blijven.”
“Hij heeft…” begint Anneloes.
“Wacht even”, komt vader vlug. “Goed, hij heeft vanmiddag dingen gedaan die we niet helemaal van hem kennen. We kregen een hele discussie met hem, nergens over. Hij pakte opeens het boek dat ik voor m’n verjaardag kreeg. Het is ongelooflijk, maar hij deed het open en scheurde het doormidden, zo van boven naar beneden.”
Bram legt zijn vork neer en voelt zijn gezicht betrekken. “Wat?” Het blijft stil. Anneloes buigt zich helemaal voorover, haar neus bijna in de saus. Moeder probeert de vlekken op te deppen, maar maakt ze alleen maar erger. Vaders bril is beslagen. De stilte duurt voort.
“Waar is dat boek nu”, vraagt Bram met een dun stemmetje. “Het was een heel dik boek. U vond het erg spannend, volgens mij.”
“Nou”, zegt vader. “Dat boek is jammer. Maar de hele actie eromheen vond ik… vinden wij…”
Anneloes zegt: “Weet je wat Steven zei, hij zei…”
“Stop”, zegt vader vlug. Zijn gezicht is van pijn vertrokken. Heel even maar. Dan schudt hij zijn hoofd en kijkt Anneloes aan. “Wat hadden we nu afgesproken?”
Maar Anneloes is niet te stoppen. “Hij zei: ‘Waarvoor besta…’” Vader legt met een klap zijn vork neer en loopt van tafel, naar boven. Bram hoort de trap zacht kraken, het bekende geluid. Recht boven zijn hoofd klinkt gebrom.
Bram eet een paar happen. Hij denkt terug aan zijn rijles. Nu ineens beseft hij dat moeder amper vroeg hoe het was. Ze zei alleen: “Ging het?” Eigenlijk had hij er veel meer over willen zeggen. Vader schijnt niet eens meer te weten wat hij vanmiddag gedaan heeft. Alsof het niets is!
“Waar ligt dat kapotte boek nu?” probeert hij nog een keer. Zijn stem klinkt ook een beetje stuk. Alsof er een barstje in zit. “Hij is wel sterk, joh”, gaat Anneloes erop in. “Volgens mij deden ze vroeger van die wedstrijden telefoonboeken scheuren. Wie de meeste telefoonboeken kon doorscheuren.”
“Wat boeit dat nou”, zegt Bram. “Sterk zijn. Ja, misschien vinden kinderen uit groep 7 dat nog heel belangrijk.”
Ineens komt er een gedachte zijn hoofd binnen. Vanmiddag had hij zijn eerste rijles. Is dat het wat Steven zo van streek maakt? Vader komt de kamer weer in. Geruisloos is hij naar beneden geslopen. “Gewoon even zo laten”, zegt hij zacht. Toch is het duidelijk aan hem te zien dat hij er geen raad mee weet. En dat hij het liever niet zo wil laten.
“Pap”, zegt Bram nadat hij weer een paar happen genomen heeft. “Waarom scheurde Steven dat boek dan doormidden. Zat u hem te plagen?”
Het blijft weer stil. Iedereen is ongemakkelijk. Moeder veegt af en toe het tafelkleed glad. Maar er zit geen kreukje in.
Anneloes begint weer te praten. Met een omweggetje zegt ze: “Hij zei dat auto’s vreselijk slecht voor het milieu zijn. Bijna 10 miljoen van die vuile dingen in ons land alleen al.”
“Anneloes!” Vader maakte een geërgerde beweging. “Ga die woorden nou niet ophalen. Die jongen wist echt niet precies wat hij er allemaal uitgooide. Het is triest genoeg.”
“Hij zei het niet per ongeluk”, houdt Anneloes vol. “Het ging over autorijden.”
Bram voelt zich draaierig worden, het knijpt ergens in het midden van zijn buik. Hij schuift langzaam zijn bord van zich af. “Ik heb eigenlijk wel genoeg.” De stem van Meijer komt eraan zweven. In zijn gedachten hoort hij de ene na de andere aanwijzing. Gas bijgeven, toe maar, terug naar de drie, zo dadelijk gaan we rechts, bij die groene auto. Zo dadelijk.
Dan weer hoort hij de stem van Steven: Leuk joh, je eerste rijles. Het is zover. Dat klonk toch helemaal oké?
“Iemand een toetje?”
De enige die zijn bord ten slotte leeg heeft, is vader zelf. Hij probeert nog wat reclame te maken voor moeders vanillepudding. Anneloes staat op en begint de vaatwasser in te ruimen. Vader pakt een stapel papierwerk uit zijn koffer en legt die op tafel. Bram heeft ook wel wat huiswerk. Hij gaat schuin tegenover zijn vader zitten. Zijn wiskundeboek open op bladzijde 32.
Af en toe werpt hij een blik op de papieren van zijn vader. De meeste A4-tjes zijn maar half bedrukt, grote witte lege stukken, pijlen en tabellen.
“Wat is dat?” vraagt hij.
“Een stukje van de N348”, zegt vader. “Ik moet daar wel even serieus naar kijken. Die rotonde daar brokkelt helaas weer af.” Bram knikt. Zijn vader is wegwerker, balkman om precies te zijn. Het komt erop neer dat hij vaak ’s nachts te vinden is in de buurt van een asfaltspreidmachine. Zijn vader moet er als balkman voor zorgen dat de asfaltlaag perfect overeenkomt met de bedoeling van de opdrachtgever.
“Vannacht weer?”
“Ik vertrek om een uurtje of half tien.” Dan voegt hij er ineens aan toe: “Moeilijk, autorijden?” Hij kijkt Bram aan. Bram ziet gelijk dat zijn vader hem niet vergeten was.
“Gaat wel”, zegt hij. “Als die man maar niet de hele tijd dingen zit te zeggen.”
Zijn vader grinnikt. ‘Dat went. Het zijn in het begin veel dingen tegelijk. Als je een kruispunt nadert, voel je dat in heel je lijf. Of niet?”
‘Beetje wel ja”, geeft Bram toe. “Ik vind het op zich wel leuk. Volgende week gaan we weer.”
“Aardige vent?”
“Jawel. We hebben ook nog koffiegedronken. Hij zei dat Steven wel een keertje mee mocht rijden, over een poosje bijvoorbeeld.”
Er schiet een pijnlijke trek over vaders gezicht. Alsof hij zijn vinger tussen een autodeur kreeg. Maar hij geeft geen antwoord en buigt zich over zijn tabellen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 2025
Daniel | 48 Pagina's
