JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Eén ding weet ik

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eén ding weet ik

6 minuten leestijd

Bram is ongeduldig. Komt-ie eraan? Hij loopt naar de voorkamer, naar het raam. Hier kan hij een flink deel van de straat overzien. Nee, nog niks. Hij lijkt wel een zenuwachtig kind dat bijna niet meer kan stilstaan. Het is al 14:03 uur. Drie minuten over!

Het is vreemd: de week kon niet snel genoeg gaan, maar nu het zover is, is hij gestrest. Zo zelfs, dat hij het prima zou vinden als die hele beste meneer niet kwam opdagen.

“Ik hoor hem nog niet”, zegt Steven, die aan tafel zit, met de rug naar hem toe. Bram loopt met grote, overdreven stappen terug naar achteren. Zenuwachtig speelt hij een riedeltje op de piano. Als Steven de auto niet hoort, dan is hij waarschijnlijk nog niet eens in de wijk. Stevens gehoor is… bijzonder. Hij gaat aan tafel zitten, recht tegenover zijn broer. Zijn handen zijn plakkerig, zijn haar kriebelt. “Het is al vijf over twee”, zegt hij.

Steven kijkt hem aan met zijn lege ogen. Hij geeft met zijn rechterwijsvinger een tikje op zijn Smartwatch. “Tijd?” Een rustige mannenstem antwoordt: “Vijf minuten over twee, ’s middags.”

Weer klinkt er gebrom in de straat. Bram springt op en haast zich naar het raam. Hij probeert zo ver mogelijk naar rechts en naar links te kijken.

“Nee gozer”, zegt Steven. “Ik had het je wel kunnen vertellen. Dat is de auto van de overbuurman. Zo klinkt een BMW niet.” En inderdaad komt de buurman langsrijden. Hij draait zijn oude roestige wagen aan de overkant de oprit op en stapt uit. Steekt kort zijn vinger op naar hem.

Bram dwingt zichzelf te blijven staan. Dan hoort hij ineens een vlugge beweging achter zich. Steven komt overeind en pakt zijn taststok. Griezelig snel loopt hij naar de bijkeuken. Hij gaat buiten voor het raam langs en staat al op de stoep voordat Bram het door heeft.

Op de achterkant van Stevens T-shirt staat: Kun je het zien? Kijk, dat is iets wat Bram niet begrijpt van zijn broer. Dan gaat hij z’n broer achterna, richting de straat. Laat vooral niemand zien hoe zenuwachtig hij is.

Pal voor Stevens voeten staat een donkere auto. Hij herkent de witte L in het blauwe blokje op het dak. De BMW staat met de neus naar rechts, netjes met de banden langs de stoeprand. Hij gaat naast zijn broer staan. Stevens arm zoekt Brams rug. Dan slaat hij zijn arm om Brams schouder en trekt hem tegen zich aan. “Broertje, het is zover. Leuk joh.”

Bram slikt. Steven zal zelf nooit autorijden. Maar hij zal ook aanvoelen dat dit voor Bram niet het moment is om daarover na te denken.

Een niet al te grote man stapt uit. Dik zwart haar en een fijn brilletje. Hij loopt achter de auto langs en kijkt Bram glimlachend aan. Dan steekt hij zijn hand uit.

“Jona Meijer. Jij bent Bram?”

Bram knikt terwijl hij de man een hand geeft. “Bram van Ravenstein.” De lichtbruine ogen van Meijer houden de zijne een paar tellen vast. Ogen die zeggen: Het komt goed. Ik help je. Het wordt leuk.’

Hij zal wel ouder dan vijftig zijn, denkt Bram. De man draagt een zwarte broek en een witte bloes. Zijn mouwen zijn twee keer omgeslagen.

“Is dat je broer die je komt staan uitzwaaien? Of… wacht, nu zie ik het. Joh!” Meijer doet een stapje naar voren en neemt Stevens uitgestoken hand. Zijn andere hand legt hij er bovenop. “Jongen…” zegt Meijer zacht.

Steven schudt zijn hoofd en steekt afwerend zijn hand op.

Geen medelijden, betekent dat.

Bram ziet het. “Pas maar op, hij weet nu al ongeveer hoe u eruitziet”, grapt hij.

Steven grinnikt. “Tof dat m’n broertje nu zijn eerste rijles heeft”, zegt hij. “Gewoon in zo’n auto zitten, met het stuur in je handen. Gas geven, toeren maken, rondtoeren.”

Meijer laat Stevens hand los en doet een stapje naar achteren. Hij geeft een klopje op het dak van de BMW.

“Bram. Wij gaan even in de auto zitten. Jij achter het stuur. Belangrijk dat je tegen het verkeer inloopt. Dus voor de auto langs. Dag Steven.”

Beide portieren slaan tegelijkertijd dicht.

Daar zit hij dan. Het stuur voelt als te ver weg. Hij raakt het aan, strekt zijn armen.

‘Oké Bram, we gaan zo dadelijk onder de motorkap kijken. Het uitstappen gaat als volgt. Altijd even in je binnenspiegel kijken, dan vooruit, dan linker spiegel, daarna over je linkerschouder. Pak de deur met je rechterhand – long reach noemen ze dat – en kijk nog een keertje voordat je ‘m echt openduwt. Gaan we nu naar de motorkap, dit hendeltje omhoog hier. Waarom trouwens nooit zomaar je portier opendoen?’ Bram wacht even voor hij antwoordt. Dan zegt hij: “Anders doet daarna de airco het misschien niet meer?”

Meijer moet lachen. “Erg verlegen ben je geloof ik niet. Dat is voor mij ook prettig. Je zult wel gelijk hebben. Kom maar.” Steven staat er nog. Zijn handen gevouwen, met de taststok ertussen die op de grond rust. Als Bram de motorkap voorzichtig omhoogtrekt, komt Steven naast hem staan.

Meijer wijst één voor één de belangrijke dingen aan. “Kijk, hier hebben we de ruitensproeiervloeistof, hier de accu, daar achterin de remvloeistof. Die hebben ze ver weggestopt, want die mag je niet zelf bijvullen. Oliepeilstok. Eerst schoonmaken, dan moet-ie tussen de twee streepjes uitkomen. Hier bijvullen. En daar links zit nog de koelvloeistof. Dus Bram, vertel maar even na wat hier allemaal zit.”

Bram begint. Hij heeft goed opgelet en kan alles opnoemen. De motorkap mag hij dichtgooien. Controleren of-ie echt dicht zit. En weer instappen. Hij kijkt naar Steven die zijn duim opsteekt.

“De binnenspiegel kun je gewoon zo pakken. Je moet ‘m zo afstellen dat de bovenkant van de spiegel gelijkstaat met de bovenkant van de achterruit.’

Bram knikt, maar Meijer blijft nu zwijgend wachten. Aha, hij mag de spiegel dus nu meteen goed zetten blijkbaar.

“Stel hem maar af, zodat hij voor jou goed staat. Je moet heel de wegbreedte achter je kunnen overzien. Als je het stuur iets dichter naar je toe wilt hebben, kan je hem onder losmaken. Ja, die hendel iets naar beneden doen, ja, omlaag. Gaat een beetje stroef. Gewoon helemaal naar beneden doen, echt helemaal. Goed zo.”

Bram trekt het stuur naar zich toe en vergrendelt hem weer, op aanwijzing van Meijer. Wat een gedoe voordat hij eindelijk aan het rijden is. Hij zucht zo onopgemerkt mogelijk, maar dat lukt niet. Meijer lacht. “We gaan rijden jongen, maar voordat we dat gaan doen, zul je nog een paar keer droog moeten schakelen.”

Bram concentreert zich op de verdere uitleg. Meijer zegt: “Oké, zet hem maar in z’n twee, één, drie, vijf, twee, één, twee, zes, zeven – grapje – vier.”

Bram roert met de versnellingspook en schuift en schuift. Motor nog uit.

“Goed”, zegt Meijer eindelijk. “Je mag de motor starten.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 januari 2025

Daniel | 36 Pagina's

Eén ding weet ik

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 januari 2025

Daniel | 36 Pagina's