Verbond en doop
A. Aanwijzingen voor het gebruik
Deze schets wil de verhouding tussen verbond en doop belichten, en de betekenis van de Heilige Doop aangeven.
Het verdient aanbeveling, dat je eerst goed de schets: het genadeverbond uit deze bundel bestudeert.
Misschien kan daarover een inleiding op een voorgaande vergadering van de vereniging gehouden worden.
Bestudeer goed het doopformulier. Bereid je ook voor op vragen daarover. Bij dit onderwerp moet je er voor oppassen, dat je de doop niet onderwaardeert, maar ook niet overwaardeert. Die twee gevaren zijn levensgroot.
B. Inleiding en probleemstelling
Het verbond der genade is het merg van de ware bijbelse godgeleerdheid.
In het Oude Testament wordt het woord verbond meer dan 250 maal gebruikt en in het Nieuwe Testament wordt ruim 30 maal over het verbond Gods gehandeld.
Als gevolg van het werkverbond wordt ons Adams schuld toegerekend. Evenzo wordt door het genadeverbond de gerechtigheid van Christus toegerekend. Dus zowel de schuld als de gerechtigheid wordt verbondsmatig toegerekend. Als er geen genadeverbond is, dan is er ook geen toerekening mogelijk. Tot zover iets over het grote belang van de verbondsgedachte. Wat heeft nu de doop met het genadeverbond te maken?
Als wij het formulier lezen, horen wij in de vermaning aan de ouders: „Geliefden in den Heere Christus, gij hebt gehoord dat de doop een ordening Gods is om ons en ons zaad Zijn verbond te verzegelen". De doop heeft dus alles met het verbond Gods te maken.
De doop is het zegel van dat verbond.
Er is dus verband tussen doop en verbond. De vraag is echter: welk verband? Wat zijn wij nu eigenlijk als gedoopten?
Welke plaats nemen wij in m.b.t. het genadeverbond?
Wat is het verschil tussen een gedoopt kind der gemeente en een ongedoopte in een gekerstend land?
Op al deze vragen is steeds naar een antwoord gezocht.
C. Verschillende visies
— In de roomse kerk wordt geleerd, dat door de doop de erfzonde wordt afgewassen. Hierdoor verkrijgt men de macht om goed te doen en heilig voor God te leven.
— Luther spreekt van doopgenade en een verliesbare wedergeboorte, die ons door de doop medegedeeld wordt.
— Abr. Kuyper leert dat men zou veronderstellen, dat alle gedoopten wedergeboren zijn, totdat het tegendeel blijkt. Dit wordt de veronderstelde wedergeboorte genoemd.
— Baptisten o.a. verwerpen elke waarde van de kinderdoop.
De baptisten en de pinkstergroepen verliezen, door geen oog te hebben voor de rijke troost van Gods verbond, dan ook maar niet een bijkomstig deel van Gods waarheid. Zij verliezen het meest essentiële deel van de bijbelse leer, namelijk de goddelijke verbondsgedachte.
Het is goed, dat wij dit tot ons laten doordringen. Het verwerpen van de kinderdoop als teken en zegel van Gods verbond betekent een niet buigen voor de duidelijke taal der Schrift, dat de Heere de God van het verbond is. Er is dus sprake van twee stromingen.
De eerste gaat mank aan een sterke overwaardering van de doop en de tweede aan een sterke onderwaardering van de doop.
Al deze standpunten roepen steeds meer vragen op.
Waar sta ik met mijn doop?
Wat betekent het voor mij gedoopt te zijn?
D. Het getuigenis des Schrift
Laten we in het spoor van de Reformatie voor het antwoord naar de Schrift gaan. Als wij vanuit de Bijbel naspeuren wat de plaats was van de besneden joodse kinderen kunnen wij daaruit tegelijk de plaats van de gedoopten afleiden. De doop is immers gekomen in de plaats van de besnijdenis. Zie Col. 2 : 11 en 12.
De Schrift zegt ons dat de Heere de mens verbondsgewijze regeert. God handelt met de mens verbondsgewijze, d.w.z. dat God met iemand handelt die anderen vertegenwoordigt.
In Christus redt de Heere de uitverkoren gemeente ook verbondsgewijze. Hij redt het door Eén, Die de anderen vertegenwoordigt. Zie Rom. 5 : 12. De Heere redt zondaren door borgtocht, d.w.z. dat een Ander in hun plaats lijdt en voldoet. Zie H.C. Zondag 5.
Deze verlossingsweg heeft de Heere Adam en Eva direkt na de val geopenbaard. Zie Gen. 3 : 15. De Heere openbaarde hen, dat Hij hen zou redden in de weg van het verbond. Hij zou hen redden door de Borg Jezus Christus. Zijn Zoon zou als de Vertegenwoordiger der uitverkorenen in hun plaats lijden en sterven.
Zo maakt ons de Schrift duidelijk, dat ook in de verlossing de Heere zondaren verbondsgewijze verlost, dat is: door één Middelaar, die de ganse gemeente van Zijn uitverkorenen vertegenwoordigt.
E. De kennis van deze verlossingsweg
De Heere heeft deze verlossingsweg door middel van een Borg en Middelaar Adam en Eva bekendgemaakt. Als de Heere dat niet gedaan had waren zij daarvan onkundig gebleven. Niemand zou immers ooit op de gedachte zijn gekomen dat God Zijn Zoon de Vertegenwoordiger zou maken van verloren, doemschuldige zondaren.
Deze bekendmaking van Gods verlossingsweg door middel van een Borg en Middelaar heeft dus grote betekenis.
Dit zullen wij zien als wij nagaan hoe het in het menselijk geslacht met dat verbond Gods en de bekendmaking of bediening daarvan toch gegaan is. We wijzen erop dat God Zijn verbond ontwikkelt en verwezenlijkt in de lijn van opeenvolgende geslachten.
In die ontwikkeling is sprake van onverdiende bevoorrechting. Dordtse Leerregels hfdst. I, art. 1, 2 en 3.
Het verbond Gods krijgt gestalte in het geslacht van Seth en niet in het geslacht van Kain.
Na de vloed in het geslacht van Sem en niet in het geslacht van Jafeth en Cham. Later in het geslacht van Abraham, dat is in een bepaalde tak van het geslacht van Sem.
Tenslotte komen wij via Adam, Seth, Sem en Abraham bij Israël terecht. Ga dit na in de Schrift.
Er is een bepaalde lijn waar te nemen. Een lijn, die niet door mensen maar door God bepaald wordt. Zeer nadrukkelijk wordt ons dit getoond in Gods roeping van Abraham. Abraham heeft niet gezocht om met zijn nageslacht Gods verkoren volk te mogen zijn. Hij was eertijds een afgodendienaar. God riep hem uit het Ur der Chaldeën. Zie Gen. 12.
En hoe is het gedurende het Nieuwe Testament?
Het Evangelie heeft zijn weg via Jeruzalem, door Samaria naar Antiochië en Klein-Azië. Tenslotte komt het Evangelie in Griekenland en Rome en van daaruit wordt het verspreid over de rest van Europa.
Opmerkelijk is daarbij wat de apostel Paulus ervoer toen hij naar Bithynië wilde reizen. Wij lezen dan in de Schrift: „En de Geest liet het hen niet toe". Ga dit na in Hand. 16.
Zonder dit voorval zou het Evangelie een andere richting zijn uitgegaan en de kerk zich niet in Europa en op het westelijk halfrond, maar wellicht in China of het oostelijk halfrond hebben gevestigd.
Gods verbond ontwikkelt zich in een bepaalde van God gewilde richting. Daarom is het zulk een onverdiend voorrecht onder de bediening van Gods verbond te leven.
F. De grond van de Doop
Het blijft dus regel ook onder het Nieuwe Testament dat God Zijn verbond bevestigt in de door Hem bepaalde geslachten en volken.
Het blijft van kracht: zie wat staat in Genesis 17.
God blijft voor Zijn kerk wie Hij altijd is geweest, namelijk de God des verbonds. Hij blijft de God, Die werkt in de lijn der geslachten.
Dit is en blijft de schriftuurlijke grond voor de kinderdoop.
De grond waarop de kinderen gedoopt worden is geen andere dan de grond waarop de kinderen van het Oude Testament besneden werden. De grond is en blijft het verbond Gods.
In de doop wordt verzegeld dat de Heere als de Verbondsgod Zijn beloften houden zal en Zich zal verheerlijken in de lijn der geslachten. Niet het geloof van het kind of van zijn ouders, maar Gods verbond wordt in de doop verzegeld.
Zo komen wij tot de volgende opmerkingen:
— Gedurende het Oude en Nieuwe Testament bevestigt de Heere Zijn verbond in de lijn van opeenvolgende geslachten.
— Het is Gods wil dat de geslachten waarin Zijn verbond bevestigd wordt het teken des verbonds dragen. Dit verbondsteken is het teken van de afzondering van de wereld.
— De grond van de doop is de oude belofte, dat de Heere onze God en de God van ons zaad zal zijn. Deze belofte wordt niet in iedere gedoopte, maar in de lijn van de geslachten vervuld.
— Gods verkiezende genade loopt dwars door de lijn der geslachten. (Rom. 9 : 6).
— Alleen de genade Gods kan kinderen des vleses tot kinderen des Geestes maken. (Gal. 4 : 21-31).
G. De spanning blijft
— Niet alle nakomelingen van Seth waren waarlijk kinderen Gods; velen vermengden zich met het geslacht van Kain.
— Niet alle nakomelingen van Sem vrezen God. Velen keren zich van God af.
— Niet allen, die in de Ark bewaard worden van de zondvloed waren godvruchtig. Er was ook een goddeloze Cham bij.
— Niet alle vleselijke nakomelingen van Abraham doen Abrahams werken.
— Allen gaan door de Rode Zee en worden in de wolk gedoopt, maar in het merendeel heeft God geen welbehagen en zij komen om in de woestijn vanwege hun ongeloof. Zie 1 Cor. 10.
— Het is niet al Israël, dat de naam Israël draagt. Zie Rom. 9 : 6.
— Alle ranken zijn wel in de wijnstok, maar de ene rank wordt gesnoeid door de hemelse Vader en draagt vrucht, de andere rank wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. Zie Joh. 15.
Niet alle gedoopten vrezen God en bezitten genade.
Er zijn kinderen des koninkrijks, die hoewel zij deze naam dragen, toch eenmaal zullen worden buitengeworpen. Zie Matth. 25.
Waar sta ik dan met mijn doop?
Wij staan op heilig land en dat is ... gevaarlijk land!
Wij genieten grote voorrechten, maar als wij ons niet bekeren zullen we allen desgelijks vergaan. Noodzakeijlk is de persoonlijke inlijving in het verbond, dat ons in de doop zo genadig en welmenend door zulk een heerlijk Verbondsgod wordt aangeboden.
Elke gedoopte heeft bekering nodig!
Vergeet niet wat de Heere Jezus tegen Nicodemus, een kind des verbonds, zei: „tenzij iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien". Verwonder je daar niet over! De voorrechten van het gedoopt zijn kunnen nooit hoog genoeg gewaardeerd worden, maar maken de waarachtige bekering niet overbodig!
H. Gespreksvragen
I. Op welke wijze kunnen we de doop overschatten en op welke wijze kan de doop ook onderschat worden?
2. Wat betekenen de woorden in het doopformulier: door hetwelk de doop beduid wordt.
3. Wat betekent, dat er niet gedoopt mag worden uit gewoonte of bijgelovigheid?
4. Wat wordt ermee bedoeld: de Heere wijzen op je gedoopte voorhoofd.
5. Als je gedoopt bent, ben je in zekere zin een „geteekende". Wat houdt dat in?
I. Literatuur
A Igemeen:
Ds. C. Harinck, „Ons doopformulier". Uitgave: De Banier, Utrecht. B.B.G.- serie.
Ds. G. H. Kersten, „De Gereformeerde Dogmatiek". Hfdst. De Heilige Doop. Uitgave: De Banier, Utrecht.
W. è Brakel, „De Redelijke Godsdienst". Uitg.: De Banier, Utrecht.
Ds. G. v. Sliedrecht, „Licht over uw pad". Uitgave: H. Bout en Zn., Huizen.
Voor verdere studie:
Prof. A. F. N. Lekkerkerker, „Gij zijt gedoopt". Uitgave: J. H. Kok, Kampen.
Dr. G. de Ru, „Het Nieuwe Testament". Uitgave: J. H. Kok, Kampen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976
Salvo | 50 Pagina's