JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

2. Het Leven Van Thomas Boston

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. Het Leven Van Thomas Boston

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 17 maart 1676 wordt Thomas geboren in Duns, een stadje op de grens van Engeland en Schotland. Zijn ouders, John Boston en Afison Trotter, behoren tot de Covenanters. Om die reden wordt zijn vader gevangen gezet en hun goederen worden verbeurd verklaard, Thomas wordt op deze wijze al jong geconfronteerd met de betekenis van het bijbelse woord 'in de wereld zult gij verdrukking hebben'.

Thomas blijkt een helder verstand te hebben. Als hij zeven jaar oud is leest hij al vlot de Bijbel. Zoals hijzelf zegt "deed hij dit met groot vermaak. Ik werd daartoe voornamelijk gedreven door nieuwsgierigheid naar de bijbelse verhalen".

Jeugdjaren

Zijn jonge leven wordt gekenmerkt door ingetogenheid. Daar komt verandering in als hij de tienerleeftijd bereikt. Hij komt in verkeerd gezelschap en daardoor in verzoekingen. Maar Gods Geest weerhoudt hem ervan om uit te breken in de zonden: "Ik herinner mij de plek waar ik bitter weende vanwege mijn onvoorzichtigheid".

Toch gaan deze indrukken voorbij en ontdekken ze hem niet aan de wortel van zijn verdorven natuur.

In 1687 hoort hij een preek van Ds. H.Erskine, de vader van Ebenezeren Ralph Erskine. Thomas is dan twaalf jaar oud en Gods Woord dringt in in zijn hart: "Ik werd gebracht onder het besef van mijn verloren staat van nature en de absolute noodzaak van Christus werd mij ontdekt". Twee preken die diepe indruk op Thomas maken gaan over Joh. 1: 29: "Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt" en over Matth. 3: 7: "Gij adderengebroedsels, wie heeft u aangewezen te vlieden van de toekomende toorn?" De Covenanters krijgen in deze tijd meer vrijheden, zodat hij regelmatig de diensten waarin Ds. Erskine voorgaat, kan bezoeken. Deze predikant preekte scherp de wet, maar wees tegelijk op de ruimte die er in Christus is voor verloren zondaren. Thomas trotseert weer en wind om het Woord te horen: "In deze dagen had ik een brandende genegenheid tot de godsdienst, zelfs een ijver om terwille hiervan te lijden".

Op school vindt hij twee vrienden die ook de Heere kennen. Ze zijn dikwijls met z'n drieën bij elkaar om samen te bidden, het Woord te lezen en daarover te praten.

Na enkele jaren onderwijs op de Latijnse school, beheerst hij het Latijn en als dertienjarige jongen kan hij gedeelten van het Nieuwe Testament vertalen in het Grieks. Enkele maanden later laat hij zich inschrijven voor de universiteit.

Op de universiteit

Het duurt echter twee jaar voordat hij op de universiteit kan worden toegelaten. Daar zijn vader geen geld heeft om zijn studie te betalen moeten er andere wegen worden bewandeld om toegang tot de lessen te krijgen. Dit gaat echter niet zonder slag of stoot.

Soms laat Thomas de moed zakken en is hij bang dat hij nooit op de universiteit terecht zal komen: "Temidden van de moeilijkheden waarmee ik te worstelen had, in de weg tot mijn doel, werd ik gebracht tot het gebed en ik riep tot God of Hijzelf wilde voorzien in middelen, waardoor mijn begeerte kon worden vervuld".

In deze periode overlijdt zijn moeder en is zijn vader zeer ernstig ziek. Gelukkig mag zijn vader herstellen. In deze moeilijke wegen mag hij Gods leiding erkennen : "Het is de wijsheid Cods in het leiden van de blinden in een weg, die zij niet geweten hebben ".

Als door een wonder wordt Thomas op vijftienjarige leeftijd toegelaten tot de universiteit in Edinburgh, nadat een regent van de universiteit een vertaling van het Griekse Nieuwe Testament van Thomas heeft gezien. Na een voorbereidende studie in de klassieke talen, de wiskunde en de filosofie, begint hij aan de theologische opleiding. Na verloop van tijd krijgt hij de gelegenheid om in de praktijk bezig te zijn. Hij komt in een welgesteld gezin in Kennet en moet daar, wegens afwezigheid van de heer des huizes, huisgodsdienstoefeningen leiden. Bovendien geeft hij catechesatie aan het personeel. Het is een goede leerschool voor hem, vooral omdat hij verlegen is en moeilijk in het openbaar spreekt. Zijn huisgenoten spreekt hij aan wanneer zij bepaalde zonden doen, zoals het gebruik van grove woorden. Of doordat zij de zondag ontheiligen door allerlei werk te verrichten. Dat wordt hem niet door iedereen in dank afgenomen: "Wanneer zij met mij spraken, waren

"Wanneer zij met mij spraken, waren hun woorden zacht als boter, maar wanneer zij over mij spraken, deden zij dat in woorden scherp als zwaarden". Deze omstandigheden drijven hem uit in het gebed tot God, Die Hem steeds weer de kracht geeft om zijn werk zo getrouw mogelijk te doen. Na zijn verblijf in Kennet moet

Na zijn verblijf in Kennet moet Thomas zich in één van de classes aanbieden om het slotexamen af te laten nemen en een proefpreek te houden. Hij preekt over "Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard", (joh. 1:18) en wordt toegelaten om in de gemeenten voorte gaan. Toegelaten om te preken

Toegelaten om te preken Hij begint zijn preken op voortvarende wijze "daar ik gaarne des duivels nest in brand wilde steken". De jonge Boston probeert in alle ernst om zijn hoorders ervan te doordringen dat er een eeu- wigheid aanstaande is. Zijn eerste preek is uit Psalm 50: 22: "Verstaat dit toch, gij godvergetenden; opdat Ik niet verscheure, en niemand redde". Toch moet er wat in zijn eerste preken ontbroken hebben want van een ervaren predikant krijgt hij de opmerking: "Indien gij begonnen waart Christus te prediken, zoudt gij meer voldoening hebben gehad". In zijn eerste preken was er een grote nadruk op Gods toorn, waardoor de verlossing die in Christus is in het gedrang kwam. Thomas neemt deze raad ter harte en beschouwt hem "als een wenk van de goede hand van Cod gegeven".

Ruim twee jaren gaat Boston voor in vakante gemeenten. In verschillende plaatsen wil men hem graag als predikant hebben. Maar Boston heeft geen duidelijkheid in de weg die hij moet gaan. Bij sommige beroepen ontbreekt hem de vrijmoedigheid om het beroep aan te nemen, bij andere beroepen wordt de weg door andere omstandigheden afgesneden.

Het is voor hem wel een weg van beproeving. Hij voelt zich nutteloos. Van zijn omgeving, uitgezonderd zijn oudste broer Andrew, ondervindt hij weinig begrip. Bovendien laat zijn zwakke gezondheid zich gelden.

Voor zijn geestelijk leven is het een gezegende tijd, al heeft hi| ook veel aanvechtingen. De gelijkenis van de Parel van grote waarde leert hem hoe weinig hij nog weet van de Persoon en het werk van Christus. Het verlangen om Hem meer te mogen kennen wordt daardoor aangewakkerd. Zo mag hij in zijn geboorteplaats Duns spreken over Psalm 45 en zijn hart wordt vervuld met de liefde van Christus: "Mijn hart werd aan Hem verbonden, als de dierbare Celiefde aan mijn ziel".

In 1699 wordt hem een gemeente toegeschikt. Het is het plaatsje Simprin, 8 kilometer verwijderd van Duns. Boston voelt er aanvankelijk niet veel voor. De gemeente is niet erg aantrekkelijk: er zijn slechts 100 leden, het traktement is laag, de kerk lijkt meer een schuur en een pastorie is er ook niet. Het kost Boston veel strijd om het met God eens te worden: "Het was een sterke worsteling voor mij geweest, toen ik het mes zette op de keel van mijn eigen zin en wil in deze zaak. Maar ik mocht geraken tot het opofferen van mijn wil aan de wil van Cod. Zo werd ik toebereid door Cod om het beroep naar Simprin aan te nemen". Op 21 september 1 699 wordt hij in Simprin bevestigd met de tekst uit Hand.20: 24: "Maar ik acht op geen ding, noch houde mijn leven dierbaar voor mijzelven, opdat ik mijn loop met blijdschap mag volbrengen, en den dienst, welken ik van den Heere Jezus ontvangen heb, om te betuigen het Evangelie der genade Gods".

Predikant te Simprin

Onder armoedige omstandigheden moet hij zijn werk in Simprin beginnen. Omdat er nog geen pastorie is neemt hij voorlopig zijn intrek in een klein huisje. Gelukkig is er een tuin bij zodat hij gedeeltelijk in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Zijn traktement is erg laag en bestaat deels uit natura.

Het belet hem niet om ijverig zijn werk te doen. Veel werk besteedt Boston aan zijn preken. Hij houdt zondags drie diensten, 's Morgens een korte preek gericht op Gods Wet, 's middags een preek als Evangelieverkondiging en 's avonds behandelt hij een vraag uit de Grote Catechismus van Westminster (een Schots belijdenisgeschrift).

Doorzijn pastorale bezoeken leert hij zijn gemeenteleden kennen. Hij probeert hun vertrouwen te winnen en eerlijk met hun zielen om te gaan. Hij komt veel onkunde en geesteloosheid tegen. In heel zijn gemeente vindt hij maar één huis waar de huisgodsdienst wordt gehouden. De mensen zijn lui in het onderzoek van de Bijbel en blijven daarom in de macht van het ongeloof. Het overtuigt hem ervan hoe belangrijk het is het Woord uit te dragen. Daarom gaat hij de gezinnen langs om catechesatie te geven en houdt hij op donderdagavond een 'Fellowshipmeeting', een soort 'gezelschap' in zijn eigen huis. Toch kent hij zelf ook tijden dat zijn

Toch kent hij zelf ook tijden dat zijn geloof minder funktioneert: "Menigmaal ben ik gewaar dat ik op de

"Menigmaal ben ik gewaar dat ik op de dag des Heeren dodig ben, wanneer ik opsta of naar de kerk ga. Doch meestentijds maakt de Heere mijn banden los, wanneer ik predik. Ook voor mijzelf vind ik dan vertroosting, en als ik thuis kom vind ik dat mijn hart leunt op Christus, en ik mag het hele gewicht van mijn zaligheid leggen op een gekruiste Christus".

Op 1 7 juli 1 700 treedt hij in het huwelijk met Katharina Brown. De eerste tijd in hun huwelijk wordt de zegen van de Heere rijk ervaren, maar dan komen de tegenslagen. Zijn vader sterft, wat een grote slag voor Boston is. Een maand later wordt hun eerste kindje geboren, maar het kindje heeft een dubbele hazelip en kan dus moeilijk drinken. Dat brengt veel zorgen met zich mee. Bovendien is zijn vrouw door de zware bevalling erg verzwakt. Met dit alles heeft God een bedoeling: "Het behaagde de Heere iets van Zichzelf aan mij uit te laten, zodat, met het oog op mijn moeiten, ik duidelijk zag dat ik ze nodig had. Er was een overtuigende kracht bij en mijn ziel mocht des Heeren liefde zien in al die druk. Aan mijn hart werd het vergund te zeggen: 'Hij heeft alle dingen wel gedaan "'. Het is in deze tijd dat Bostons inzicht

Het is in deze tijd dat Bostons inzicht in de leer van de genade verdiept wordt, doordat hij een boekje vindt met de titel "The Marrow of Modern Divinity". In het Nederlands vertaald is dit "Het Merg van het Evangelie". Dit boek is geschreven door een zekere Fisher. Het boek is niet bekend maar het maakt op Boston grote indruk. In het boek wordt door middel van een samenspraak gehandeld over de Wet, het Evangelie, de ver het Evangelie, de vereniging met Christus door het geloof en de heiligmaking. Sterk wordt het verschil tussen de wet als eisende wet in het werkverbond én de wet als een regel des levens in hetgenadeverbond benadrukt. Ook de vrije aanbieding van Christus aan alle hoorders -zonder enige voorwaarde in de mens- krijgt de volle aandacht.

Het boekje zal later een belangrijke rol spelen in de geschiedenis van de

Schotse kerk, wanneer er een strijd zal ontstaan over de inhoud van de bijbelse leer.

Om vanuit de Schrift zicht te krijgen in de leer der genade verdiept Boston zich in de Galaten- en Romeinenbrief. Hierin vindt hij de leer van "Het Merg" bevestigd. Het geloof is geen voorwaarde maar slechts instrument om in Christus gerechtvaardigd te worden. Op 2 augustus 1 702 mag Boston, voor het eerst het Heilig Avondmaal bedienen: "De Heere was mij nabij en genadig in het werk".

In zijn gezin begint hij met het houden van huisgodsdienstoefeningen. Ze bespreken het bijbelgedeelte dat gelezen is. "Wanneer er soms een aanleiding scheen te zijn van onze gewoonte af te wijken sprak ik toch een weinig, liever dan het geheel na te laten. Ik vreesde dat onderbreking de weg mocht banen tot het nalaten van deze oefening". Bostons gezondheid blijft zwak, evenals die van zijn vrouw. Bovendien moet hij verschillende keren een kind door de dood verliezen. De tegenslagen verbinden hem te meer aan God, al gaat dat soms met veel strijd gepaard.

Aan de andere kant mag hij vruchten gaan zien op zijn werk: "Mijn ziel erkende met dankbaarheid de goedheid Cods dat hij mij, onwaardige, nuttig had gemaakt voor verscheidene van het volk ".

Toch is er nog een ander werkterrein voor hem. Hij krijgt een beroep uit Ettrick, een gemeente niet ver bij Simprin vandaan. Alhoewel dit beroep ook weer veel strijd met zich meebrengt, mag hij toch geloven dat God zijn weg naar Ettrick leidt. Bij zijn afscheid spreekt hij de gemeente van Simprin op aangrijpende wijze toe: "Zover ik weet heb ik niets achtergehouden, dat ik niet zou verkondigd hebben al de raad Cods, zoals het u nodig was.

Ik heb tot u gesproken van het gevaar de middelen te verzuimen en ik ben vrij van het bloed van u allen. Overdenkt ook, hoe het met u onder de middelen is gegaan. Indien sommigen zijn gebracht tot de kennis van zichzelf en Christus en verkwikt zijn geworden, dankt Cod ervoor. Maar is het anders geweest, treur daarover voor de Heere".

Predikant te Ettrick

De gemeente van Ettrick bestaat uit 700 zielen, die verspreid wonen over een uitgestrekt gebied in het graafschap Selkirkshire. Evenals in Simprin doet Boston huisbezoeken en geeft hij catechesaties. Zo leert hij het geestelijk leven van zijn nieuwe gemeente kennen. Hij beschrijft dit als volgt: "Het volk was bij-de-hand en ik bemerkte dat zij ongewoon veel zelfvertrouwen hadden. Hun inbeelding was groot en hun aanmerkingen waren vele. Zij veroorloofden zich allerlei vrijheden ten aanzien van de wet en de kerk. De belangstelling van velen voor de prediking was gering. De prediking op de dag des Heeren werd koel ontvangen, maar als er iets in de preek voorkwam betreffende het openbare leven, dan spitsten zij hun oren".

Behalve dat zijn gemeenteleden niet gemakkelijk zijn ondervindt Boston veel last van een groep afgescheidenen, volgelingen van John Macmillan. Deze mensen stoken anderen op om ook de kerk te verlaten. Ze zijn er de oorzaak van dat er veel onrust en vijandschap is. Soms wordt Boston er bijna moedeloos van. Ook in zijn gezin zijn er grote tegen

Ook in zijn gezin zijn er grote tegenslagen. In de zomer van het jaar 1 708 moet hij voor de vierde maal een kind, zijn zoontje Eben-Ezer, door de dood verliezen: " Vóór hij stierf vond ik veel hulp bij Cod. Ik had nooit meer vertrou-wen in een dergelijk geval, dan in dat van dit kind, daar ik geloofde dat hij des Heeren was. Ik ontving meer dan gewone vrijmoedigheid in hem aan de Heere te geven, opdat hij gezaligd zou worden door het bloed van Christus".

Gelukkig zijn er in de gemeente ook mensen die hem in deze moeilijke dagen tot steun en troost zijn. Sinds zijn bevestiging is de kerkeraad met drie ouderlingen uitgebreid. Die ouderlingen heeft Boston ook wel nodig in verband met de vele tuchtgevallen die zich in zijn gemeente voordoen, met name door overtreding van het zevende gebod. Helaas laten de betrokkenen zich meestal niet waarschuwen en volharden zij in de zonden.

Evenals in Simprin maakt Boston veel werk van zijn preken. In een serie preken behandelt hij de viervoudige staat van de mens: voor de val, na de val, door de wedergeboorte en in heerlijkheid. Deze preken zijn het middel om leven te wekken in de gemeente van Ettrick. Later zullen zij in boekvorm worden uitgegeven en deel uitmaken van zijn beroemdste werk "De viervoudige staat".

Het duurt drie jaar voor hij het aandurft om het Heilig Avondmaal te bedienen. Hij preekt uit Luk.14: 23 : "En de heer zeide tot den dienstknecht: Ca uit in de wegen en heggen; en dwing ze in te komen, opdat mijn huis vol worde;" .

Een andere teleurstelling in zijn gemeente doet Boston in 1 714 op. In dat jaar proberen de jacobites, de volgelingen van het Schotse koningshuis Stuart, James Edward op de troon te krijgen. Deze prins woont in het roomse Frankrijk en is een bedreiging voor de presbyterianen. Op een oproep van de regering om de opstandelingen het hoofd te bieden reageert niemand uit de gemeente van Ettrick. Boston ziet hierin een bevestiging van hun lauwheid ten opzichte van de ware godsdienst en is zeer teleurgesteld.

In deze tijd wordt hij ook betrokken bij de zogenaamde 'eed van afzwering'. In deze eed was een formulering opgenomen die inhield dat de regerende vorst lid diende te zijn van de Anglicaanse kerk. Dat betekende dat zij die deze eed zouden afleggen, ermee instemden dat de regerende vorst aan het hoofd van de kerk zou staan. Dat was voor een aantal predikanten niet te aanvaarden en zij weigerden de eed af te leggen. Boston aarzelt aanvankelijk om een beslissing te nemen. Uiteindelijk legt hij de eed niet af.

Op andere momenten komt hij onverschrokken voor zijn mening uit. Op een synode (1 728) eist hij om tuchtmaatregelen te nemen tegen professor Simson, die al jaren op bedekte wijze de Godheid van Christus loochent. Hoewel hij tijdens deze synode alleen lijkt te staan blijken er toch predikanten, waaronder de Erskines, te zijn die het met hem eens zijn : "Maar voorwaar, de Heere Zebaoth heeft ons een overblijfsel nagelaten en wij hebben nog een aanzienlijk aantal van hen die zuchten en roepen om staande te blijven ".

In zijn gemeente mag hij vruchten waarnemen op zijn prediking. Namen er de eerste maal 57 mensen deel aan het Heilig Avondmaal, in 1 714 is dit aantal toegenomen tot 103. Toch spreekt Boston tijdens de bediening met grote nadruk diegenen aan, die nog buiten Christus voortleven. Het doet hem verdriet dat zo velen zich niet aan de Heere overgeven. De Avondmaalstijden zijn niet alleen hoogtepunten in zijn ambtelijk leven, hij mag dan ook vaak een persoonlijke zegen ontvangen.

In 1 71 6 overlijdt voor de zesde maal een kind: "Ik heb nooit eerder dan toen, zulk een troostelijk gezicht gehad op de beschikking van Cod over onze kinderen. Ik zag dat de Heere vrij is in het handelen met onze kinderen, anders dan tot onze tijdelijke troost. Hij nam het grootste deel van mijn kinderen tot Zich in hun kindsheid, zodat zij niet tevergeefs in de wereld gebracht zijn. Ik zag redenen de Heere te danken, dat ik vader was gemaakt van zes kinderen, die nu in het graf liggen en in het bezit waarvan ik mij slechts een korte tijd mocht verheugen. Maar niemand van hen is verloren gegaan. Ik zal hen allen weerzien in de dag der opstanding. Die zin in het verbond: 'En uws zaads Cod' was mij zoet".

Zijn eigen gezondheid blijft ook zwak en zijn vrouw lijdt sinds 1 720 aan ernstige depressies. Het kruis drukt zwaar, maar God ondersteunt hem: "ik mocht door genade zeggen: Welkom, welkom! Ik kuste de roede om Diens wil, Die had gekreund en was gestorven aan het kruis voor mij".

Het is voor zijn vrouw de weg waarin de Heere haar verzekering geeft dat Christus ook haar persoonlijke Borg is. Een vraag waarmee Boston zich vaak bezighoudt is wat het doel is van alle tegenslagen. Hij schrijft daarover een boekje "Het kromme in het levenslot" naar aanleiding van Pred. 7: 1 3: "Aanmerk het werk Gods; want wie kan recht maken, dat Hij krom gemaakt heeft?"

In het jaar 1 720 wordt op de algemene Synode van de Schotse kerk de leer van "Het Merg" veroordeeld. Boston en elf andere predikanten, waaronder de gebroeders Erskine, gaan hiertegen in beroep. Zij wijzen de Synode erop dat door dit besluit afbreuk wordt gedaan aan het Evangelie. Bovendien dreigt er nog een gevaar: Het gevaar dat de christelijke godsdienst niet méér zou inhouden dan het naleven van geboden en regels. Op de algemene Synode in 1 722

Op de algemene Synode in 1 722 wordt het beroep van de Marrowmen, zoals ze genoemd werden, afgewezen en de veroordeling van het "Merg" gehandhaafd. De belangrijkste bezwaren tegen het boekje hebben betrekking op de zekerheid van het geloof en het onvoorwaardelijk aanbod van genade. Voor Boston is het een grote troost dat "Het Merg" al door het hele land bekendheid heeft gekregen. Het dient "als een banier die opgeheven wordt vanwege de waarheid" In 1 726 verschijnt een nieuwe uitgave, waaraan aantekeningen van Boston zijn toegevoegd. Ondanks het feit dat er in 1716 een

beroep van een andere gemeente op Boston uitgebracht is, mag hij nog steeds de gemeente van Ettrick dienen. Voor het beroep heeft hij bedankt maar het heeft wel zijn uit-werking gehad in Ettrick. De gemeente is hem meer gaan waarderen. Er wordt in de kerk beter geluisterd en het Woord doet zijn kracht.

In zijn preken vindt hij het van groot belang om met hoogachting over de Wet te spreken, want "de volledige ontvouwing van het gebod is nodig om de behoefte aan Christus te ontdekken".

Het centrale thema is: "Komt tot Christus om onder Zijn gerechtigheid te schuilen, opdat u gerechtvaardigd mag worden en vergeving en aanneming mag verkrijgen ".

Veel aandacht schenkt Boston ook aan de toepassing van de zaligheid door de Heilige Geest. Het is zijn verlangen om de 'volle raad Gods" te verkondigen.

De laatste jaren van zijn leven is Boston, wegens zwakte van zijn lichaam, meestal aan huis gebonden. Hoewel het niet altijd gemakkelijk is mag hij toch in deze weg Gods goede hand zien. Hij heeft op deze manier de gelegenheid om zijn belangrijke boek "Beschouwingen over het verbond der genade" te schrijven. Het boek verschijnt pas na zijn dood.

Vlak voor zijn sterven spreekt hij de gemeente voor het laatst toe:

"Onderzoekt uzelf of u in het geloof zijt. Het bestaat in uw vereniging met Christus en een zaligmakend belang in Hem, in uw verlossing van de vloek der wet, in het doen wat de Heere aangenaam is en ten laatste in uw eeuwig heit. Het is Cods gave, maar de Heere werkt het in de weg van de middelen. Velen bedriegen zichzelf voor de eeuwigheid, daarom beproeft uzelf, zeg ik u, of u in het geloof bent of niet. Opdat u het gezag van de grote Heere van hemel en aarde zult hoogachten en niet zult vallen in de handen van de levende Cod, van waaruit geen verlossing is". Op 20 mei 1 732 gaat Thomas Boston in in de vreugde zijns Heeren.


Beknopte biografische gegevens

van Thomas Boston, zijn zoon en enkele vrienden

Thomas Boston Sr.

Geboren in Duns 17 maart 1676, overleden in Ettrick 20 mei 1732, zoon van John Boston en Alison Trotter, preekbevoegdheid op 17 juni 1697, bevestigd in Simprin 21 september 1699, Ettrick 1 mei 1707, gehuwd met Katharine Brown op 17 juli 1700 (overl. 4 maart 1737);

Kinderen: Katharine, geb. 24 mei 1701, overl. in 1702, John, geb. 29 april 1702, overl. 1757, Robert, geb. 21 maart 1704, overl. 26 januari 1705, Jane, geb. 1 november 1705, overl. 1765, Ebenezer, geb. 23 april 1707, overl. 8 september 1707, Ebenezer, geb. 4 augustus 1708, overl. 10 oktober 1708, Thomas, geb. 9 februari 1710, overl. 30 april 1712, Alison, geb. 8 juni 1711, overl. 1765, Thomas, geb. 3 april 1713, overl. 13 februari 1767, Katharine, geb. 15 juli 1715, overl. 12 maart 1716.

Thomas Boston Jr.

Geboren in Ettrick, 3 april 1713, jongste zoon van Thomas Boston Sr., preekbevoegdheid 1 aug. 1732, bevestigd in Ettrick 4 apr. 1733. Oxnam 10 mei 1749, beroepen in 1755 Jedburgh, beroep geweigerd, aanleiding tot uittreding in 1757, sticht kerkgebouw in Highstreet, Jedburgh, vormt samen met Thomas Gillespie in 1761 Presb. of Relief, overleden 13 februari 1767, begraven in de toren van de beroemde Abdijkerk van Jedburgh.

Gabriël Wilson

Geboren in Edinburgh 28 juni 1697, preekbevoegdheid 11 november 1706, assistent van Gabriël Semple van Jedburgh, bevestigd in Maxton 23 februari 1709, overleden 11 februari 1750. Hij was één van de twaalf "Marrow-men". Later stelde hij zich steeds meer geïsoleerd op binnen de kerk van Schotland en zocht hij contact met de zogenaamde Glassites, een afgescheiden groepering die de principes van het independentisme aanhing.

Henry Davidson

Geboren 1687 in Eckford, preekbevoegdheid 5 maart 1712, bevestigd in Galashiels 21 december 1714, overleden 24 oktober 1756. Davidson behoorde tot de "marrow-men"; evenals Wilson had hij sympathie voor de Glassites. Sinds 1735 tot aan zijn dood liet hij de avondmaalsbediening na, omdat hij grote moeite had met de avondmaalspraktijk in zijn dagen.

Alexander Colden

Geboren 1654, predikant in Ierse Presbyteriaanse kerk, bevestigd in Bunkle 7 augustus 1690, overgeplaatst naar Duns 5 december 1693, naar Oxnam 8 mei 1700, overleden 29 juni 1738.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1994

Mivo +16 | 24 Pagina's

2. Het Leven Van Thomas Boston

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1994

Mivo +16 | 24 Pagina's